HS 10: fysieke activiteit en mentale gezondheid Flashcards
1
Q
meest voorkomende psychische stoornissen
A
depressie
angst
2
Q
mensen met een hoge zelfwaardering…
A
- functioneren beter in maatschappij
- hebben het gevoel dat ze zelf controle hebben
- hebben meestal meer sociale vaardigheden
- kunnen beter omgaan met anderen
3
Q
FA heeft een … op de zelfwardering
A
positieve invloed
4
Q
Verklaring FA positieve invloed op de zelfwaardering
A
- toename in gepercipieerde competentie, controle of mastery (= gevoel hebben iets te kunnen)µ
- het doel bereiken
- een lichamelijk goed gevoel hebben
- sociale ervaringen, contacten met anderen
- bekrachtiging/beloning door belangerijke anderen
- -> fysieke activiteit moet wel worden aangepast aan de doelgroep zodat succeservaringen kunnen ontstaan
5
Q
2 ontwikkelingen kunnen worden aangeleerd bij FA bij kiddows
A
- sociale en morele ontwikkeling
- antisociaal en immoreel
6
Q
wat zijn de 2 manieren van coping
A
- coping functie die probleem gerelateerd is: oorzaken proberen aanpakken
- coping functie die emotioneel gerelateerd is: emotionele reactie op het probleem
7
Q
2 maniern waarop FA een rol kan spelen bij spelen bij stress en spanning
A
- Emotioneel-gerelateerde coping:
Het zorgt voor relaxatie, beter en rustiger gevoel of psychologische afleiding. De duur die je hiervoor nodig hebt is afhankelijk van persoon tot persoon. Onderzoeken zeggen dat je gedurende 20-30 min matig moet sporten waarbij de grote spiergroepen aangesproken worden. - Preventief: dit kan nog eens op 2 manieren verdeeld worden
● Perceptie van controle: mensen die in het verleden aan sport deden en zich konden ontspannen percipiëren meer controle over emotionele processen en ervaren dit dus als minder bedreigend.
● Competentie, meesterschap en controle:
Mensen die vroeger zware uitdagingen gedaan hebben beschikken over meer ervaring en beschouwen een bepaalde eis minder snel als bedreiging en krijgen dan ook minder rap stress.
8
Q
FA positief effect op depressie door
A
- Effect op dopamine, noradrenaline en serotonine die de gemoedstoestand beïnvloeden
- Stimulatie van de productie van endorfines (werken pijnonderdrukkend, maar zorgen ook voor het gevoel van euforie en geluk (zoals de ‘runners high’ bij langeafstandslopers))
- Thermogenetisch mechanisme
- Afleiding van zorgen en piekeren
- Monotone activiteit (joggen) leidt tot zelfhypnose
- Competentie en ‘mastery’ (meesterschap)
- Fysieke activiteit werkt vooral in op inactiviteit
9
Q
2 soorten angst
A
- state-anxiety of toestandsangst vb. claustrofobie
- trait anxiety of trekkenangst
een algemene manier om in vele situaties op een angstige manier te reageren. ze zijn kwetsbaarder voor angst
10
Q
2 mogelijke verklaringen voor het angstreducerend effect FA
A
- psychologische factoren: perceptie van verandering in fitheid en fysiek voorkomen
- ze gaan hun lichaam anders ervaren: fysiologische mechanismen zoals een verhoogde hartslag een snellere hartslag ademhling minder interpreteren als tekens van angst.