Hoorcollege 2: epidemiologie, verloop en risicofactoren van PS'en Flashcards
Gebaseerd op de dia's, mijn aantekeningen en een samenvatting
waarom is kennis over epidemiologie, beloop en risicofactoren van persoonlijkheidsstoornissen belangrijk?
noodzakelijk voor detectie, preventie en effectieve behandeling van PS’en
waardoor variëren prevalentiecijfers?
- populatie
- type beoordelaar
- type beoordeling
uit de meta-analyse van Zimmerman et al, 2018, welke PS heeft de hoogste prevalentie?
obsessief-compulsief –> 3.2%
uit de meta-analyse van Zimmerman et al, 2018, welke PS heeft de laagste prevalentie?
schizotypisch –> 0.6%
uit de meta-analyse van Zimmerman et al, 2018, welke groep heeft vaker paranoïde PS?
Personen met een lagere opleiding en personen met familieleden met schizofrenie
uit de meta-analyse van Zimmerman et al, 2018, welke groep heeft vaker schizoïde PS?
2x zo vaak voor bij mannen
uit de meta-analyse van Zimmerman et al, 2018, welke groep heeft vaker histrionische PS?
vrouwen
uit de meta-analyse van Zimmerman et al, 2018, welke groep heeft vaker antisociale PS?
- mannen 4 x meer
- instabiel huwelijk en beroep
- lage opleiding
- 50% van de mensen in de gevangenis
uit de meta-analyse van Zimmerman et al, 2018, welke groep heeft vaker borderline PS?
jongeren
uit de meta-analyse van Zimmerman et al, 2018, welke groep heeft vaker narcistische PS?
mannen
uit de meta-analyse van Zimmerman et al, 2018, welke groep heeft vaker afhankelijke PS?
vrouwen
uit de meta-analyse van Zimmerman et al, 2018, welke groep heeft vaker obsessief-compulsief PS?
mannen (in oudere studies)
uit de meta-analyse van Zimmerman et al, 2018, welke PS’en komen vaker voor bij mannen?
- schizoïde
- antisociale
- narcistische
- obsessief-compulsief (in oudere studies)
uit de meta-analyse van Zimmerman et al, 2018, welke PS’en komen vaker voor bij vrouwen?
- histrionisch
- afhankelijk
uit de meta-analyse van Zimmerman et al, 2018, welke PS’en komen vaker voor bij mensen met een lagere opleiding?
- paranoïde
- antisociale
welke 3 PS’en hebben de meeste vermindering in kwaliteit van leven?
- schizotypisch
- bordeline
- vermijdend
welke 2 PS’en worden het minst gerelateerd aan beperkingen in het functioneren?
- obsessief-compulsief
- histrionisch
Hoeveel % van de BPS-patiënten herstelde van deze diagnose + functioneerden beroepsmatig en sociaal goed?
50% –> Gunderson et al, 2011
hoe stabiel zijn PS’en?
- ze zijn stabieler dan klinische stoornissen (zoals angst of depressie)
- onderliggende eigenschappen (zoals neuroticisme) zijn vrij stabiel
- beperkingen in het functioneren van mensen met PS’en is vrij stabiel
binnen cluster A, welke PS heeft de laagste prevalentie?
schizotypisch
binnen cluster A, welke PS heeft de hoogste prevalentie?
paranoïde
binnen cluster B, welke PS heeft de laagste prevalentie?
narcistisch
binnen cluster B, welke PS heeft de hoogste prevalentie?
histrionisch
binnen cluster C, welke PS heeft de laagste prevalentie?
afhankelijk
binnen cluster C, welke PS heeft de hoogste prevalentie?
obsessief-compulsief
bij welke PS is context van invloed?
antisociale PS
Wat is IRB?
project om weer snel te participeren na de behandeling
wanneer wordt borderline PS als ergst ervaren?
in de 20er jaren
Factoren die in verband worden gebracht met slechte resultaten en zelfdoding bij borderline PS patiënten:
- emotioneel en seksueel misbruik door opvoeders
- traumatische ervaringen op volwassen leeftijd
- familiegeschiedenis van voltooide zelfdoding
- slechte sociale cohesie/kleine sociale steun/groep
zijn goede uitkomsten voor mensen met borderline PS gerelateerd aan het zoeken naar of vermijden van intieme relaties?
vermijden van
Waarom blijkt voor een aanzienlijk aantal patiënten met BPS een goede uitkomst gerelateerd aan vermijden van intieme relaties?
de kern van BPS is angst om verlaten te worden, hebben ze geen relatie, dan hebben ze minder last van die angst
wat voorspelt antisociaal gedrag op volwassen leeftijd?
delinquent gedrag in de jeugd
leidt herhaaldelijk antisociaal gedrag in de kindertijd of adolescentie altijd/vaak tot antisociaal gedrag als volwassene?
nee, vaak niet
4 sterkste voorspellers van crimineel of gewelddadig gedrag op volwassen leeftijd
- lage opleiding van de ouders
- slecht ouderlijk toezicht
- slechte opvoedingsvaardigheden
- grote gezinsgrootte
wat hebben de 4 sterkste voorspellers van crimineel of gewelddadig gedrag op volwassen leeftijd met elkaar gemeen?
- minder aandacht en (pedagogische) betrokkenheid tot het kind
- gebrek van aanleren van basisregels en grenzen door ouders
als je kijkt naar het beloop van antisociale PS, wat overlapt dan met borderline PS?
–> een afname van symptomen over tijd, gerelateerd aan afname van impulsiviteit
wat vind je als je antisociale mannen onder de 40 jaar vergelijkt met de normale populatie?
dan zie je dat de antisociale mannen jonger dan 40 jaar een buitensporig hoog risico op vroegtijdig overlijden hebben (geweld, hart- en vaatziekten (24% sterftecijfer) in vergelijking met individuen uit de algemene bevolking
3 factoren die verband houden met een goed resultaat bij mensen met antisociale PS
- werkstabiliteit
- geen alcoholmisbruik
- stabiel huwelijk
bij mensen met antisociale PS, welke 2 aspecten kunnen in verband worden gebracht met symptomen op latere leeftijd?
- vroeg middelenmisbruik
- ernstiger antisociaal gedrag
waar of niet waar: volgens Tyrer (2005) zijn er aanwijzingen dat de cluster C PS minder uitgesproken wordt naarmate de leeftijd toeneemt
niet waar,
Er zijn aanwijzingen dat de cluster C PS méér uitgesproken wordt naarmate de leeftijd toeneemt
wat blijkt op psychopathologisch vlak bij mensen met vermijdende PS?
Individuen met vermijdende PS waren 12 jaar later ernstiger depressief
Bij welke groep komt obsessief-compulsieve PS vaker voor: jongere of oudere leeftijdsgroepen?
oudere leeftijdsgroepen
Wat zou een mogelijke verklaring kunnen zijn voor het feit dat waar cluster A en B afnemen gedurende het leven, cluster C juist toeneemt?
er komt o.a. bevestiging voor de patronen
vb: secuur met je werk omgaan wordt vaak aangemoedigd –> obsessief-compulsieve PS in stand gehouden
is er bewijs voor toename van PS in Westerse culturen door prestatie en individualistische cultuur?
nee
Hoe kan je leefomgeving een risicofactor zijn voor het ontwikkelen van antisociale PS?
in ghetto opgroeien –> meer toegang tot drugs & meer crimineel gedrag door moeite doen om aan drugs te raken
wat bleek uit NESARC-onderzoek (Grant et al., 2004)?
- PS-percentages ligt het hoogt bij Afro-Amerikanen (16,6%), dan bij blanken (14,6) of Latijns-Amerikanen (14%) of Aziaten (10%)
Bij welke culturele/etnische groep komt borderline PS vaker voor volgens onderzoek van Chavira et al. (2003)?
Latijns-Amerikaanse,
meer dan bij blanke of Afro-Amerikaanse
Bij welke culturele/etnische groep komt schizotypische PS vaker voor volgens onderzoek van Chavira et al. (2003)?
Afro-Amerikanen
welke PS komt vaker voor bij slechte leefomstandigheden?
antisociale PS
volgens onderzoek van Grant et al. (2012), bij welke 2 etnische groepen kom obsessief-compulsieve PS MINDER vaak voor?
- Hispanics
- Aziatische Amerikanen
op welke plaatsen komt antisociale PS vaker voor?
vooral in de binnensteden
welke 3 aspecten zijn gerelateerd aan antisociale PS?
- slechte leefomstandigheden
- middelenmisbruik
- verslaving
wat kan o.a. een rol spelen bij de prevalentiecijfers, anders dan cultuur?
- opleiding
- slechte leefomstandigheden
- middelenmisbruik
- sociaaleconomische factoren
- beschikbaarheid van behandelingsfaciliteiten
wat kan een rol spelen bij de diagnose van PS’en ?
culturele voorkeur of beoordeling
de criteria van welke 2 PS’en kunnen worden beschouwd als stereotiepe trekken voor vrouwen?
- afhankelijke PS
- theatrale PS
de criteria van welke 3 PS’en kunnen worden beschouwd als stereotiepe trekken voor mannen?
- obsessief-compulsieve PS
- narcistische PS
- antisociale PS
op welke 3 factoren van de BIG-FIVE scoren vrouwen hoger dan mannen?
- extraversie
- agreeableness/vriendelijkheid
- neuroticisme
met welke 2 PS’en worden vrouwen eerder gediagnostiseerd?
- borderline PS
- theatrale PS
met welke 2 PS’en worden mannen eerder gediagnostiseerd?
- antisociale PS
- narcistische PS
comorbiditeit betekenis
samen voorkomen met andere aandoeningen
comorbiditeit: wat blijkt uit onderzoek van Togerson et al., 2001?
meer dan 25% van de mensen met een PS hadden minstens een andere PS
comorbiditeit: wat blijkt uit onderzoek van McGlashan et al., 2000?
gemiddeld 1,4 PS
comorbiditeit: wat blijkt uit onderzoek van Coid et al., 2006?
- 54% had één PS,
- 22% had twee PS,
- 11% had 3 PS,
- 14% had 8 PS
comorbiditeit: wat blijkt uit onderzoek van Bornstein, 2012?
Afhankelijk en theatraal worden geassocieerd met borderline
comorbiditeit: wat blijkt uit onderzoek van Grant et al., 2005?
vermijdende PS is sterk co-occurent met afhankelijke PS en minder met obsessief-compulsieve PS
comorbiditeit: wat blijkt uit onderzoek van Fossati e.a., 2001?
Schizotypisch is gerelateerd aan paranoïde en schizoïde PS
is comorbiditeit eerder regel of eerder uitzondering in de klinische populatie?
eerder regel
hoeveel van de mensen met een PS heeft minstens één levenslange andere psychische stoornis?
50%
Schizotypische PD in de adolescentie voorspelt wat op latere leeftijd?
- schizofrenie
- schizoaffectieve stoornis
- bipolaire stoornis
aan welke 2 PS’en is ADHD sterk gerelateerd?
- antisociale PS
- borderline PS
waarom is ADHD sterk gerelateerd aan antisociale PS en borderline PS?
door impulsiviteit
met welke 2 clusters komt autisme vaak samen voor?
- cluster a
- cluster c
met welke PS komt autisme het vaakst samen voor?
obsessief-compulsieve PS
waardoor komt autisme samen voor met cluster-A PS’en en cluster-C PS’en?
door interpersoonlijke moeilijkheden
waarom is somatisatiestoornis gerelateerd aan antisociale, BPS, theatrale, vermijdende, afhankelijke en narcistische PS?
gerelateerd aan problemen met het reguleren van emoties
bij welke 2 PS’en is misbruik en afhankelijkheid van middelen hoog?
- borderline PS
- antisociale PS
2/3 van de borderline PS en 70% van de antisociale patiënten hebben een stoornis in …
middelenmisbruik
hoe hoog is het % mensen met PS bij bij mensen met middelenmisbruik en gokstoornissen?
40-50%
waardoor heeft 2/3 van de borderline PS en 70% van de antisociale patiënten hebben een stoornis in middelenmisbruik?
Vermoedelijk gerelateerd aan:
1. genetische impulsontremmingsproblemen/verminderde executieve besluitvorming,
2. En / of een ongunstige familiale opvoeding/traumatische gebeurtenissen die leiden tot misbruik als copingmechanisme.
hoeveel % van de mensen met een angststoornis heeft een PS?
35-52%
bij welk cluster PS’en komt het vaakst een angststoornis voor?
cluster C
bij welk cluster PS’en komt het minst vaakst een angststoornis voor?
cluster A
welke PS en welke soort angststoornis hebben een hoge comorbiditeit?
vermijdende PS en sociale angststoornis
bij welke 3 PS’en komt PTSS het meest voor?
- borderline
- vermijdende
- paranoïde
waar of niet waar: PS in late volwassenheid verhoogt risico op agorafobie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessieve-compulsieve stoornis, paniekstoornis.
niet waar:
PS in late ADOLESCENTIE verhoogt risico op agorafobie, gegeneraliseerde angststoornis, obsessieve-compulsieve stoornis, paniekstoornis.
hoeveel % van de mensen met stemmingsstoornissen heeft minstens 1 PS?
40-50%
waar kunnen PS’en aan bijdragen op psychopathologisch vlak?
aan een verhoogd risico op de ontwikkeling of herhaling van depressieve stoornissen
Bij bipolaire stoornis komt welk cluster het vaakst voor?
cluster C net iets meer dan cluster B
welk cluster is vooral gerelateerd aan stemmings- en angststoornissen (met name afhankelijke PD en vermijdende PD)?
vooral cluster C, maar niet beperkt tot dit cluster
welke 2 PS’en zijn sterkst gerelateerd aan dysthymie, manie, paniekstoornis met agorafobie, sociale fobie en gegeneraliseerde angststoornis?
- paranoïde PS
- schizoïde PS
welke 2 PS’en het sterkst geassocieerd met manie, paniekstoornis met agorafobie, sociale fobie en gegeneraliseerde angststoornis?
- histrionische PS
- antisociale PS
met welke eetstoornis heeft borderline PS overlap?
met boulimia
met welke eetstoornis heeft cluster-C PS overlap?
anorexia
waarvoor staat het p-niveau?
het ernstniveau
wat zijn de 5 theoretische modellen voor het verklaren van comorbiditeit?
- kwetsbaarheidsmodel
- continuïteitsmodel
- complicatiemodel
- co-effectmodel/gedeeld risicomodel
- attenuatiemodel
wat houdt het kwetsbaarheidsmodel in?
persoonlijkheidsstoornis is risicofactor voor de ontwikkeling van syndroomstoornissen
voorbeeld van het kwetsbaarheidsmodel:
cluster-C predisponeert/is risicofactor voor ontwikkeling van angst- en stemmingsstoornissen
wat houdt het continuïteitsmodel in?
persoonlijkheidsstoornissen worden gezien als subklinische manifestaties van een zich langzaam ontwikkelende syndroomstoornis
voorbeeld van het continuïteitsmodel:
schizotypisch kan individuen predisponeren voor schizofrenie/een vroege uiting zijn van schizofrenie
wat houdt het complicatiemodel in?
persoonlijkheidsstoornis ontwikkelen zich als gevolg van een blijvende syndroomstoornis
voorbeeld van het complicatiemodel:
Angststoornis in kindertijd verhoogt het risico op een vermijdende PS op latere leeftijd
wat houdt het co-effectmodel/gedeeld risicomodel in?
PS en klinische stoornissen zijn twee afzonderlijke structuren, maar komen samen voor als gevolg van een DERDE GEMEENSCHAPPELIJKE FACTOR of oorzakelijk proces
voorbeeld van het co-effectmodel/gedeeld risicomodel:
middelenmisbruik en BPS als gevolg van erfelijke impulsproblemen of fysiek en seksueel misbruik
wat houdt het attenuatiemodel in?
beide stoornissen zijn alternatieve uitingen van dezelfde genetische of constitutionele kwetsbaarheid
+ nemen allebei een punt in op een spectrum
voorbeeld van het attenuatiemodel:
BPS en stemmingsstoornissen kunnen verschillende punten innemen langs een gemeenschappelijk affectief of depressief spectrum
welk model zien we hier:
persoonlijkheidsstoornis is risicofactor voor de ontwikkeling van syndroomstoornissen
kwetsbaarheidsmodel
welk model zien we hier:
persoonlijkheidsstoornissen worden gezien als subklinische manifestaties van een zich langzaam ontwikkelende syndroomstoornis
continuïteitsmodel
welk model zien we hier:
persoonlijkheidsstoornis ontwikkelen zich als gevolg van een blijvende syndroomstoornis
complicatiemodel
welk model zien we hier:
PS en klinische stoornissen zijn twee afzonderlijke structuren, maar komen samen voor als gevolg van een DERDE GEMEENSCHAPPELIJKE FACTOR of oorzakelijk proces
co-effectmodel/gedeeld risicomodel
welk model zien we hier:
beide stoornissen zijn alternatieve uitingen van dezelfde genetische of constitutionele kwetsbaarheid + nemen allebei een punt in op hetzelfde spectrum
attenuatiemodel
welk model zien we in dit voorbeeld hier:
BPS en stemmingsstoornissen kunnen verschillende punten innemen langs een gemeenschappelijk affectief of depressief spectrum
attenuatiemodel
welk model zien we in dit voorbeeld hier:
middelenmisbruik en BPS als gevolg van erfelijke impulsproblemen of fysiek en seksueel misbruik
co-effectmodel/gedeeld risicomodel
welk model zien we in dit voorbeeld hier:
Angststoornis in kindertijd verhoogt het risico op een vermijdende PS op latere leeftijd
complicatiemodel
welk model zien we in dit voorbeeld hier:
schizotypisch kan individuen predisponeren voor schizofrenie/een vroege uiting zijn van schizofrenie
continuïteitsmodel
welk model zien we in dit voorbeeld hier:
cluster-C predisponeert/is risicofactor voor ontwikkeling van angst- en stemmingsstoornissen
kwetsbaarheidmodel
welke van de theoretische modellen om comorbiditeit te verklaren wordt het vaakst egbruikt?
het kwetsbaarheidsmodel
etiologie betekenis
oorzakenleer, waardoor komt …?
wat is de belangrijkste etiologie van PS’en?
gen-omgevingsinteractie
noem 6 risicofactoren voor persoonlijkheidsstoornissen:
- genen
- temperament
- socialisatieprocessen
- perinatale factoren
- tegenspoed in de kindertijd
- ouderschap/hechtingsstijlen
Persoonlijkheidsstoornissen worden beschreven door DSM-5 symptomen en gekaraktiseerd door:
- affectieve/impulsieve neigingen
- onderliggende cognities en cognitieve schema’s over zichzelf/anderen
- interpersoonlijke/sociale gedragspatronen
wat is de erfelijkheidsgraad voor cluster-A PS’en?
0.21-0.26
hoe is schizotypische PS genetisch gekoppeld?
aan schizofrenie + verhoogde kans op schizofrenie
waar of niet waar: er is bewijs dat de schizotypische, schizoïde en paranoïde PS’en genetisch met elkaar verbonden zijn.
niet helemaal waar: er is tegenstrijdig bewijs
wat is de range van erfelijkheidsgraad binnen cluster B?
31-41%
wat is de erfelijkheidsgraad van antisociale PS?
41%
wat is de erfelijkheidsgraad van borderline PS?
37%
wat is de erfelijkheidsgraad van theatrale PS?
31%
wat is de erfelijkheidsgraad van narcistische PS?
35%
Binnen cluster-B, welke PS heeft de hoogste erfelijkheidsgraad?
antisociale PS
Binnen cluster-B, welke PS heeft de laagste erfelijkheidsgraad?
theatrale PS
waar of niet waar: Eerstegraads familieleden van personen met borderline PS hebben een tweevoudig verhoogd risico op borderline PS
niet waar:
Eerstegraads familieleden van personen met borderline PS hebben een DRIEvoudig verhoogd risico op borderline PS
is er bewijs voor een specifiek gen gerelateerd aan BPS?
nee, geen bewijs
hoe houdt genotype verband met de ontwikkeling van PS’en?
- Sommige genotypes kunnen de gevoeligheid van kinderen voor negatieve omgevingsfactoren zoals fysieke mishandeling verhogen, terwijl andere genotypes de weerstand van kinderen tegen trauma’s kunnen bevorderen
- dus: genotype kan kinderen gevoelig maken voor ontwikkeling van PS’en of ze juist sterk maken tegen trauma
hoeveel % van het risico op antisociaal gedrag is gerelateerd aan genen?
56%
welke genen zijn gerelateerd aan antisociaal gedrag?
- dopamine-genen
- (MAO-A polymorfisme)
Wat werkt versterkend bij mensen met dopamine-genen en (MAO-A polymorfisme) en de ontwikkeling van antisociaal gedrag?
de omgeving: aanwezigheid van mishandeling in de kindertijd
Wat zou een voorloper kunnen zijn van sociale angst in de adolescentie en - in ernstigere gevallen - vermijdende PS op volwassen leeftijd?
gedragsremming in de kindertijd
Binnen cluster-C, welke PS heeft de laagste erfelijkheidsgraad?
obsessief-compulsieve PS
Binnen cluster-C, welke PS heeft de hoogste erfelijkheidsgraad?
vermijdende PS
wat is de erfelijkheidsgraad van obsessief-compulsieve PS?
27%
wat is de erfelijkheidsgraad van vermijdende PS?
37%
wat is de erfelijkheidsgraad van afhankelijke PS?
30%
waar zijn dopamine receptoren (DRD4 en DRD3) aan gerelateerd?
vermijdende en dwangmatige PS kenmerken bij depressieve personen
waar is D3 dopamine receptor Gly/Gly genotype aan gerelateerd?
obsessieve-compulsieve PS, verhoogd risico 2.4
wat is de conclusie die je kan trekken over erfelijkheid in persoonlijkheidsstoornissen?
- er is een zekere maat van erfelijkheid, maar onderzoek is beperkt
- met name de genen in INTERACTIE met omgeving van invloed
Cloninger’s Biosociale Theorie
volgens dit model is persoonlijkheid een multidimensionaal construct dat bestaat uit temperaments- en karakterfactoren
volgens dit model is persoonlijkheid een multidimensionaal construct dat bestaat uit temperaments- en karakterfactoren
Cloninger’s Biosociale Theorie
wat zijn de 4 genetische temperamentsfactoren van Cloningers biosociale model?
- harm-avoidence
- novelty seeking
- reward dependence
- persistence
Cloningers biosociale model: temperamentsfactoren: wat is harm-avoidance?
het inhibieren van reacties op vervelende stimuli om straf te ontlopen
met welk biologisch systeem is harm-avoidance gerelateerd?
het serotenerge systeem
Cloningers biosociale model: temperamentsfactoren: wat is novelty-seeking?
gedragsactivatie op nieuwe stimuli die leiden tot het nastreven van beloning en het ontsnappen aan straf
met welk biologisch systeem is novelty-seeking gerelateerd?
dopaminerge systeem
Cloningers biosociale model: temperamentsfactoren: wat is reward dependence?
de neiging om positief te reageren op geconditioneerde beloningssignalen die het gedrag in stand houden
met welk biologisch systeem is reward dependence gerelateerd?
gemedieerd door noradrenerge activiteit
Cloningers biosociale model: temperamentsfactoren: wat is persistence?
doorzettingsvermogen ondanks frustratie en vermoeidheid
hoe scoort cluster A op de temperamentsfactoren van Cloningers biosociale model?
lage reward dependence –> minder prikkels zoeken
hoe scoort cluster B op de temperamentsfactoren van Cloningers biosociale model?
hoge novelty seeking –> op zoek naar prikkels
hoe scoort cluster C op de temperamentsfactoren van Cloningers biosociale model?
hoge harm-avoidance –> vermijdend gedrag
welk cluster scoort hoog op harm-avoidance (temperamentsfactoren van Cloningers biosociale model)?
cluster C
welk cluster scoort laag op reward-dependence (temperamentsfactoren van Cloningers biosociale model)?
cluster A
welk cluster scoort hoog op novelty-seeking (temperamentsfactoren van Cloningers biosociale model)?
cluster B
wat zijn de 3 karakterfactoren van Cloningers biosociale model?
- self-directiveness
- cooperativeness
- self-transcendence
Cloningers biosociale model: karakterfactoren: wat is self-directiveness?
- zelfacceptatie
- zelfbepaling
- controle over adaptief gedrag in situaties
Cloningers biosociale model: karakterfactoren: wat is cooperativeness?
- acceptatie van anderen
Cloningers biosociale model: karakterfactoren: wat is self-transcendence?
- mate waarin iemand zich deel voelt uitmaken van de natuur, het universum in het algemeen, geassocieerd met spiritualiteit
welke factoren van Cloningers biosociale model blijken sterk samen te hangen met de aanwezigheid van PS?
de karakterfactoren self-directiveness en cooperativeness
met welke symptomen en welke PS wordt het slecht functioneren van het serotonerge systeem, met name het 5HT-systeem gerelateerd?
- impulsiviteit
- automutilatie
- affectieve instabiliteit
–> borderline PS
Mishandeling in de vroege kinderjaren kan leiden tot sensitisatie in welk neurobiologisch systeem?
sensitisatie van de hypothalamus-hypofyse-bijnieras (HPA-as)
wat gebeurt er als de hypothalamus-hypofyse-bijnieras sesitief is (door bijvoorbeeld minshandeling in de vroege kinderjaren)?
hypersecretie van corticotropine releasing factor (CRF), waardoor het cortisolniveau toeneemt
wat voor invloed heeft een te hoog cortisolniveau op het 5HT-systeem?
een te hoog cortisolniveau zorgt ervoor dat de
serontonerge activiteit afgeremd wordt
Kindermishandeling is gerelateerd aan hyperresponsiviteit van welke hormoonafgifte?
ACTH (adrenocorticotroop hormoon)
wat voor medicijnen zouden kunnen helpen bij bordeline PS patiënten?
serotonineheropnameremmers (SSRI’s)
hoe werkt de stress-respons-cyclus?
- Door een stressor wordt de hypothalamus geactiveerd om CRH (= corticotropin-releasing hormone) vrij te geven aan de hypofyse.
- Die op zijn beurt ACTH (= adrenocorticotropic hormone) vrijgeeft aan de bijnieren.
- Bijnieren produceren die cortisol.
BPD : verstoringen in neurotransmittersystemen van:
- opioïden (plezier en verzachting)
- oxytocine
- vasopressine (agressieregulatie)
waar of niet: Kleinere hippocampus- en kleinere amygdala-volumes bij BPS
waar
Impulsiviteit en suïcidaal gedrag zijn gerelateerd aan een verminderde werking van welk systeem?
serotenerge systeem
welke neurobiologische systemen zijn mogelijk verstoord/verminderd bij mensen met antisociale PS?
- serotenerge ontregeling –> agressieregulatieproblemen
- noradrenaline verstoord
- frontale kwab –> agressie en antisociaal gedrag + verminderd executief functioneren
- paralimbische systeem
schizotypische PS wordt gerelateerd met deze neurobiologische factoren:
- abnormaliteit in het cingulate systeem (affect, geheugen, executief functioneren)
- verminderde grijze stof in de prefrontale en temporale cortex
patiënten van welke PS rapporteerden hogere percentages van kindermisbruik?
borderline PS
welke PS is minder geassocieerd met kindermishandeling en ouderlijke verwaarlozing?
afhankelijke PS
wanneer ontstaan antisociale gedragsproblemen?
wanneer genetisch kwetsbare kinderen in een gezinsomgeving terechtkomen waarin ze worden mishandeld
wat is gehechtheid?
een langdurige band die wordt gekenmerkt door de neiging om de nabijheid van een volwassene te zoeken en te behouden om zich veilig en geborgen te voelen
wat is veilige hechting?
- ontvangt consistente gevoelige zorg,
- reageert zelfverzekerd flexibel op zichzelf en anderen
- positieve kijk op zelf + anderen
wat is Afwijzend vermijdende hechting?
- verzorger wijst de gevoelens en behoeften van het kind af,
- kind leert eigen gevoelens en behoeften te onderdrukken
- positief zelfbeeld + negatief anderbeeld
wat is Angstig gepreoccupeerde hechting?
- ontwikkelt zich als reactie op inconsistente, behoeftige zorg; waardoor het kind een verhoogde gevoeligheid heeft voor angst, boosheid en behoeftigheid om verbonden te blijven met gehechtheidsfiguren
- negatief zelfbeeld + positief anderbeeld
wat is onopgeloste hechting?
- komt voort uit dreigingen om verlaten, gekwetst of genegeerd te worden, of als gevolg van niets kunnen doen aan verlies of pijn
- negatief zelf en anderbeeld
welke hechting heeft: positief zelf- en anderbeeld?
veilige hechting
welke hechting heeft: positief zelfbeeld en negatief anderbeeld?
afwijzend vermijdende hechting
welke hechting heeft: negatief zelfbeeld en positief anderbeeld?
angstig gepreoccupeerde hechting
welke hechting heeft: negatief zelf- en anderbeeld?
onopgeloste hechting
welke gehechtheidsstijl wordt gelinkt aan: narcistische en antisociale PS?
afwijzend vermijdende hechting
welke gehechtheidsstijl wordt gelinkt aan: obsessief-compulsieve, theatrale, borderline en schizotypische PS?
gepreoccupeerde
Patiënten met BPS worden vaker gekenmerkt door
onopgeloste hechting
welke PS’en gelinkt aan afwijzend vermijdende hechting?
narcistische en antisociale PS
welke PS’en gelinkt aan gepreoccupeerde hechting?
obsessief-compulsieve, theatrale, borderline en schizotypische PS
welke PS’en gelinkt aan onopgeloste hechting?
borderline