Hoorcollege 8: cluster A PS'en Flashcards

Gebaseerd op de dia's, mijn aantekeningen en een samenvatting

1
Q

algemene beschrijving van paranoïde PS

A

wantrouwend en achterdochtig

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

algemene beschrijving van schizoïde PS

A
  • onthechting van sociale relaties
  • beperkt bereik van emotionele expressies
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

algemene beschrijving van schizotypische PS

A
  • acuut ongemak in hechte relaties
  • cognitieve en/of perceptuele vervorming
  • excentriek gedrag en uiterlijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

welke PS wordt weinig in de klinische praktijk gezien?

A

schizoïde PS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

welke cluster C PS is het minst bestudeerd?

A

schizoïde PS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

welke cluster C PS is het meest bestudeerd?

A

schizotypische PS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat blijkt uit onderzoek naar paranoïde PS?

A

komt zelden voor als een op zichzelf staande stoornis in de klinische praktijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

psychodynamische theorie over paranoïde PS:

A
  • paranoïde ideeën zijn verdedigingsmechanismen tegen gevoelens van schaamte en vernedering
  • Wantrouwen en gebrek aan vertrouwen in anderen zijn cognitieve verdedigingen tegen de gevoelens van lage eigenwaarde van de proefpersonen en de perceptie dat ze zullen worden afgewezen en zullen falen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

hoe kijkt cognitieve gedragstherapie naar paranoïde PS?

A
  • paranoïde ideeën = als-dan principe: als ik kwetsbaar ben, dan pakken ze me
  • Als je waakzaam bent voor aanwijzingen dat anderen niet te vertrouwen zijn, zie je gemakkelijk veel handelingen van anderen als bewijs
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

waarmee lijken paranoïde ideeën verband te houden?

A

met pogingen om het gevoel van eigenwaarde te behouden door negatieve gebeurtenissen toe te schrijven aan de acties van andere mensen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

van welke biasen hebben mensen met paranoïde PS last?

A
  1. personalisatie bias
  2. jumping to conclusions
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

wat is personalisatie bias?

A

ze geven eerder andere mensen de schuld dan de situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

met welke 4 PS’en wordt autisme gerelateerd?

A
  1. schizotypische PS
  2. paranoïde PS
  3. vermijdende PS
  4. obsessief-compulsieve PS
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

rapporteren ouderen of jongeren meer schizoïdekenmerken?

A

ouderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ouderen rapporteren meet schizoïdekenmerken dan jongeren, waar kan dit aan gekoppeld zijn?

A
  1. Gerelateerd aan afname van interesse in seksuele activiteit
  2. Gerelateerd aan kleinere sociale netwerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

waar of niet waar: iemand met 3 van de 7 criteria van schizoïde PS heeft gelijk de stoornis

A

niet waar:
Gebrek aan vrienden, het doen van eenzame activiteiten en weinig interesse in seksuele activiteiten - drie van de zeven criteria in de DSM-5 - kunnen het gevolg zijn van leeftijdsgerelateerde factoren in plaats van het bestaan van levenslange PS (!!)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Schizoïde PS is ook positief gerelateerd aan

A

alixthymie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

alixthymie

A

niet goed waarnemen van eigen affect

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

welke PS is positief gerelateerd aan alixthymie?

A

schizoïde PS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

een gebrek van …? prenataal, kan zorgen voor verhoogde kans op schizoïde PS

A

voeding bij de moeder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

hoe werkt de relatie voedseltekort in zwangerschap en schizoïde PS?

A
  1. voedingsgebrek tijdens de vroege zwangerschap → anomalieën van het centrale zenuwstelsel, die het risico op schizoïde PS verhogen
  2. blootstelling aan ernstige hongersnood in de Nederlandse Hongerwinter tijdens WOII → schizoïde PS
  3. Mannen die prenataal werden blootgesteld aan ernstige voedingstekorten bij de moeder tijdens de eerste trimesters van de zwangerschap, hadden twee keer zoveel kans om schizoïde PS> te ontwikkelen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

welke PS is gelinkt het risicofactor voedselgebrek tijdens de zeangerschap?

A

schizoïde PS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

waar zie je overlap tussen schizoïde en schizotypische PS?

A

voorkeur voor alleen zijn door spanning en tekorten in interpersoonlijk contact

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

alternatieve model: scizotypische PS-criteria:

A
  1. Matige of grotere beperking in het persoonlijkheidsfunctioneren, gemanifesteerd door karakteristieke moeilijkheden op twee of meer van de volgende vier gebieden: 1. interpersoonlijk functioneren, 2. zelfsturing,
  2. empathie, 4. intiemiteit
  3. Vier of meer van de volgende zes pathologische persoonlijkheidskenmerken
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

alternatieve model: vier van deze pathologische persoonlijkheidskenmerken voor diagnose schizotypische PS

A
  1. cognitieve en perceptuele ontregeling
  2. ongebruikelijke overtuigingen en ervaringen
  3. excentriciteit
  4. beperkte affectiviteit
  5. teruggetrokkenheid
  6. achterdocht
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

alternatieve model: de 6 pathologische persoonlijkheidskenmerken zijn op et delen in twee groepen:

A
  1. onthechting
  2. psychotisime
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

welke soorten symptomen heb je bij schizofrenie?

A
  1. positieve symptomen
  2. negatieve symptomen
  3. ongeorganiseerde symptomen
28
Q

wat zijn positieve symptomen bij schizofrenie?

A
  • Cognitief-perceptuele symptomen
  • bijvoorbeeld hallucinaties
29
Q

wat zijn negatieve symptomen bij schizofrenie?

A
  • Interpersoonlijke symptomen
  • bijvoorbeeld anhedonie, terugtrekking afvlakking van affect
30
Q

wat zijn ongeorganiseerde symptomen bij schizofrenie?

A

bijvoorbeeld:
- vreemd denken en spreken (rijmen, nieuwe woorden)
- vreemd gedrag (schreeuwen in openbaar)

31
Q

waar komen de positieve symptomen van schizofrenie mee overeen bij schizotypische PS?

A

Eigenaardige waarnemingen en vreemde overtuigingen
- Zoals vreemde overtuigingen, magisch denken, ongewone perceptuele ervaringen, achterdocht

32
Q

waar komen de negatieve symptomen van schizofrenie mee overeen bij schizotypische PS?

A

Interpersoonlijke tekorten
- Zoals afwezigheid van goede vrienden, voorkeur voor alleen zijn, anhedonie, vermijden van sociaal contact

33
Q

waar komen de ongeorganiseerde symptomen van schizofrenie mee overeen bij schizotypische PS?

A

Ongeorganiseerd gedrag
- Zoals vreemde spraak, eigenaardig of excentriek gedrag

34
Q

als je schizofreniespectrumstoornissen op een continuüm plaatst, wat is de volgorde?

A
  1. waanstoornis
  2. kortdurende psychotische stoornis
  3. schizoïde PS
  4. paranoïde PS
  5. schizotypische PS
  6. schizofrenie
  7. schizoaffectieve stoornis
35
Q

hoe wordt Schizotypie beschouwd?

A

als een normaal verdeeld persoonlijkheidskenmerk dat ten grondslag ligt aan schizotypische PS en andere schizofreniespectrumstoornissen

36
Q

waaruit bestaat schizotypie?

A

bestaat uit de (1) negatieve, (2) positieve en (3) gedesorganiseerde symptomen die zowel bij Schizotypische PS als bij schizofrenie voorkomen.

37
Q

wat is schizoaffectief?

A

schizofrenie + stemmingsstoornissen

38
Q

bij welke 3 groepen komt schizotypische PS vaker voor?

A
  1. jongere mensen
  2. mannen
  3. lagere sociale klasse
39
Q

wat is de frequentie van schizotypische PS in de klinische praktijk?

A

vrij laag: 5-6%

40
Q

hoge comorbiditeit tussen schizotypische PS en:

A
  1. depressieve stoornis
  2. borderline PS en vermijdende PS
  3. schizofrenie
  4. andere cluster A PS’en
41
Q

overeenkomst schizotypische en paranoïde PS

A
  • beide met achterdocht
42
Q

verschil schizotypische en paranoïde PS

A
  • paranoïde mist het magisch denken, ongewone waarnemingen en ongeorganiseerde gedrag
43
Q

overeenkomst schizotypische en schizoïde PS

A
  • allebei interpersoonlijke tekorten
44
Q

verschil schizotypische en schizoïde PS

A
  • bij schizoïde géén achterdocht
  • bij schizoïde géén magisch denken, ongewone waarnemingen en ongeorganiseerde gedrag
45
Q

wat bleek uit onderzoek van Koch et al., 2016?

A
  • systematische review over psychofarmacologie bij cluster A PS’en
  • Minimaal bewijs voor effectiviteit van farmacotherapie bij paranoïde en schizoïde PS’en
46
Q

Farmacotherapie in cluster A wordt gegeven voor:

A
  1. affectieve ontregeling
  2. cognitief-perceptuele symptomen
  3. impulsieve agressie
47
Q

werkt antipsychotica bij schizotypische PS?

A
  • lichte werking
  • kan wel tremors veroorzaken
48
Q

wat is de belangrijkste behandelvorm voor cluster A PS’en?

A

psychotherapie

49
Q

hoe werken genen en schizotypie?

A

Genen maken sommige mensen vatbaar voor hogere niveaus van schizotypie

50
Q

zijn alléén genen van invloed op schizotypie?

A

nee, gen x omgeving

51
Q

hoe werkt gen x omgeving bij schizotypie?

A
  1. Genen maken sommige mensen vatbaar voor hogere niveaus van schizotypie,
  2. Omgevingsfactoren in de perinatale periode en kindermishandeling interacteren met deze genen
52
Q

wat is allemaal van invloed op ontwikkeling van scizotypie?

A
  • genen
  • voeding en omgeving waar de foetus ontwikkelt
  • kindertrauma en -mishandeling
53
Q

hoeveel % van schizotypische PS is erfelijk?

54
Q

als je schizotypische PS hebt, heb je kans dat:

A
  1. dat je een eerstegraads familielid bent van iemand met schizofrenie
  2. dan heb je een verhoogd risico op het ontwikkelen van schizofrenie op latere leeftijd
  3. dat je dezelfde, maar in mindere mate, hersenafwijkingen hebt als mensen met schizofrenie
  4. kan eerder predisponeren voor psychose dan schizofrenie op zich
55
Q

welke perinatale omgevingsfactoren zijn o.a. gerelateerd aan verschillende positieve/negatieve symptomen van schizofrenie en schizotypie in het algemeen, en schizotypische PS?

A
  • laag geboortegewicht
  • complicaties tijdens bevalling
  • Blootstelling aan influenza tijdens de zwangerschap
  • Prenatale ondervoeding (we weten dit ook voor andere cluster A aandoeningen!)
    Dermatogliphische afwijkingen en andere tekenen van intra-uteriene ontwikkelingsinstabiliteit (Externe markers van onderontwikkeling van het centrale zenuwstelsel)
56
Q

Obstretisch

A

verloskundig, tijdens de bevalling

57
Q

qua opgroei-omgeving, welke factoren hebben verhoogde kans op ontwikkeling van schizotypische PS?

A
  1. etnische achtergrond
  2. drukke context
58
Q

Personen met schizotypische PS (matig) en schizofrenie (ernstig) delen deze tekorten in cognitieve domeinen:

A
  1. aandachtstekorten: moete met zowel remmen als vasthouden
  2. geheugentekorten: in werkgeheugen en episodisch geheugen
  3. verminderd uitvoerend functioneren
59
Q

waar of niet waar: Personen met schizotypische persoonlijkheidstrekken besteden minder aandacht aan emoties dan controle proefpersonen

A

niet waar: Personen met schizotypische persoonlijkheidstrekken besteden méér aandacht aan emoties dan controle proefpersonen

60
Q

waar of niet waar: Schizotypie houdt verband met slechte emotieverwerking

61
Q

waar kan verhoogde focus op emoties toe leiden?

A

denkfouten en het vinden van causale verbanden die er niet zijn

62
Q

waar komt achterdocht vandaan bij paranoïde PS?

A
  • moeite met het waarnemen en omschrijven van emoties
63
Q

kan CGT werken bij psychotische symptomen?

A

CGT had gunstige effecten op subklinische psychotische symptomen bij individuen die vatbaar zijn voor psychose door cognitieve vooroordelen als “te snel conclusies trekken” aan te pakken (van der Gaag e.a., 2012).

64
Q

bij welk beroep komt schizotypie vaak voor?

A

bij kunstenaars, want creativiteit

65
Q

wat beweerde Meehl in 1990?

A
  • Bepaalde personen, die hij schizotypes noemde, een genetische kwetsbaarheid bezitten voor de latere ontwikkeling van schizofrenie.
  • Volgens hem maakt een specifiek, erfelijk, neuraal defect (“schizotaxie”) sommige mensen kwetsbaar voor een latente aansprakelijkheid voor de ontwikkeling van verschillende vormen van schizofrene ziekte, meetbaar langs een “schizotypiecontinuüm”.