Hoorcollege 5 Flashcards

1
Q

Functionele gebiedsstrategie

A

Op het niveau van functionele gebieden ligt de belangrijkste focus van de strategie op de maximalisatie van de productiviteit van middelen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Business model

A

De configuratie van bronnen, activiteiten en product/services aanbiedingen, bedoeld om waarde te creëren voor consumenten, dus de manier waarop een firma zijn bedrijf voert.
1. Value proposition
2. Value adding activities
3. Stock of assets/ resource base

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Porter’s 5 forces model of competition

A
  1. Nieuwe toetreders
  2. Dreiging van vervangers
  3. Mate van rivaliteit
  4. Onderhandelingsbevoegdheden van kopers
  5. Onderhandelingsbevoegdheden van leveranciers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

De Waardeketen

A

Een geïntegreerde set van processen die waarde creëren en leiden tot levering van het product en/of services.
Primair proces: inhoud logistics, verwerken en produceren van product, outbound logistics, marketing, dienst aanleveren.
secundaire proces: HR, inkopen en procedures, infrastructuur en ICT.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Toegevoegde waarde strategie

A

Operational excellence, product leadership and customer intimacy.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Capabilities

A

De mogelijkheid voor de organisatie om zijn resources, zijn functional based.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Competenties

A

Een set van skills en knowhow, ondergebracht in een strategic business unit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Market adaption

A

Je kijkt naar wat er op de markt nodig is en waar kansen liggen en vanuit daar opereer je (industriële organisatie model).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Resource leverage

A

Je kijkt naar wat je kracht is en gaat vanuit daar opereren. Resource based model.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Outside-in perspectief

A

Organisaties moeten hun omgeving als uitgangspunt nemen bij het bepalen van hun strategie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Inside-out perspectief

A

Strategieën moeten gemaakt worden op basis van sterke punten van een organisatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Customer value imperatives

A

Be a customer value leader, innovate new value for customers, capitalize on the customer as an asset, capitalize on the brand as an asset.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Organisatiebronnen

A

Alle bronnen, capaciteiten, processen, informatie en kennis in een organisatie die het mogelijk maken om strategieën te implementeren, die effectiviteit en efficiëntie verhogen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Incrementele dynamische capaciteiten

A

Capaciteiten die betrekking hebben op de voortdurende verbetering van de middelen basis van het bedrijf.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Regeneratieve dynamische vermogens

A

Zijn niet van invloed op de resource base van het bedrijf, maar op de huidige set van dynamische vermogens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly