Hoorcollege 13 Flashcards

1
Q

Aristoteles (384–322 BC)

A
  • Griekse filosoof en wetenschapper
  • Samen met Plato wordt Aristoteles gezien als
    de grondlegger van de Westerse filosofie
  • Was een student van Plato, en is later zijn
    eigen school begonnen
  • Biologie, zoölogie, logica,
    ethiek, esthetica, poëzie, theater, muziek, politiek en overheid
  • Was de leraar van Alexander de Grote
  • Had invloed op jodendom, christendom, en islam
  • Hernieuwde interesse in deugdethiek
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Deugdethiek Synopsis

A
  • Het hoogste doel is eudaimonia, i.e., geluk, welzijn, of “flourishing”
  • Je bereikt dit door deugdzaam te zijn (arete)
  • Een deugd is een positieve karaktereigenschap zoals eerlijk zijn, vriendelijk zijn, of moedig zijn
  • Deze deugden leer je van rolmodellen: ouders, activisten, leraren, etc.
  • Het toepassen van deze deugden vereist fronesis (praktisch oordelen)
  • Uiteindelijk worden deugden automatisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Niet-Westerse Deugdethiek

A

Deze benaderingen leggen ook de nadruk op persoonlijke ontwikkeling en het streven naar een goed leven, maar zijn geworteld in andere culturele, spirituele en filosofische contexten.

Voorbeelden:
1. Confucianisme (China)
2. Hindoeïsme (India)
3. Boeddhisme (India/Oost-Azië)
4. Ubuntu (Afrika)

Niet-westerse deugdethiek benadrukt vaak collectieve harmonie en wederzijdse verantwoordelijkheid, in tegenstelling tot de meer individuele benadering van westerse deugdethiek

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Deugden

A
  • Een positieve en wenselijke karaktereigenschap (een
    excellentie)
  • Een neiging om je op een bepaalde manier te gedragen
  • De geest heeft twee delen: een rationeel en een niet-rationeel
    deel.
    Elk deel heeft zijn eigen deugden:

“Virtue, then, is of two kinds: that of the intellect and that of character. Intellectual virtue owes its origin and development
mainly to teaching, for which reason its attainment requires
experience and time; virtue of character (ēthos) is a result of habituation (ethos), for which reason it has acquired its name
through a small variation on ethos” (Aristotle, 2004, p. 23).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Intellectuele deugden

A

Het doel van deze deugden is om kennis te vergaren:

  1. Nieuwsgierigheid
  2. Intellectuele autonomie
  3. Intellectuele nederigheid
  4. Oplettendheid
  5. Intellectuele voorzichtigheid
  6. Intellectuele grondigheid
  7. Open-mindedness
  8. Intellectuele moed
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Morele deugden

A

Niet-rationele deel van de geest wordt beheerst
door de morele deugden

Voorbeelden:
1. Eerlijkheid
2. Moed
3. Rechtvaardigheid
4. Vriendelijkheid
5. Mededogen
6. Zelfbeheersing
7. Nederigheid
8. Loyaliteit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Deugd als gemiddelde van twee ondeugden

A

Ondeugd van tekortkomendheid

Deugdzame midden

Ondeugd van overmatigheid

Voorbeelden:
1. Lafheid-Moedigheid-Overmoedigheid

  1. Karigheid-Gematigdheid-Overmatigheid
  2. Gierigheid-Generositeit-Overdadigheid
  3. Timide-Bescheidenheid-Arrogantie
  4. Te weinig ambitie-Ambitie-Over ambitie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Deugden zijn flexibel

A
  • Deugden zijn flexibel: wat moedig is in een situatie kan lafheid zijn in een andere situatie
  • Elke morele situatie vereist een specifieke balans een deugd
  • Het vereist praktische wijsheid (fronesis) om te oordelen wanneer en hoe deugdzaam te zijn
  • Dit hangt ook af van de skills en eigenschappen van de persoon:
    -Als je rijk bent moet je meer geld geven aan het goede doel dan
    wanneer je arm bent
    -Als je sterk bent moet je meer moed tonen dan wanneer je minder
    sterk bent
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Deugden en emotionele
motivatie

A
  • Deugdzaam gedrag moet gemotiveerd zijn door de juiste emoties
  • Generositeit moet gemotiveerd zijn door empathie en verantwoordelijkheidsgevoel
  • Als jij een dakloze ziet, dan sympathiseer jij je met deze persoon en voel je je verdrietig, en omdat je je verdrietig voelt geef je deze persoon geld
  • Hoe zit dat met de emotie van beloning of indruk maken op iemand anders met goed gedrag?
  • Virtue signalling is niet de juiste motivatie
  • Plichtsgevoel is ook niet de juiste motivatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Praktische wijsheid
(fronesis)

A
  • Begrijpen dat deugdzaam gedrag in het midden zit van ondeugdzaam gedrag en weten wanneer je de deugd moet inzetten
  • We moeten de ondeugdzame extremen dus weten te voorkomen (denk aan eten)
  • Combineren van ervaring en oordeelsvermogen in relatie tot je skills en kunnen
  • Jonge kinderen kunnen soms gul of moedig zijn, maar niet de structuur van deugden of de morele situatie volledig begrijpen
  • Om praktisch wijs te worden is veel levenservaring nodig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Het leren van deugden (hoe doe je dat)

A
  • Deugdzaam gedrag vereist de juiste emotionele motivatie,
    praktische wijsheid om een situatie te beoordelen, en de juiste handeling om de deugd te verwezenlijken

Waarnemen van een morele situatie-> Emotionele reactie-> Praktische wijsheid-> Deugdzaam handelen

  • Je leert om deugdzaam te zijn d.m.v rolmodellen, we worden niet als deugdzaam geboren
  • Ouders, zussen, broers, leraren, sporters, politici, activisten, vrienden, etc.
  • Hoeveelheid feedback die je van je omgeving krijgt op je gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Het leren van deugden

A
  • Deugdzaam gedrag is niet aangeboren, we leren het op dezelfde manier als andere vaardigheden zoals het bespelen van een instrument of koken
  • Het vergt dus veel oefenen
  • Je wordt een morele actor na een lange periode
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Eudaimonia

A
  • Wanneer je morele deugden zijn uitgekristalliseerd, en je
    bent constant deugdzaam, dan bereik je een staat van eudaimonia (welzijn of “flourishing”)
  • Eudaimonia is niet hetzelfde als plezier, want soms is plezier het resultaat van ondeugdzame handelingen
  • Plezier is geen waardig doel voor Aristoteles
  • Merk op dat morele deugden belangrijk zijn omdat ze resulteren in eudaimonia. Uiteindelijk gaat deugdethiek over consequenties van deugden
  • Aristoteles’ deugdethiek is dus een soort van
    consequentialisme: Deugden zijn instrumenteel voor
    eudaimonia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Voordelen Deugdethiek

A
  • Het is intuïtief en appelleert aan veel mensen in allerlei culturen, west en oost
  • Ethiek is vaak rommelig: Moet ik mijn vriendin de waarheid vertellen over haar vreemdgaande vriend? Moet ik spieken
    tijdens mijn tentamen? Moet ik een abortus plegen? Moet ik meedoen met de demonstraties tegen oliebedrijven?
  • Deugdethiek geeft de tools om met rommelige situaties om te gaan
  • Utilitarisme is te rigide en richt zich te veel op regels,
    deugdethiek doctrine van de gulden midden geeft wat flexibiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Zwakheden Deugdethiek

A
  • Het is uiteindelijk gericht op het handelende individu: ethiek hoort eigenlijk te gaan over de ander. Maar als deugdzaam zijn goed is omdat het resulteert in eudaimonia, dan is het
    egoïstisch
  • Respons: waar, maar deugden (aardig zijn, gul zijn, eerlijk zijn) gaan ook over de ander
  • Utilitarisme is heel precies, deugdethiek is veel minder precies, de flexibiliteit wordt door sommigen gezien als een
    zwakte
  • Respons: Deugdethiek benadrukt de ontwikkeling van moreel oordelen. Weten wat je moet doen is niet een kwestie van
    het toepassen van het principe van utiliteit, maar een levenslang proces van leren en groeien dat uiteindelijk leidt tot een moreel volwassen mens die weet wat hij/zij moet
    doen
  • Deugdethiek kan geen simpele, makkelijke antwoorden geven
    omdat deze niet bestaan
  • Als je niet de juiste voorbeelden hebt gehad, dan kun je niet deugdzaam worden
  • Dus deugdzaam worden hangt af van je sociale omgeving en dus deels van geluk
  • Misbruik, huiselijk geweld, en druggebruik houden zichzelf vaak in stand
  • Als de ontwikkeling van deugdzaam gedrag afhangt van geluk, dan kunnen we mensen die ondeugdzaam zijn niet
    verantwoordelijk houden voor ondeugdzaam gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly