I. Geneesmiddelenallergie Flashcards

1
Q

anafylaxie

wat is het

A
  • acute en ernstige gegeneraliseerde reactie
  • symptomen: jeuk, urticaria, angio-oedeem, erytheem, anafylactische shock
  • vaak IgE gemedieerd als allergische reactie op voedsel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

anafylaxie

frequent verantwoordelijke geneesmiddelen

A
  • beta-lactamantibiotica
  • NSAIDs
  • spieverslappers bij anesthesie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

anafylaxie

risicofactoren

A
  • frequente blootstelling
  • immuunactivatie (chronische virale infecties)
  • astma/atopie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

anafylaxie

behandeling: stap 1 en 2

A

Stap 1
STOP verdacht geneesmiddel / vervang door chemisch niet verwant middel

Stap 2
- adrenaline 0.5 i.m.
- clemastine (Tavegil) 2 mg i.v.
- dexamethason 8 mg i.v.
- bij (verdenking) bronchospasmen salbutamol 5 mg vernevelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

anafylactische reactie

definitie

A

ontstaat pas na sensibilisatie, bij eerste blootstelling aan middel pas reactie 7-21 dagen na start middel

bij herhaalde blootstelling: mogelijk reactie binnen enkele minuten (type I: IgE gemedieerd) of na enkele dagen (type IV: T-lymfocyt gemedieerd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

anafylactoïde reactie

definitie

A

lijken op IgE-gemedieerde reacties, maar worden niet veroorzaakt door specifiek herkenning van antigeen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

anafylactoïde reactie

welke middelen + werkingsmechanisme

A
  • opiaten: via interactie met mestcelmembraan vrijkomen van histamine
  • acetylsaicylzuur / NSAIDs: waarschijnlijk door inductie van overwicht aan leuktriënen over de prostglandinen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

trombocytopenie / hemolytische anemie

frequent verantwoordelijke middelen

A
  • heparines (HIT)
  • beta-lactam-antibiotica (hemolytische anemie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

trobocytopenie / hemolytische anemie

risicofactoren

A
  • frequente blootstelling
  • immuunactivatie (chronische virale infecties)
  • astma/atopie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

trombocytopenie / hemolytische anemie

behandeling

A
  • STOP verdacht middel
  • evt. (trombocyten) transfusie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

heparine geïnduceerde trombopenie (HIT)

werkingsmechanisme

A

er ontstaat een antistof tegen complex van heparine en de in trombo’s voorkomende plaatjesfactor-4 → binding → krachtige plaatsjeactivatie → verbruik trombocyten (trombopenie) → arteriële/veneuze trombose

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

heparine geïnduceerde trombocytopenie (HIT)

types

A

type I:
- niet-immuungemedieerd
- 1-4 dagen na start heparine
- trombo’s zakken tot ca. 100
- geen trombose, geen bloedingscomplicaties
- heparine continueren

type II:
- immungemedieerd (anti-HEP/PF4-antilichamen)
- trombo’s zakken tot ca. 30-55
- 30% trombose, zelden bloedingscomplicaties
- STOP heparine

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

huidreacties

welke

A
  • maculopapuleuze eruptie
  • urticaria
  • syndroom van Stevens-Johnson (SJS)
  • toxische epidermale necrose
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

huidreacties

frequent verantwoordelijke middelen

A
  • penicillinen
  • carbamazepine
  • allopurinol
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

urticaria

frequent ver

A
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly