Conjuncties Flashcards
1
Q
Toen
A
When / Then
2
Q
Terwijl
A
While - Ik luisterde naar muziek terwijl ik mijn huiswerk maakte.
3
Q
Zodra
A
As soon as / Zodra ik thuis ben, bel ik je.
4
Q
Vanaf
A
from” or “starting from”. Het museum is open vanaf 10 uur.
5
Q
vochtig
A
humido. Het weer in Colombia was vochtig.
6
Q
A