Hoorcollege 6 Flashcards

1
Q

Multi-business corporaties

A

Sommige organisaties gaan verder dan dit, door iets heel anders erbij te gaan doen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Corporate configuratie

A

Strategiemakers moeten kijken wat de beste combinaties zijn en hoe ze gerelateerd zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Verticale integratie

A

In eigen industrie naar voor of achter bewegen door bijvoorbeeld ook het deel van de leveranciers te gaan doen (backwards vertical integration) of het deel van de verkoop (forward vertical integration).

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Horizontale diversificatie

A

Buiten eigen industrie uitbereiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Horizontale integratie

A

Het integreren van gerelateerde ondernemingen binnen eigen industrie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Corporate compositie

A

In welke lijnen van de organisatie zou de corporatie actief moeten zijn?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Corporate management

A

Welk organisatiesysteem is nodig om deze corporatie te runnen?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Corporate scope

A

Welke activiteiten neem je onder je?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Corporate distribution

A

Wat zou het relatieve gewicht van elke branche moeten zijn?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Integration mechanisms

A

Hoe moeten de synergiën tussen de bedrijven worden gerealiseerd?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Management mechanism

A

Wie moet ervoor zorgen dat de synergiën tussen bedrijven worden gerealiseerd?

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Stimulansen (incentives)

A

Ontastbare en tastbare resources.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Business responsiveness

A

Je reageert op de ontwikkelingen in de markt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Disfunctionele controle

A

Het corporate bedrijf heeft niet altijd de know-how over specifieke activiteiten en resultaten van de unit, dus doelen van bovenaf sluiten niet altijd aan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Afgestompte beloning

A

Motivatie kan afnemen door gelimiteerde autonomie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Multi-business synergy

A

Er wordt toegevoegde waarde wordt gecreëerd door in twee of meerdere bedrijfstakken actief te zijn.

17
Q

Resource relatedness

A

Bronnen kunnen gedeeld worden met elkaar (resource leveraging).

18
Q

Product offering relatedness

A

Aligning positions, units kunnen elkaar helpen bij het uitlijnen van hun posities in de markt.

19
Q

Activity relatedness (integrating activities)

A

Gedeelde activiteiten en gelinkte activiteiten. Activiteiten zijn efficiënter wanneer ze geïntegreerd zijn.

20
Q

Portfolio organisatie perspectief

A

Reactiviteit boven synergie, elke unit heeft eigen, unieke kenmerken/behoeften en daarom is een hoge mate van autonomie vereist en slechts financiële controle van het corporate centrum.

21
Q

Geïntegreerd organisatieperspectief

A

Een multi-business corporatie moet meer zijn dan een bijeengeraapt geheel van een investeerder.

22
Q

Financiële controle stijlen

A

Elke businessunit is heel autonoom, slechts een paar activiteiten zijn gecentraliseerd of gestandaardiseerd.

23
Q

Strategische controle stijl

A

De units hebben hechte relaties met het corporate bedrijf, er zijn enkele centrale services, er wordt gecoördineerd en er is standaardisatie.

24
Q

Strategische planning stijl

A

De units hebben weinig autonomie, veel activiteiten zijn gecentraliseerd of gestandaardiseerd.

25
Q

Stars

A

Hoge groei, hoog marktaandeel waardoor een bedrijf een marktleider is en ook blijft als men blijft investeren.

26
Q

Cash cow

A

Lage groei, hoog marktaandeel. Er wordt veel geld verdiend, omdat men niet investeert in de organisatie hebben ze ook lage kosten.

27
Q

Dogs

A

Lage groei, laag marktaandeel. Slechte concurrentiepositie, weinig marktaandeel en daardoor weinig geld om te investeren, door weinig investeringen en weinig groei (vicieus).

28
Q

Question marks

A

Hoge groei, laag marktaandeel. Deze organisaties kunnen nog een star worden als er op een juiste manier geïnvesteerd wordt, maar er is ook een kans dat ze een hond worden en dat ze verkocht worden of failliet gaan, afhankelijk van de strategie.

29
Q

Kerncompetenties

A

Het collectieve leren van een organisatie, communicatie, betrokkenheid en commitment om over organisatiegrenzen heen te werken.

30
Q

Kernproducten

A

Worden gemaakt met de kerncompetenties.

31
Q

Review raamwerk

A
  1. Kansen voor synergie (overlap in waardeketen, overeenstemming bereiken, championing)
  2. Huidige aanpak synergie (filosofie, houding, geloof, mechanismen en processen)
  3. Effectiviteit van de aanpak
  4. Agenda voor verandering