Hoorcollege 7 (hc 10 Athena) Flashcards
Drijvers voor globalisering
Kosten, markt, overheid en concurrentie.
Globalisatie
Intergratie van economische, politieke en juridische activiteiten.
Globalisatie op micro level
Globalisatie van individuele organisaties
Globalisatie op Meso level
Globalisatie van markten of industrieën
Globalisatie op macro level
Globalisatie van economieën
Multinationals
Opereren in meerdere landen en passen hun producten en werkwijze aan in elk land.
Globale organisaties
Maken dezelfde producten op dezelfde manier, alsof de hele wereld gelijk is.
Internationalisatie
Wanneer een organisatie waarde toevoegende activiteiten opstart in een ander land.
Inernational composition
In welke landen wil een organisatie actief zijn en hoe betrokken willen ze zijn?
International management
Hoe moet een organisatie zichzelf organiseren, om te kunnen werken met het werken over grenzen.
International Scope
Welke landen zijn aantrekkelijk om in te handelen?
International distribution
Hoe zijn value adding activities verdeeld onder de gekozen landen?
Three integration mechanisms
- standaardisatie
- coordinatie
- centralisatie
Foreign direct investment (FDI)
Investeringen waarin je eigenaar bent van een bedrijf in het buitenland. Je moet minimaal 10% van het bedrijf bezitten om een directe buitenlandse investering te hebben.
Gedecentraliseerde federatie
Weinig centralisatie, coördinatie en standaardisatie, autonoom en makkelijk aan te passen aan lokale omstandigheden en veranderingen. Multi-domestic (alle activiteiten van de waardeketen zijn aanwezig in de dochteronderneming).
Gecoördineerde federatie
Kerncompetenties, technologieën, processen en producten worden op één plek bedacht en ontwikkeld en de rest wordt op lokaal niveau uitgevoerd. Er is enige standaardisatie en coördinatie. Internationaal.
Gecentraliseerde hub
Alle hoofdactiviteiten worden in het thuisland uitgevoerd, er is sprake van hoge standaardisatie en centralisatie. Globaal.
Geïntegreerd netwerk
Alle units hebben nauw contact met elkaar, niet alleen met het hoofdkantoor. Geen centralisatie, maar wel veel coördinatie. Transnationaal (think global, act global).
The OLI paradigm
- Ownership advantages
- Location advantages
- Internationalization advantages
Cluster
Een geografisch nabij gelegen groep van onderling verbonden bedrijven en geassocieerde instellingen op een bepaald gebied.
Pure agglomeratie
Kleine bedrijven, met instabiele relaties die open toegang hebben.
Industrial complex
Paar grote bedrijven die stabiele relaties hebben, maar de toegang is alleen voor bepaalde leden.
Social network
Loyaal, sociaal en grotendeels open voor iedereen.