Hoorcollege 4 Flashcards

1
Q

Penrose

A

Resource based view: vaardigheden in een bedrijf zijn heel bepalend in de mogelijkheden voor de organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Chandler

A

Structuur volgt strategie. Groter bedrijf zorgt voor een management en marketing. 3 pronged investments (3 M’s).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Ansloff

A

Strategie bestaat uit vier componenten:
1. product-markt combinatie
2. groeisnelheid
3. concurrentievoordeel
4. Synergie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Andrews (Matching definities)

A

Strategie bestaat uit vier componenten:
1. Markten en marktkansen
2. Competenties
3. Onderscheidenheid
4. Ambitie van de manager
Probeer zo veel mogelijk rationeel te verklaren, maar er zit altijd wat irrationeels in.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Porter

A

De generieke strategieën (cost-leadership en differentiatie strategie), je kijkt naar product-markt combinatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Mintzberg (Eclectische definities)

A

De 5 p’s
1. Plan (geplande koers)
2. Ploy (manoeuvre voor concurrent)
3. Pattern (onbedoeld patroon van acties)
4. Position
5. Perspective

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Strategie (hiërarchische definitie)

A

Missie, visie en doel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Proces van strategievorming

A
  1. Identificeren van problemen (mission setting & agenda setting)
  2. Diagnose (externe en interne beoordeling)
  3. Conception/conceiving (opties genereren & selecteren)
  4. Realiseren (action taking & performance control)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Top vs. middel vs. bottom

A

Meerdere niveaus in de organisatie zijn betrokken bij de strategievorming.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Lijn vs. staf

A

Lijnmanagers voeren de strategie in, staffuncties geven er feedback op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Deliberateness

A

Iets bewust doen, eerst denken en dan doen, vervolgens een plan maken en dit implementeren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Emergence

A

Het proces van zichtbaar worden zonder plannen. Dit wordt gevormd tijdens het denken en doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

The strategic planning perspective

A

Managers moeten volgens hen tijd en aandacht besteden aan het formuleren van een expliciet plan, gebruikmaken van alle mogelijke informatie en de alternatieven afwegen. “think before you act”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

The strategic incrementalism perspective

A

Strategievorming gaat volgens hen om reflecteren, leren, experimenteren en veranderen. Strategische problemen zijn vaak uniek, complex en gerelateerd aan andere problemen: “wicked problems”.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wicked problem

A

Het gaat om problemen die geen goede oplossing hebben, maar het moet wel opgelost worden, anders wordt het alleen maar erger. Vaak is er maar één kans om het op te lossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Objectives

A

Strategische intentie van de organisatie op lange termijn.

17
Q

Goals

A

Specifieke prestaties waar deadlines aan zitten.

18
Q

Schaal

A

Functionele activiteiten die met elkaar overeenkomen en schaalvoordelen opleveren.

19
Q

Scope

A

Strekking: dezelfde benadering van een markt.

20
Q

Diversificatie systeem

A

Stap voor stap werken

21
Q

Afstoting systeem

A

Timing is belangrijk voor het afstoten van een strategie.

22
Q

Planning school

A

Wanneer onzekerheid toeneemt, zullen bedrijven ijverig die veranderingen in hun omgeving proberen te voorspellen, beter presteren dan bedrijven die dit niet doen.

23
Q

Adaptive school

A

Het is van belang om te reageren en je als bedrijf aan te passen aan de veranderingen die zich op dat moment voordoen.

24
Q

Visionary

A

(Planning school) Een organisatie zelf zijn omgeving bouwt en tot bloei laat komen door toekomstige mogelijkheden/kansen te voorspellen en proactief moet werken.

25
Q

Transformative

A

Samen werken met andere bedrijven en doelen creëren.

26
Q

Explorative foresight

A

Doel om een bedrijf te positioneren in een omgeving die exogeen is aan zijn inspanningen.

27
Q

Normative foresight

A

Probeert controle uit te oefenen op de drijvende krachten achter verandering, door een actieve rol te spelen bij het vormgeven en vaststellen van deze drijvende krachten.