IC circulatie onderwijs Flashcards

1
Q

Waar zitten de baroreceptoren voor de bloeddruk?

A

aortaboog een halsslagaders

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat gebeurt er als de baroreceptoren een lage bloeddruk meten?

A

Ze sturen een signaal naar de hersenen en die sturen weer een signaal naar het hart om sneller en krachtiger te gaan kloppen. Ook gaat er een signaal naar alle bloedvaten om samen te knijpen en een signaal naar de nieren om vocht vast te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de drie effecten van bloeddrukregulatie?

A
  1. Tachycardie
  2. Vasoconstrictie: koude en geknepen huid
  3. Vasthouden van vocht: verminderde urineproductie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 2 onderdelen van bloeddruk?

A

cardiac ouput (systolische bloeddruk) en totale perifere weerstand (diastolische bloeddruk)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Door welke onderdelen wordt de veneuze return gevormd?

A

de rechter atrium druk die bepaald wordt door het bloedvolume en de venomotore tonus. En de vullingstijd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat houdt het in als je fluid unresponsive bent?

A

Je zit dan op het vlakke deel van de Frank Starling Curve. Een toename van het eind diastolisch volume (door het toedienen van vocht) leidt niet tot een verhoging van het slagvolume. De bloeddruk stijgt dan niet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is shock?

A

Shock is een syndroom dat gekarakteriseerd wordt door een stoornis in de effectieve weefselperfusie leidend tot een disbalans tussen zuurstofaanbod en verbruik die resulteert in een abnormaal weefselmetabolisme.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is de CaO2 en de bijbehorende formule?

A

arteriële zuurstof content. Dit is de totale hoeveelheid zuurstof die in het bloed zit.
o (1,34 x Hb x SaO2) + (0,003 x PaO2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe bereken je het zuurstofaanbod, DO2?

A

cardiac output x CaO2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Hoe bereken je het zuurstofverbruik, VO2?

A

CO x (CaO2 – CvO2)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen de SvO2 en ScvO2?

A

de SvO2 is de gemengd veneuze saturatie, gemeten in de a. pulmonalis. De ScvO2 is de centrale veneuze saturatie en meet je met een katheter vlak voor het rechteratrium.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke 4 determinanten bepalen de ScvO2?

A
  • Cardiac output (CO)
  • Hb
  • VO2
  • SaO2
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Een lage ScvO2 kan komen doordat er een verminderd zuurstofaanbod is of een hoger zuurstofverbruik. Wat kan voor dit verminderde aanbod zorgen?

A
  • anemie
  • hypoxemie
  • verminderde CO: door hypovolemie of myocarddysfunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Een lage ScvO2 kan komen doordat er een verminderd zuurstofaanbod is of een hoger zuurstofverbruik. Wat kan voor dit verhoogde gebruik zorgen?

A
  • angst
  • pijn
  • koorts
  • rillen
  • verhoogd metabolisme
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Als de ScvO2 verhoogd is kan dit komen door meer zuurstofaanbod, verminderd zuurstof verbruik of een verminderde O2 extractie. Wat kan voor dit verhoogde aanbod zorgen?

A
  • verhoogde CO: door vochtsuppletie of inotropica
  • bloedtransfusie
  • adequate oxygenatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Als de ScvO2 verhoogd is kan dit komen door meer zuurstofaanbod, verminderd zuurstof verbruik of een verminderde O2 extractie. Wat kan voor dit verminderde verbruik zorgen?

A
  • sedatie
  • analgesie
  • hypothermie
  • beademing
16
Q

Als de ScvO2 verhoogd is kan dit komen door meer zuurstofaanbod, verminderd zuurstof verbruik of een verminderde O2 extractie. Wat kan voor de verminderde extractie zorgen?

A
  • shunting (sepsis)
  • celdood
17
Q

Wat zijn de kenmerken van een hypodynamische circulatie (hypovolemische, cardiogene en obstructieve shock?)

A
  • ScvO2 <60%
  • lage CO
  • anemie
  • laag zuurstofaanbod
  • hoog zuurstofverbruik
18
Q

Wat zijn de kenmerken van een hyperdynamische circulatie (distributieve shock)?

A
  • ScvO2 >80%
  • hoge CO
  • verminderde zuurstofextractie
  • laag metabolisme
  • shunting bij sepsis
19
Q

Wat zijn de klasieke symptomen van shock?

A
  • Tachycardie
  • Tachypneu
  • Hypotensie
  • Oligurie (verminderde urineproductie)
  • Verstoorde perifere circulatie (koude/bleke huid)
  • Angst en/of onrust
    Verhoogd lactaat kan er ook bij horen.
20
Q

Wat zijn mogelijke oorzaken van een hypovolemische shock?

A
  • Bloedingen (intern of extern)
  • Plasmaverlies (brandwonden)
  • Verlies van vocht en elektrolyten
    Extern: diarree, braken, polyurie
    o Intern: ascites, ileus, pancreatitis
21
Q

Wat houdt permissive Hypertension in?

A

Het begrip permissive hypotension betekent dat we accepteren dat de bloeddruk laag is, zolang de patiënt aanspreekbaar is. Bij een hogere bloeddruk kan je namelijk de bloeding erger maken.

22
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van een cardiogene shock?

A
  • Ritmestoornissen
  • Groot hartinfarct
  • Ernstig kleplijden
23
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van een obstructieve shock?

A
  • Harttamponnade
  • Grote longembolie
  • Spanningspneumothorax
24
Q

Wat is een distributieve shock?

A

Er is een vergroting van de capaciteit van de circulatie, (doordat alle vaten in het lichaam verwijden), volume blijft gelijk (relatieve ondervulling).

25
Q

Wat zijn de mogelijke oorzaken van een distributieve shock?

A
  • Neurogene shock
  • anafylactische shock
  • septische shock
26
Q

Bacteriën zijn meestal de oorzaak van een sepsis, maar welke virussen kunnen dit ook veroorzaken?

A

influenza en RS

27
Q

Wat is de behandeling van een sepsis?

A
  • Kweken: 2x bloedkweken; CAD in + urinekweek; zo mogelijk sputumkweek afnemen voor toediening antibiotica.als je weet welke micro-organisme de oorzaak is, dan kan je later je AB versmallen.
  • Antibiotica: toedienen <1 uur na stellen van de diagnose
  • Afnemen bloed voor lab bepalingen: lactaat (>4 mmol/L kan wijzen op hypoperfusie) en we o.a. kijken of er sprake is van eind orgaanfalen
  • Vullingsstatus optimaliseren
  • Source control: blijft de bron voor infectie ontstaan, dan wordt de patiënt door AB niet beter. Je moet de bron dus weghalen.
28
Q

Wat is het behandeldoel/de behandeling bij een hoge ScvO2 >70%?

A

Je wil iatrogene schade voorkomen. Dit doe je door overvulling te voorkomen en streven naar een neutrale vochtbalans. De bloeddruk reguleer je met vasopressie en je ontwatert.

29
Q

Hoe behandel je een laag ScvO2 < 70%?

A

Allereerst ga je vullen en aan de hand van het slagvolume ga je hier mee door of kan je inotropica toedienen

30
Q

Wat zijn de symptomen van een verlaagde CO?

A

Eerst zie je tachycardie, oligurie en een verstoorde perifere circulatie. Later zal er ook hypotensie en een verhoogd lactaat optreden

31
Q

Hoe wordt de centraal veneuze saturatie gemeten?

A

Hij wordt bepaald in bloed dicht bij het rechteratrium. Je plaatst een centrale lijn in de v. jugularis of v. subclavia.

32
Q

Op welke 2 manieren kan je de cardiac output monitoren?

A
  • Swan-Ganz thermodilutie katheter: in de a. pulmonalis
  • Pulse contour analyse (Picco)
33
Q

Is een septische shock (distributieve shock) een prerenaal, renaal of postrenaal probleem?

A

Renaal probleem door tubulaire dysfunctie

34
Q

ZIjn er ook andere oorzaken voor een verhoogd lactaat naast een hypoperfusie/anaerobe glycolyse?

A

Ja, als je onder stress de geaccelereerde glycolyse in gaat of bijvoorbeeld door een lokale afsluiting.