Hoorcollege 7 (hc 10 Athena) Flashcards

1
Q

Drijvers voor globalisering

A

Kosten, markt, overheid en concurrentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Globalisatie

A

Intergratie van economische, politieke en juridische activiteiten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Globalisatie op micro level

A

Globalisatie van individuele organisaties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Globalisatie op Meso level

A

Globalisatie van markten of industrieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Globalisatie op macro level

A

Globalisatie van economieën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Multinationals

A

Opereren in meerdere landen en passen hun producten en werkwijze aan in elk land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Globale organisaties

A

Maken dezelfde producten op dezelfde manier, alsof de hele wereld gelijk is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Internationalisatie

A

Wanneer een organisatie waarde toevoegende activiteiten opstart in een ander land.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Inernational composition

A

In welke landen wil een organisatie actief zijn en hoe betrokken willen ze zijn?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

International management

A

Hoe moet een organisatie zichzelf organiseren, om te kunnen werken met het werken over grenzen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

International Scope

A

Welke landen zijn aantrekkelijk om in te handelen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

International distribution

A

Hoe zijn value adding activities verdeeld onder de gekozen landen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Three integration mechanisms

A
  1. standaardisatie
  2. coordinatie
  3. centralisatie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Foreign direct investment (FDI)

A

Investeringen waarin je eigenaar bent van een bedrijf in het buitenland. Je moet minimaal 10% van het bedrijf bezitten om een directe buitenlandse investering te hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gedecentraliseerde federatie

A

Weinig centralisatie, coördinatie en standaardisatie, autonoom en makkelijk aan te passen aan lokale omstandigheden en veranderingen. Multi-domestic (alle activiteiten van de waardeketen zijn aanwezig in de dochteronderneming).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gecoördineerde federatie

A

Kerncompetenties, technologieën, processen en producten worden op één plek bedacht en ontwikkeld en de rest wordt op lokaal niveau uitgevoerd. Er is enige standaardisatie en coördinatie. Internationaal.

17
Q

Gecentraliseerde hub

A

Alle hoofdactiviteiten worden in het thuisland uitgevoerd, er is sprake van hoge standaardisatie en centralisatie. Globaal.

18
Q

Geïntegreerd netwerk

A

Alle units hebben nauw contact met elkaar, niet alleen met het hoofdkantoor. Geen centralisatie, maar wel veel coördinatie. Transnationaal (think global, act global).

19
Q

The OLI paradigm

A
  1. Ownership advantages
  2. Location advantages
  3. Internationalization advantages
20
Q

Cluster

A

Een geografisch nabij gelegen groep van onderling verbonden bedrijven en geassocieerde instellingen op een bepaald gebied.

21
Q

Pure agglomeratie

A

Kleine bedrijven, met instabiele relaties die open toegang hebben.

22
Q

Industrial complex

A

Paar grote bedrijven die stabiele relaties hebben, maar de toegang is alleen voor bepaalde leden.

23
Q

Social network

A

Loyaal, sociaal en grotendeels open voor iedereen.