ijk Flashcards
Eigenlijk
Actually / Example: Eigenlijk wil ik thuis blijven. (Actually, I want to stay home.)
Mogelijk
Possible / Example: Is het mogelijk om te komen? (Is it possible to come?)
Natuurlijk
Naturally / Example: Natuurlijk kom ik naar het feest. (Naturally, I’ll come to the party.)
Duidelijk
Clear / Example: Het is duidelijk dat hij gelijk heeft. (It is clear that he is right.)
Waarschijnlijk
Probably / Example: Waarschijnlijk regent het morgen. (It will probably rain tomorrow.)
Pijnlijk
Painful / Example: De val was erg pijnlijk. (The fall was very painful.)
Rustig
Calm / Example: Blijf rustig, er is geen probleem. (Stay calm, there is no problem.)
Gelukkig
Fortunately / Example: Gelukkig kwam hij op tijd. (Fortunately, he arrived on time.)
Gelijk
Equal / Example: We hebben een gelijk aantal punten. (We have an equal number of points.)
Kunstmatig
Artificial / Example: Deze bloem is kunstmatig. (This flower is artificial.)
Lelijk
Ugly / Example: Dit gebouw is echt lelijk. (This building is really ugly.)
Verschrikkelijk
Terrible / Example: Het weer is verschrikkelijk vandaag. (The weather is terrible today.)
Geweldig
Great / Example: Het concert was geweldig. (The concert was great.)
Vrijelijk
Freely / Example: Hij spreekt vrijelijk over zijn ideeën. (He speaks freely about his ideas.)
Heerlijk
Delicious / Example: Dit eten is heerlijk. (This food is delicious.)