II.3 Stress Flashcards

1
Q

Definitie stress

A

-Interactie tussen individu en omgeving
-Onevenwicht tussen draagkracht en belasting
-Interpretatie (‘Appraisal’) is cruciaal: stress is per definitie subjectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Leer tabel op slide 6 II.3

A

Zal het proberen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Stresshanteringswijzen/coping styles

A

Proces van hantering van subjectief belastende externe of interne eisen die de mogelijkheden van een persoon dreigen te overstijgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Problem focused-coping

A

Wanneer mensen een gevoel van controle over de situatie ervaren, waardoor ze het probleem kunnen aanpakken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Emotional based-coping

A

Wanneer we weinig controle ervaren over het probleem, emoties reguleren: vermijden, afstand nemen, accepteren, zoeken van emotionele steun, alcohol, boosheid ventileren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Goede vs slechte hanteringswijzen

A

-Afhankelijk van de situatie
-Flexibiliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Categorieën stressmetingen

A

-Fysiologische, verbale en gedrag
-Heterogeen concept: metingen werken apart, maar werken voor een klein deel samen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Ratio sympatische divisie

A

1:10 pre- vs postganglionaire zenuwen
-Algemene brede invloed op organen
-Geïntegreerde invloeden over verschillende organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Noradrenaline

A

Sympatisch postganglionair: gladde spiercellen, cardiale pacemaker (activerende functie)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Acetylcholine sympatisch

A

-Preganglionair
-Sympatische preganglionaire vezels secretairen acetylcholine thv cellen bijniermerg
-Vrijmaken van catecholamines (adrenaline/nor-) in bloedbaan die sympatische activiteit versterken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Ratio parasympatische divisie

A

1:3 pre- vs postganglionaire zenuwen: gelocaliseerde specifiekere invloed op organen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Acetylcholine parasympatisch

A

-Postganglionair: gladde spiercellen, cardiale pacemaker: inhiberende functie
-Ook preganglionair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hartslagvariabiliteit

A

-Veel gebruikte AZS-maat in stress onderzoek
-Non-invasief
-Lager tijdens stress (parasympathetic withdrawal), lager bij mensen met stress-gerelateerde aandoeningen
-Index voor cardiale para activiteit, ook voor ‘inhibitorische capaciteit’ om stress responsen onder controle te houden (vagal brake)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Respiratoire Sinus Arrythmie (RSA)

A

Variaties in hartslag die het ademritme volgen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Reptilian ‘Dumb’ vagus

A

-Dorsal motor nucleus
-Enorme hartslagvertraging ifv conservatie zuurstof
-Death feigning, passive

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

‘Smart’ vagus

A

-Output kan gemonitored worden via RSA
-Promoot aandachtsresponsen, emotionele expressie en communicatie
-Heeft tonisch een vertragende invloed op het hart
-Kan fasisch opgeheven worden onder bedreigende omstandigheden

17
Q

Jacksoniaans principe

A

In de hersenen inhiberen filogenetisch nieuwere structuren de oudere

18
Q

Centrale cortisol receptor type I

A

-MR, mineralocorticoid
-Sensitief voor lage cortisolniveaus
-Negatieve feedback voor regulatie ifv normale metabole circadiane variaties

19
Q

Centrale cortisol receptor type II

A

-GR, glucocorticoid
-10-20x gevoeliger voor cortisol dan I
-‘Stressniveaus’ van cortisol
-Vooral in amygdala
-Moduleren genexpressies van cel die ze bezetten

20
Q

Amygdala sensitizatie door cortisol

A

-Verhoogde en langdurige CRF productie, feedback regulatie van cortisol minder effectief
-Verhoogde en gecontinueerde stress responsen, waaronder veranderingen in de timing, duur en grootte van cortisol responsen

21
Q

Chronische stressor

A

Een stressor die lastig of nooit weg zal gaan, zoals traumatische ervaringen en armoede

22
Q

General adaptation syndrome

A

-Selye, 1936
-3 fasen bij stress: alarm, weerstand, vermoeidheid

23
Q

Allostatische belasting

A

De chronische belasting van het lichaam door voortdurende stress

24
Q

Allostase

A

Het handhaven van stabiliteit door het lichaam in veranderde omstandigheden

25
Q

Routes gezondheidseffecten stress

A

Fysiologische, gedrag en sociale

26
Q

Parasympathetic activitity

A

Anti-inflammatoir

27
Q

Sympathetic activity

A

Effect hangt af van de duratie en de kracht van de stress:
-Acuut: Verlaagde lymfocyte proliferatie en verhoogde aantal NK-cellen en activiteit
-Verlengd: Verlaagde lymfocyte proliferatie en verlaagde NK-cellen activiteit

28
Q

Hpa-axis activity

A

Endorphines, ACTH and cortisol leiden tot onderdrukking van bijna alle aspecten van het immuun systeem

29
Q

Gedrag onder stress

A

Vaak ongezond, dus minder sporten/meer drinken

30
Q

SES

A

Socio-economische status

31
Q

Effect lagere SES

A

Meer stress en minder buffers

32
Q

Controle

A

-Stress buffer
-Des te meer controle je hebt over je omgeving, hoe minder stress je zal ervaren (kan subjectieve controle zijn)

33
Q

Zelf-effectiviteit

A

-Stress buffer
-Vertrouwen in zichzelf dat ze in staat zijn hun leven onder controle te houden

34
Q

Sociale steun

A

-Stress buffer
-Verschillende varianten: emotioneel, materieel/praktisch, advies

35
Q

Sociale integratie

A

-Stress buffer
-Verschillende rollen waarmee je stress verlicht: zoon, student, team lid
-Eenzaamheid als sociale integratie mislukt

36
Q

Eenzaamheid

A

-Subjectief gevoel, betekent niet dat je effectief alleen bent
-80% bij <18 jarigen; 40% bij >65 jarigen rapporteert zich soms eenzaam te voelen
-15-30% van de algemene bevolking ervaart chronische eenzaamheid

37
Q

Lichamelijke effecten van eenzaamheid

A

-Hogere totale vasculaire weerstand
-Hogere bloeddruk, vooral bij oudere mensen
-Hogere ochtendlijke cortisol-output
-Snellere progressie Alzheimer
-Minder gezond gedrag (moeilijkere zelf-regulatie)

38
Q

Correlatie ademhaling en hartslag

A

Bij inademing hogere hartslag en bij uitademing lagere hartslag

39
Q

Mechanismen die verband PA-gezondheid kunnen verklaren

A

-Gezondheidsgedrag
-ANS, endocrien en immuunsysteem
-Sociale interacties, sociale integratie en verbondenheid
-Zorgverleners meer aandacht/zorg voor mensen met hoge PA
-PA dempt de potentieel pathogene invloeden van stress