Hoorcollege 4: psychopathie en antisociale PS Flashcards

Gebaseerd op de dia's, mijn aantekeningen en een samenvatting

1
Q

vanaf wanneer is antisociale PS een stoornis in de DSM?

A

vanaf de DSM-3, in 1980

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

wat zijn in het kort de 7 criteria van deel A van antisociale PS?

A
  1. tegen de wet/regels
  2. liegen en bedriegen
  3. impulsief/geen rem
  4. prikkelbaar/agressief
  5. roekeloos, weinig aandacht voor gevolgen (voor zelf en anderen)
  6. voortdurende onverantwoordelijkheid, niet nakomen van afspraken
  7. gebrek aan schuldgevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

wat is deel b van de diagnosecriteria voor antisociale PS?

A

individu is tenminste 18 jaar

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

wat is deel c van de diagnosecriteria voor antisociale PS?

A

er is al bewijs voor een gedragsstoornis die voor 15-jarige leeftijd begion

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

door wie werd psychopathie als een van de eerste stoornissen in de psychologische wetenschap beschreven en wanneer?

A

door Cleckley in 1941

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

hoe heet het boek van Cleckly?

A

The Mask of Sanity

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

wat schreef Cleckley in zijn boek “The Mask of Sanity”?

A

Hier beschreef hij systematisch 16 criteria voor het hebben van psychopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

wat wilde Cleckley meegeven in zijn boek “The Mask of Sanity”?

A

dat alhoewel mensen van de binnenkant een psychopathische stoornis met zich meedragen, ze van de buitenkant wel degelijk normaal kunnen lijken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

is psychopathie egosyntoon of egodystoon?

A

egosyntoon: beschouwen de beperkingen net als mensen met persoonlijkheidsstoornissen als normaal

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wie ontwierp de Psychopathy Checklist Revised?

A

Hare in 1988

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

wat ontwierp Hare in 1988?

A

de Psychopathy Checklist Revised

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

uit hoeveel factoren bestaat de Psychopathy Checklist Revised?

A

2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

uit welke 2 factoren bestaat de Psychopathy Checklist Revised?

A
  1. interpersoonlijk/affectief
  2. sociale deviantie/afwijkend gedrag
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

elke factor van de Psychopathy Checklist Revised bestaat uit:

A

2 facetten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

wat zijn de 2 facetten van de interpersoonlijke/affectieve factor van de Psychopathy Checklist Revised?

A

a. interersoonlijk/affectieve factor bestaat uit:
1. het interpersoonlijke facet
2. het affectieve facet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Psychopathy Checklist Revised: uit welke criteria bestaat het interpersoonlijke facet?

A
  1. glad/oppervlakkige charme
  2. opgeblazen gevoel van zelfwaarde
  3. pathologisch liegen (liegen als leefstijl)
  4. manipulatief
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Psychopathy Checklist Revised: uit welke criteria bestaat het affectieve facet?

A
  1. gebrek aan schuldgevoel
  2. oppervlakkige emoties (maar ze zijn er wél)/makkelijk switchen tussen emoties
  3. kill/gebrek aan empathie
  4. gebrek aan verantwoordelijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

wat zijn de 2 facetten van de sociale deviantie factor van de Psychopathy Checklist Revised?

A

b. sociale deviantie/afwijkend gedrag factor:
1. leefstijl
2. antisociaal gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Psychopathy Checklist Revised: uit welke criteria bestaat het leefstijlfacet?

A
  1. heeft prikkels nodig/snel verveeld
  2. parasitair
  3. gebrek aan realistische lange-termijn-doelen
  4. impulsief
  5. onverantwoordelijk
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Psychopathy Checklist Revised: uit welke criteria bestaat het antisociaal-gedrag-facet?

A
  1. slechte gedragscontrole
  2. vroege gedragsproblemen
  3. jeugdcriminaliteit
  4. schending van voorwaarden
  5. veelsoortige criminaliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Psychopathy Checklist Revised: waar staat factor 1 om bekend?

A

een arrogante en bedrieglijke interpersoonlijke stijl samen met een gebrekkig affectieve ervaring

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Psychopathy Checklist Revised: waar staat factor 2 om bekend?

A

een onverantwoordelijke levensstijl samen met antisociaal gedrag, wat wijst op een sociale afwijking

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Psychopathy Checklist Revised: tot welke factor en welk facet behoort: glad/oppervlakkige charme?

A

factor 1: interpersoonlijk/affectief
facet: interpersoonlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Psychopathy Checklist Revised: tot welke factor en welk facet behoort: gebrek aan schuldgevoel?

A

factor 1: interpersoonlijk/affectief
facet: affectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Psychopathy Checklist Revised: tot welke factor en welk facet behoort: opgeblazen gevoel van zelfwaarde?

A

factor 1: interpersoonlijk/affectief
facet: affectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Psychopathy Checklist Revised: tot welke factor en welk facet behoort: impulsief?

A

factor 2: sociale deviantie
facet: leefstijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Psychopathy Checklist Revised: tot welke factor en welk facet behoort: pathologisch liegen (liegen als leefstijl)?

A

factor 1: interpersoonlijk/affectief
facet: interpersoonlijk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Psychopathy Checklist Revised: tot welke factor en welk facet behoort: jeugdcriminaliteit?

A

factor 2: sociale deviantie
facet: antisociaal gedrag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Psychopathy Checklist Revised: tot welke factor en welk facet behoort: gebrek aan realistische lange-termijn-doelen?

A

factor 2: sociale deviantie
facet: leefstijl

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

wat zijn 3 psychopathische hersenprocessen (die dus kenmerkend zijn voor mensen met psychopathie)?

A
  1. cold cognition
  2. laag angstniveau
  3. gebrek aan empathie, minder spiegelneuronen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

wat betekent koude cognitie?

A
  • kenmerkend hersenproces bij psychopathie
  • bij betekenis van woorden: alleen de prefrontale kwab (=letterlijke betekenis) actief, amygdala (emotie) vrijwel inactief
  • psychopathie –> geen/weinig emotie bij woorden, alleen letterlijke betekensi
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

wat is een verschil tussen antisociale PS en psychopathie?

A

bij psychopathie heb je hersenafwijkingen (1. koude cognitie, 2. laag angstniveau, 3. minder spiegelneuronen) en bij antisociale PS heb je deze over het algemeen niet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

hoeveel mensen met antisociale PS heeft psychopathie?

A

1/3 heeft psychopathie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

heeft groepsbehandeling nut/zin bij mensen met psychopathie?

A

nee, mensen met psychopathie hebben een onvermogen om te leren van ervaringen van anderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

kunnen mensen met psychopathie leren van ervaringen van anderen?

A

nee

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

hoe kan je psychopathie goed inzetten?

A

prikkelrijke banen geven: leger of stuntman, want ze hebben prikkelbehoefte en lage angst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

wat zijn 4 dingen die mis zijn met de DSM?

A
  1. hedendaagse maatschappelijke standpunten bepalen wat we als afwijkend ervaren (denk aan homo zijn vroeger)
  2. culturele en gendervooroordelen in de DSM
  3. DSM is louter gebaseerd op consensus/overeenkomst, niet op empirisch bewijs
  4. Politiek en lobbyisten spelen een rol bij het ontstaan van stoornissen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

wat zijn de 2 antisociale stoornissen in de DSM-1 en DSM-2?

A
  1. antisociale reactie/stoornis
  2. dissociale reactie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

wat is “dissociale reactie” precies volgens DSM-1 en DSM-2?

A
  • opgroeien in een slechte omgeving –> geen normen en waarden meekrijgen
  • GEEN psychiatrie, maar sociaal probleem
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

verschil antisociale reactie/stoornis en dissiciale reactie (uit de DSM-1 en DSM-2)?

A
  • antisociaal = gedrag en affect = psychiatrische stoornis
  • dissociaal = door slechte opgroeiomstandigheden = GEEN psychiatrische stoornis
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

wat is “antisociale reactie/stoornis” precies volgens DSM-1 en DSM-2?

A
  • antisociaal gedrag én affectief component
  • lijkt op psychopathie
41
Q

wie was voorzitter van de werkgroep die de DSM-3 heeft opgebouwd?

A

Robert Leopold Spitzer

42
Q

wat is het nadeel aan werkgroepen die werken aan de DSM-3?

A
  • hierin wordt er afgegaan op gedrag i.p.v. theorieën uit de wetenschap
  • politiek speelde een rol in de werkgroepen
43
Q

Wat zei Jenkins in/over de werkgroep van de DSM-3?

A

geef achtergestelde gekleurde inwoners niet onterecht een antisociaal label, als het aan de omgeving ligt en dus een dissociaal probleem is

44
Q

consequenties van antisociale PS in DSM?

A
  1. stigma’s en path dependency, maar niet alle ASPS hebben psychopathie
  2. het concept psychopathie wordt nog steeds gebruikt in de klinische praktijk en wetenschap
  3. ASPS komt 6 x vaker voor in achterstandswijken, psychopathie komt in alle lagen van de samenleving evenveel voor
  4. sociale problemen krijgen het label van medisch psychiatrisch, wat perspectieven op oplossingen kan beïnvloeden
45
Q

path dependency

A
  • wanneer je aan het ene denk, denk je ook gelijk aan het andere
  • bijvoorbeeld bij antisociale PS ook gelijk aan psychopathie denken
46
Q

welke 3 dingen zijn gevonden over achterstandswijken als context voor psychologische problemen?

A
  1. in achterstandswijken is er meer agressie en wantrouwen
  2. armoede belemmert cognitief functioneren, aangezien mensen in een overlevingsstand zitten
  3. sociaal-maatschappelijke omstandigheden kunnen leiden tot deviante subculturen –> antisociaal gedrag
47
Q

wat zijn 2 denkpatronen van de straat volgens Anderson, 1999?

A
  1. als ik laat zien dat ik zwak ben, gaan ze misbruik van me maken of me vermoorden
  2. mensen moeten je met respect behandelen, doen ze dat niet, dan moet je met geweld reageren
48
Q

wat zijn drie mogelijke verklaringen/invloeden van antisociaal gedrag?

A
  1. genen
  2. non-shared omgevingsfactoren
  3. shared omgevingsfactoren
49
Q

non-shared/niet gedeelde omgevingsfactoren

A

netwerk:
- delinquente vrienden
- academische moeilijkheden
- fysiek misbruik

50
Q

shared-gedeelde omgevingsfactoren

A

buurt en gezin:
- laag familie-inkomen
- één-ouder-huishouden
- slechte ouderlijke supervisie
- delinquente familieleden

51
Q

wat is de gen-omgevingsinteractie van antisociale PS?

A

1 agressief, impulsief temperament
2. niet leren/verwerven van prosociale normen en waarden
3. Ontwikkeling van een schema dat wordt gekenmerkt door verlating, wantrouwen, onvoldoende zelfbeheersing enz

52
Q

verschillen in gen-omgevingsinteractie van antisociale PS en psychopathie

A

bij psychopathie is het brein ook structureel anders, biologische aspecten van belang

53
Q

nature of nurture: antisociale PS?

A
  • product van omgeving (zoals herhaaldelijk misbruik)
  • genen minder/niet van belang
    –> vooral nurture
54
Q

nature of nurture: psychopathie?

A
  • product van interactie tussen biologie/nature (breinconnecties en genen) en omgeving (misbruik en verlating)
  • beide
    –> vooral nature
55
Q

wat schreven De Wit-De Visser B, Rijckmans M, Vermunt JK and van Dam A (2023)?

A

Pathways to antisocial behavior: a framework to improve diagnostics and tailor therapeutic interventions

56
Q

wie schreef Pathways to antisocial behavior: a framework to improve diagnostics and tailor therapeutic interventions?

A

De Wit-De Visser B, Rijckmans M, Vermunt JK and van Dam A (2023)

57
Q

waar gaat Pathways to antisocial behavior: a framework to improve diagnostics and tailor therapeutic interventions over in het kort?

A
  • waarom zijn mensen prosociaal? –> overleven
  • voor collectief altruïsme is vertrouwen en reciprociteit nodig
  • 3 paden van antisociaal gedrag, gebaseerd op vertrouwen en reciprociteit
58
Q

volgens De Wit-De Visser B, Rijckmans M, Vermunt JK and van Dam A (2023), waarom zijn mensen prosociaal?

A

om te overleven –> collectief altruïsme

59
Q

wat is collectief altruïsme?

A
  • wordt o.a. beschreven in het artikel van De Wit-De Visser B, Rijckmans M, Vermunt JK and van Dam A (2023)
  • een overlevingsstrategie, ik doe iets voor jou en dat krijg ik terug
60
Q

wat zijn volgens De Wit-De Visser B, Rijckmans M, Vermunt JK and van Dam A (2023) 2 noodzakelijke condities voor collectief altruïsme?

A
  1. vertrouwen
  2. reciprociteit
61
Q

hoe reageren antisociale PS patiënten op dreigingen?

A

hypervigliant –> heel erg sensitief

62
Q

hoe zit het vertrouwen bij patiënten met antisociale PS?

A
  • die is laag
63
Q

waardoor is vertrouwen bij patiënten met antisociale PS laag?

A

onder andere door:
1. een competatief en vijandig mileu
2. trauma en affectieve verwaarlozing

64
Q

hoe zit het wederkerigheid/reciprociteit bij patiënten met antisociale PS?

A

die is laag

65
Q

waardoor is wederkerigheid/reciprociteit bij patiënten met antisociale PS laag?

A
  • emotionele verwaarlozing –> slechter mentaliserend vermogen
  • impulsiviteit –> slechter emoties inschatten
66
Q

mentaliserend vermogen

A

inschatten van emotionele toestanden bij jezelf en anderen

67
Q

wat zijn de 3 pathways naar antisociaal gedrag?

A
  1. gebrek aan vertrouwen
  2. gebrek aan wederkerigheid
  3. gebrek aan de wil voor wederkerigheid en te mentaliseren (psychopathie)
68
Q

hoe werkt pathway 1 naar antisociaal gedrag?

A
  1. verhoogde amygdala-activiteit en omgevingsfactoren (vooral kindertijd) –>
  2. cognitieve tegenslagen (interpretatie van emoties) en maladaptieve persoonlijkheidskenmerken –>
  3. negatieve cognitieve-affectieve schema’s –>
  4. wantrouwen –>
  5. vijandige attributiebias (snel dreiging zien) –>
  6. reactief antisociaal gedrag
69
Q

reactief antisociaal gedrag:

A

fysieke en verbale agressie

70
Q

pathway 1 naar antisociaal gedrag: welke omgevingsfactoren spelen een rol?

A
  • onveilige hechting
  • onveilige omgeving
  • misbruik in kindertijd
71
Q

pathway 1 naar antisociaal gedrag: welke cognitieve tegenslagen?

A
  • verhoogd respons op dreigingen
  • zwakker sociale-informatie-verwerkingsproces
72
Q

hoe werkt pathway 2 naar antisociaal gedrag?

A
  1. neurale disfuncties en omgevingsfactoren –>
  2. cognitieve tegenslagen en maladaptieve persoonlijkheidskenmerken –>
  3. hypomentalisatie (gereduceerde cognitieve en affectieve mentalisatie) –>
  4. gebrek aan wederkerigheid –>
  5. proactief antisociaal gedrag
73
Q

proactief antisociaal gedrag

A

sociale agressie en normoverschrijdend gedrag

74
Q

pathway 2 naar antisociaal gedrag: welke omgevingsfactoren spelen een rol?

A
  1. onveilige hechting
  2. emotionele verwaarlozing
75
Q

pathway 2 naar antisociaal gedrag: welke cognitieve tegenslagen?

A
  1. verminderde besluitvorming
  2. verminderde responsinhibatie
76
Q

hoe werkt pathway 3 naar antisociaal gedrag?

A
  1. neurale disfuncties en omgevingsfactoren –>
  2. cognitieve tegenslagen en maladaptieve persoonlijkheidskenmerken –>
  3. hypomentalisatie –>
  4. verminderd vermogen en wil voor wederkerigheid –>
  5. proactief sociaal gedrag
77
Q

pathway 3 naar antisociaal gedrag: welke omgevingsfactoren spelen een rol?

A
  1. weinig ouderlijke warmte
  2. weinig positief ouderschap
78
Q

pathway 2 naar antisociaal gedrag: welke cognitieve tegenslagen?

A
  1. verminderde empathie
  2. tekorten in aandachtmodulatie
79
Q

wat voor evidence-based behandeling is er nu voor antisociale PS en psychopathie?

A

nog niks evidence-based

80
Q

welke 4 behandelingen lijken veelbelovend bij antisociale PS en psychopathie?

A
  1. CGT
  2. MBT
  3. SFT
  4. DGT
81
Q

CGT staat voor:

A

cognitieve gedragstherapie

82
Q

MBT staat voor:

A

mentalisation-based treatment

83
Q

SFT staat voor:

A

schema focused therapy

84
Q

DGT staat voor:

A

dialectische gedragstherapie

85
Q

welke 3 therapieën passen bij pathway 1: gebrek aan vertrouwen?

A
  1. trauma-interventies
  2. schema therapie
  3. cognitieve gedragstherapie
86
Q

welke 4 therapieën passen bij pathway 2: gebrek aan wederkerigheid?

A
  1. mentalisation based therapy
  2. dialectical behavior therapy
  3. impulsive lifestyle counseling
  4. agression prevention training
87
Q

welke 2 therapieën passen bij pathway 3: gebrek aan vermogen en wil tot wederkerigheid?

A
  1. cognitive remidation therapy
  2. risk reduction: two component treatment
88
Q

Pathway 1 (verminderd vertrouwen):
dynamiek: ik vertrouw jou niet, dus ik val je aan.
welke therapie hiervoor?

A
  1. traumabehandelin
  2. EMDR
  3. SFT
  4. CBT
89
Q

Pathway 2 (verminderde wederkerigheid):
dynamiek: ik zie niet hoe jij je voelt, en daarom kan ik me niet zo goed afstemmen, of: “olifant in porseleinkast” niet bewust van grenzen overgaan
welke therapie hiervoor?

A
  1. sociale cognitie training (VR)
  2. MBT
  3. Impulsive lifestyle counceling
90
Q

Pathway 3 (harteloos, gevoelloos, psychopathie):
dynamiek: ik zie hoe je je voelt, maar het boeit me niet
welke therapie hiervoor?

A
  1. CGT
  2. external structuring treatment
  3. protective factors
  4. behandeling van subproblemen (trauma, verslaving etc.)
  5. cognitive remidation training
91
Q

verschil psychopathie en autisme

A
  • bij autisme is er geen cognitieve empathie, kan niet voorstellen hoe de ander zich voelt
  • bij psychopathie is er wel cognitieve empathie, maar ze doen er niks mee
92
Q

willen mensen met psychopathie wel behandeling?

A
  • meestal niet –> opgelegde behandeling (TBS)
  • niet hele leven in gevangenis, hoe dan? –> behandeling
93
Q

met welke PS is hoge comorbiditeit met antisociale PS?

A

hoge comorbiditeit tussen antisociale PS en paranoïde PS

94
Q

hoe kan je als therapeut contact maken met een patiënt met antisociale PS?

A

zoek een aangrijpingspunt, bijvoorbeeld eenzaamheid

95
Q

wat kan een gevolg zijn als therapeuten sterke negatieve emoties krijgen door cliënten?

A

de therapeut zou therapeutisch Nihillisme kunnen gaan aannemen

96
Q

wat is therapeutisch Nihillisme?

A

de gedachte dat niets helpt, en het geen zin heeft om deze mensen te helpen

97
Q

welke 2 vliegen sla je in een klap bij behandeling van patiënten met antisociaal gedrag?

A
  1. ze komen van hun eigen problemen af
  2. de omgeving heeft minder last van de patiënt
98
Q

Er zijn interviews gehouden met antisociale persoonlijkheidsstoornispatiënten (n=8) over hun ervaringen in de psychotherapie, wat kwam eruit?

A
  • wantrouwen en kritische houding tegenover therapeuten
  • sensitief voor afwijzing en stigma
  • open houding
  • respect
  • timing
99
Q

wat zijn kenmerken van een goede therapeut voor de behandeling van patiënten met een antisociale PS?

A
  1. open houding zonder vooroordelen
  2. streng maar vriendelijk
  3. consistent, voorspelbaar en duidelijk
  4. flexibel
  5. zelfvertrouwen