Hoorcollege 1 Flashcards

1
Q

Strategie

A

Doelen en lange termijn plannen, gefocust op de externe omgeving een bedrijf. Strategie gaat om met dilemma’s en paradoxen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Netwerklevel niveau

A

Het leven tussen bedrijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Corporate level

A

Ga je veel activiteiten op je nemen, of ga je toespitsen op één activiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Business level

A

Hoe positioneer je je, en wat doe je met de concurrentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Functioneel niveau

A

Hoe moet je de functies inrichten binnen een organisatie?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Tool-driven

A

Je bestudeert en begrijpt de theorie afzonderlijk van elkaar, om deze later wanneer er een probleem voorkomt deze theorie te gebruiken om het op te lossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Problem-driven

A

Je probeert eerst het probleem te begrijpen, en daarna kies je de theorie die het kan oplossen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Strategie formuleren (strategizing)

A

Het bepalen van een strategie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Missie en visie (missioning and visioning)

A

Wat worden je missie en visie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Strategisch proces (strategy process)

A

Gekoppeld aan strategy content. Op wat voor manier komt de strategie tot stand? Bestaat uit: strategy formulation, strategic change & strategic innovation.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Strategische inhoud (strategy content)

A

Wat wordt de strategie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Strategische context (strategy context)

A

Omstandigheden waarin de strategy content en de strategy process zijn besloten. Op welk level is de strategie ingebed (internationaal/industrie/organisatie)?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Puzzles (either/or problem)

A

Een uitdagend probleem met een optimale oplossing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Dilemma’s (either/or problem)

A

Een vervelend probleem met twee mogelijke oplossingen, die beide goed zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Trade-offs (Both/and problems)

A

Er zijn veel mogelijke oplossingen, die allemaal een andere balans geven tussen twee conflicterende gebieden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Paradoxes (both/and problems)

A

Een situatie waarin twee ogenschijnlijk tegengestelde factoren allebei goed lijken te zijn, hierdoor probeer je ‘the best of both worlds’ te verkrijgen.

17
Q

Dialectisch onderzoek

A

Je hebt een thesis en antithesis. Je hebt twee tegengestelde standpunten, waarbij de probleemoplosser het probleem goed moet begrijpen om zo een oplossing te kunnen vinden.

18
Q

Manieren om om te gaan met paradoxen (6)

A
  1. Navigating (een tegenstelling per keer)
  2. Parallel processing (tegengestelde eisen van elkaar splitsen extern/intern)
  3. Balancing (dynamisch evenwicht)
  4. Juxtaposing (gelijktijdig verschillende eisen managen op permanente basis)
  5. Resolving (hoger niveau van balans bereiken)
  6. Embracing (spanning als bron van creativiteit en kansen)
19
Q

Wicked problems

A

Interconnectedness, complicatedness, uncertainty, ambiguity (kan op verschillende manieren gezien worden), conflict and societal constraints.

20
Q

Method of doubt

A

Dingen nog niet afwijzen of gebruiken voordat het getest en bewezen is.

21
Q

Distributive nature

A

Er is een gebalanceerde uitwisseling, het ene voordeel wordt opgegeven voor andere voordelen.

22
Q

Integrative nature

A

Het zien van mogelijke synergy.

23
Q

Leader centric teams

A

Het integreren van strategische tegenstellingen gebeurt voornamelijk door de leider van het team.
1. Afzonderlijke rollen, doelen en beloningen
2. Ondersteunende integrator
3. Hoge kwaliteit van leider-teamlid interactie en lage kwaliteit van teamlid-teamlid interactie.
4. Coachend leiderschap (differentiatie)

24
Q

Team centric teams

A

Het integreren van strategische tegenstellingen gebeurt door het team zelf, door sociale interacties in het team.
1. Realteams (grenzen)
2. Rollen, doelen en beloningen multiple level of analysis
3. Frequente interacties binnen het team
4. Coachend leiderschap (integratie)