Hoorcollege 9 Flashcards

1
Q

Belichaamde cognitie

A
  • Cognitie wordt gevormd door, en beïnvloed door,
    je lichaam
  • Redeneer processen worden gevormd door
    concepten van ruimte zoals omhoog, omlaag,
    links, rechts, vooruit, achteruit, en concepten van zintuigelijke ervaring warm, koud, hard, zacht, etc.
  • Deze concepten zijn verbonden aan onze
    orientatie in de wereld en interactie met de wereld
  • Voorbeelden: iemand onder onder de duim
    hebben, de broek aan hebben in de relatie, het
    hoofd van een organisatie zijn, een warme persoonlijkheid hebben, vooruitstrevend zijn,
    stillstand is achteruitgang, hij is een zachtgekookt ei, etc.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Conclusie belichaamde cognitie (wat bepaald onze zintuigen en motorisch systeem)

A
  • Dus, het type lichaam dat we hebben – onze specifieke zintuigen en motorische systeem - bepaald de formatie van
    onze ruimtelijke en zintuigelijke concepten (omhoog, laag, links, recht, warm, koud, etc.) en indirect ook onze andere
    concepten
  • Dus, als je de meer fundamentele concepten onder de knie hebt, kun je de betekenis van andere concepten ook leren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Technologie is een extensie van ons lichaam

A
  • Technologische objecten worden ervaren als een verlengstuk (extensie) van ons lichaam
  • Technologische objecten kunnen worden geïncorporeerd in
    ons lichaamsschema
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Cognitieve technologie

A

Fysieke objecten of structuren die informatie bevatten die we gebruiken in het uitvoeren van cognitieve taken

  • Geheugen (bv. notitieboek)
  • Navigeren (bv. kaart)
  • Plannen (bv. agenda)
  • Berekeningen (bv. rekenmachine of pen en papier)
  • Meten (bv. thermometer)
  • Leren (bv. schoolboek)
  • Ontwerpen (bv. sketchpads)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

De geschiedenis van
cognitieve technologie

A
  • De capaciteit om
    externe representaties
    te maken was een
    doorbraak in onze
    cognitieve evolutie
  • Andere diersoorten
    gebruiken gereedschap
  • Maar alleen mensen
    gebruiken cognitieve
    technologie

Voorbeelden cognitieve technologie uit de geschiedenis zijn:
- Hiërogliefen
- Telramen
- Drukpers

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat gebeurt er als je met cognitieve technologie interacteert?

A

We leren te denken door met cognitieve technologie te interacteren.

Denk aan leren tellen met een telraam, leren lezen met een leesplankje, of interactief leren op een computer of digibord.

https://www.youtube.com/watch?v=qTypBSiWOOc (tellen met een telraam)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Het internet als cognitieve technologie

A
  • Het wereldwijde web (WWW) is uitgevonden door Tim Berners-Lee in 1989 bij CERN
  • Het internet is de meest
    krachtige en alomtegenwoordige cognitieve technologie in de geschiedenis van de mensheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat doet het internet als cognitieve technologie?

A
  • Remedieert “remediates” bestaande mediasystemen:
    kranten, wetenschappelijke tijdschriften, TV programma’s,
    encyclopedieën, boeken, kaarten, archieven, etc. worden geabsorbeerd
  • Dit heeft toegang tot informatie gecentraliseerd en gedemocratiseerd
  • Eigenschappen van digitale informatie (website of PDF) zijn
    anders dan de eigenschappen van analoge informatie (in
    een boek): zoeken is bv. makkelijker
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Ontwikkeling van het internet

A
  • Het internet blijft zich ontwikkelen, het is nooit af
  • Web 1.0 (een select gezelschap kan informatie toevoegen) naar web 2.0
    (iedereen kan informatie toevoegen)
  • “Internet of Things” apparaten worden aan het internet toegevoegd
  • Moeilijk te voorspellen hoe het zich gaat ontwikkelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat kun je allemaal doen met het internet

A

Het internet is zeer multifunctioneel en divers:

  • Entertainment (online games, Netflix)
  • Sociale interactie (Facebook, chat, en andere sociale media)
  • Verkoop en handel (Amazon, bol.com, booking.com)
  • Informatie (Wikipedia, Google Scholar, NOS, Wikileaks)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

De effecten van
technologie op
cognitie (volgens Plato)

A

“For this invention will
produce forgetfulness in the minds of those who learn to use it, because they will not practice their memory. Their trust in writing, produced by
external characters which are no part of themselves, will discourage the use of their own memory” (Plato 1925, p.275a)

Vertaling:
“Want deze uitvinding zal
vergeetachtigheid veroorzaken in de
geesten van degenen die leren om het te gebruiken, omdat ze hun geheugen niet zullen oefenen. Hun vertrouwen in het schrijven, geproduceerd door externe karakters die geen deel van hunzelf uitmaken, zal het gebruik van hun eigen herinnering ontmoedigen.” (Plato 1925, p.275 bis)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

De effecten van het internet op cognitie

A
  • “If you can only remember the places to look for answers
    rather than the answers themselves, then even these dots will not be learned and therefore cannot be joined up with
    other dots to form an individual perspective of the world”
    (Greenfield 2014, p. 221).
  • “With each expansion of our memory comes an
    enlargement of our intelligence. The Web provides a convenient and compelling supplement to personal memory, but when we start using the Web as a substitute
    for personal memory, bypassing the inner processes of consolidation, we risk emptying our minds of their riches”
    (Carr 2011, p. 192).

Dus: Afhankelijkheid van externe bronnen zoals het web, in plaats van interne verwerking en herinnering, belemmert diepgaand leren en het ontwikkelen van een persoonlijke visie, en kan onze geest minder rijk maken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Het Google effect

A
  1. Wanneer we iets niet weten, zijn we geneigd om het internet / computer te gebruiken om het op te zoeken
  2. Wanneer we weten dat informatie extern beschikbaar is, doen we minder moeite om het te onthouden
  3. Wanneer we weten dat informatie niet extern beschikbaar is, doen we meer ons best om het intern te onthouden
  4. Wanneer we weten dat informatie extern opgeslagen is, weten we waar het is opgeslagen maar niet de precieze
    inhoudt van de informatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Citaten over Google effect

A
  • “These results suggest that processes of human memory are adapting to the advent of new computing and communication technology” (Sparrow, Liu, Wegner 2011, p.778).
  • “We are becoming symbiotic with our computer tools,
    growing into interconnected systems that remember less by
    knowing information than by knowing where the
    information can be found” (Sparrow, Liu, Wegner 2011, p.778)
  • Is het ecologisch geldig?
  • WEIRD subjects
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Conclusie Google effect

A
  • Het bevrijd ons van het onthouden van saaie feiten en de opgevrijde capaciteit kunnen we voor andere dingen gebruiken
  • Lange-termijn geheugen is zo goed als ongelimiteerd, dus
    het genereerd niet meer opslagcapaciteit voor andere informatie. Het gevolg is dus minder informatie in je brein
  • Semantisch en episodisch geheugen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Evaluatie van het Google effect

A

Spectrum van twee situaties:
* Minder informatie in je brein, maar toegang tot significant veel meer informatie op het internet
* Meer informatie in je brein, maar geen toegang tot het internet

  • Hoe meer je het internet gebruikt hoe minder informatie in je brein
  • “From Socrates onward, we lose old cognitive skills as we gain new ones, but we’ve benefited from the trade-off” (Thompson 2013, p. 135)
  • Het schrift heeft geleidt tot een reductie in onze narratieve capaciteiten, maar heeft ook geleidt tot vooruitgang in literatuur, rechten, wetenschap, filosofie, etc.
17
Q

Intrinsieke waarde/Instrumentele waarde (Google effect)

A

Cognitieve capaciteiten hebben zowel intrinsieke als instrumentele waarde

  • Intrinsieke waarde: waardevol in / om zichzelf
  • In staat zijn om te lezen, rekenen, navigeren, feiten en ervaringen te
    herinneren zijn vaak waardevol omdat ze je identiteit definiëren en
    voldoening geven
  • Instrumentele waarde: waardevol om wat je ermee kunt doen
  • In staat zijn om te lezen, rekenen, navigeren, feiten en ervaringen te herinneren zijn vaak waardevol omdat ze je een voordeel bieden in de samenleving
18
Q

Conclusie evaluatie Google effect

A
  • Dus als het internet het aantal feiten in ons geheugen vermindert, vermindert dit ook de intrinsieke waarde
  • De instrumentele waarde van cognitieve capaciteiten hangt
    af van de taken die je frequent uitvoert en dit hangt weer af van je baan, hobby’s, en context
  • Dus voor een schrijver zijn schrijf- en leesvaardigheden
    instrumenteel waardevol, maar minder waardevol voor een boekhouder
  • Als de afweging is tussen minder feiten in je brein maar toegang tot meer informatie dan lijkt het laatste meer instrumentele waarde te genereren, omdat het internet heel veel voordelen biedt voor onderwijs, onderzoek,
    journalistiek, democratie, economie, etc.
19
Q

Wat is essentieel om digitale skills te verkrijgen?

A

Wat wel essentieel is is om digitale skills te verkrijgen: het vinden, vergelijken, en evalueren van online informatie