Hoorcollege 3: Angststoornissen Flashcards

1
Q

Internaliserend/externaliserend; wat is angst?

A

Dimensionele benadering.
Internaliserend = naar binnen toegekeerd (vaker bij vrouwen) –> het individu zelf ondervindt er het meeste last van.
Externaliserend = naar buiten toegekeerd (vaker bij mannen) –> buitenwereld ondervindt er vooral last van.
Angst valt onder de internaliserende stoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Vrees vs. Angst

A

Vrees= onmiddellijke dreiging (bekend/voelbaar)
Angst = eigen gedachten (geen onmiddellijke reële dreiging)

Wel dezelfde 3 reacties ! (Belangrijk voor assessment)
- gedragsmatig (weglopen, bevende stem, sluiten van ogen)
- cognitief (angstgedachten, verbeelden van lichaamsschade)
- fysiologisch (veranderingen in hartritme en ademhaling, spierspanning, maagpijn)

Zorgen zijn enkel gedachten –> geen sprake van reële dreiging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

‘Normale’ angsten

A

Leeftijd is een zeer bepalende factor om te bepalen of gedrag normaal is of niet.
Door de stijgende autonomie worden we ook meer geconfronteerd met sociale angsten.
- 6-9 maanden: angst voor vreemden (hechting)
- 2 jaar: bang voor verkleedde figuren
- 4 jaar: bang voor het donken
- jonge kinderen: fysieke veiligheid
- oudere kinderen/adolescenten: sociale angsten, faalangst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Negatief affect

A

Mensen met een angststoornis gaan ook een algemeen negatief affect ervaren –> depressieve stoornissen (hoge co morbiditeit tussen angststoornissen/depressieve stoornissen)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Epidemiologie

A
  • meest voorkomend psychische stoornis
  • vrouwen vaker dan mannen
  • ontstaan tijdens de kindertijd of adolescentie
  • hoge onderlinge co-morbiditeit en depressie (internaliserend)
  • ongeveer 1/4e krijgt behandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Algemene angststoornis

A

Algemene bezorgdheid die moeilijk onder controle te houden is waar het lichaam ook op gaat reageren
Het is erg moeilijk te achterhalen of het om een algemene angststoornis gaat –> geen specifieke situaties, ook fysieke klachten.
-Aanhoudende en overmatige zorgen over dagelijkse activiteiten en gebeurtenissen (zonder specifieke aanleiding ‘little worriers’)
DSM criteria:
- Rusteloosheid, opgedraaid of gespannen gevoel
- Snel vermoeid
- Moeite met concentreren
- Prikkelbaarheid
- Spierspanning
- Slaapstoornis
Intensiteit , frequentie, interferentie! (intens en frequent, met interfereren van levenskwaliteit)
Aanvangsleeftijd ong. 10 jaar.
- Comorbiditeit met depressie of sociale angst (adolescent), separatie-angst (kind)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Separatie angst

A

Angst voor scheiding van huis of mensen aan wie men emotioneel gehecht is. (is normaal tussen de 6-9 maanden).
DSM criteria:
- terugkerend buitensporig van streek zijn door het verwachten of ervaren van een scheiding van thuis of belangrijke anderen.
- aanhoudende en buitensporige bezorgdheid over het meemaken van een gebeurtenis, die leidt tot scheiding van belangrijke anderen, zoals verdwalen
- Aanhoudende en buitensporige bezorgdheid over het verliezen van belang
Intensiteit, frequentie, interferentie

Diagnose meestal gesteld voor 12 jaar
- Hoge comorbiditeit met algemene angststoornis , depressie, paniekstoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociale angst/sociale fobie

A

Angst om negatief beoordeeld te worden in sociale situaties (ontmoeten nieuwe mensen, presenteren, bij evaluatie).
1. Duidelijke angst of vrees voor een of meer sociale situaties waarin de betrokkene wordt blootgesteld aan mogelijke kritische beoordeling door anderen
2. De betrokkene vreest dat hij of zij zich zodanig zal gedragen in zo’n mate angstverschijnselenen zal vertonen dat anderen hierover negatief zullen oordelen.
Intensiteit, frequentie, interfereren.
Aanvangsleeftijd 8 jaar: echter prevalentie stijgt met leeftijd (komt vaker voor op oudere leeftijd)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Sociale angst en leeftijd

A

2 verschillende ontwikkelingspaden:
- Angst voor fysiek gevaar
- Angst voor sociale evaluatie

Heeft eerder te maken met socio-cognitieve (ego) maturiteit dan met leeftijd –> leeftijd niet zo zeer bepalend voor sociale evaluatie, maar je zelfbewustzijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Selectief mutisme

A

Angst om in specifieke situaties te spreken!

Enigste angststoornis in de DSM die alleen bij kinderen voorkomt!
Heeft te maken met hechting, als je ze niet behandeld, kunnen ze in hun volwassenheid geïsoleerd raken.
Aanvangsleeftijd: 2,5j
Veilig gehecht voelen thuis, maar daar buiten angst om te spreken in specifieke situatie (bij vreemden waar geen veilige geborgenheid is)
Wordt vaak verward met een taalstoornis of zelfs met autisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Paniek stoornis

A

Paniek aanvallen
Bij stoornis: recidiverend en ten minste 1 maand één van de volgende criteria:
1. aanhoudende zorgen over het hebben van een aanval
2. een significant onaangepaste verandering in gedrag (vermijdingsreacties bv.)

Voortdurende herhalende paniekaanvallen waar geen aanleiding toe is (behalve de gedachten voor angst van het hebben van een aanval). Nauwelijks bij kinderen, vooral bij adolescenten en volwassenen.

Separatie angst bij kinderen –> hoger risico op paniek stoornis

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Obsessieve-Compulsieve stoornis

A

Obsessies & Compulsies.
Bij mensen met OCD gaat het om een obsessieve dram om bepaalde gedragsrituelen uit te gaan voeren, om de stress onder controle proberen te houden. Ze zijn zich er van bewust dat de gedragsrituelen niet reëel zijn en niet gaan helpen de angst onder controle te houden.
- Als ze zich er niet van bewust zijn = obsessief-compulsieve persoonlijkheidsstoornis.
Mensen hebben dus bepaalde obsessies en doormiddel van gedragsmatige rituelen proberen ze deze angst onder controle te houden.
- Ernstige angststoornis die juist vaker bij mannen voorkomt!; sterke neurobiologische verhouding

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

PTSD

A

Valt samen met de reactieve hechtingsstoornis onder trauma- en stressgerelateerde stoornissen.
- Herbeleven
- Vermijden
- Negatieve veranderingen in cognities en stemming (bijv. agressief)
- Opwinding (arousal) en reactiviteit
Tenminste 1 maand.
Het hoeft niet onmiddellijk te ontstaat.
Enigste stoornis die iedereen kan overkomen, geen biologische predispositie voor nodig, heeft effect op de hersenstructuur, maar niet op iets dat al aanwezig was –> kan dus iedereen gebeuren.
Kan met iedereen gebeuren na een traumatische gebeurtenis: kan ook een trauma zijn die iemand gezien heeft bij iemand anders (getuigen zijn van… dierbaren verloren aan terroristische aanslagen). Hoeft het niet zelf mee te maken, kan ook doordat je weet dat iemand dierbaars trauma heeft meegemaakt.
Bij kinderen manifesteert het zich anders = meer uitingen in het imaginaire spel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Reactieve hechtingsstoornis

A

Samen met PTSD trauma en stress gerelateerde stoornis

Reactie op een tekort aan liefde en aandacht uit de omgeving…
Tijdens de eerste 9 kritieke maanden na de geboorte (hechting moet dan gebeuren), hebben ze dit niet gehad:
- Geweld/verwaarlozing
- Van pleeggezin naar pleeggezin.

Gebrek aan gevoeligheid en reactievermogen bij primaire zorgverleners: op het moment dat ze zich veilig beginnen te voelen… Hun gedrag is een reactie op iets wat ze niet hebben gekregen –> geen veilige hechting gehad.
Hier zullen ze altijd last van blijven hebben, altijd een verstoorde hechting.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Etiologie: Biologisch/genetisch

A

Mensen met een predispostieie voor angststoornissen, overactieve amygdala (activeren van arousal, cortisol in gang zetten) in combinatie met onderactieve prefrontale cortex (controleren van impulsen en executieve functies)
- Hersencircuits (+amygdala en -prefrontale cortex) en neurotransmitter systemen (serotonine, GABA, CRH) –> vooral OCD
- Temperament: gedragsremming, negatief affect en lagere zelf-controle –> vooral separatie angst, sociale angst
Hoge mate van zelfcontrole nodig om negatief affect tegen te gaan!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Etiologie: Gezin/Omgeving

A

Vooral oudere kinderen; omwille van:
- Verwaarlozing, misbruik, negatieve ervaringen, pesten
Angststoornis bij een kind: vaak biologische factor
Angststoornis bij adolescent/volwassenen: kijken naar buitenste lagen van het model.

17
Q

Etiologie: leervisie van Rachman

A

3 paden die gecombineerd tot een fobie leiden.
1. Direct (klassieke conditionering)
2. Indirect (modeling & avoidance = operant) –> zien van vermijdingsreacties van anderen
3. Transmissie van informatie (cognitief) / onaangepaste cognities (Beck 1976)–> als je moeder jou altijd heeft verteld, pas op daar is een hond die kan jou bijten

18
Q

Etiologie:

A

Voornamelijk moeders, vaders belangrijk voor compensatie.

  • Onveilige hechting
  • Relaties met leeftijdsgenoten: een goede relatie kan ook als een beschermingsfactor werken (meso/microsysteem).
19
Q

Assessment

A

Er is nooit één oorzaak voor een ontwikkelingsstoornis, we gaan nooit alleen naar het individu kijken, maar ook naar de omgeving.
- interviews en zelfrapportage
- directe observaties en fysiologische metingen

20
Q

Behandeling

A

Verstoorde hechting zal zorgen voor moeilijke behandeling; reactieve hechtingsstoornis is onbehandelbaar (hun is iets tekort gedaan in de kritieke fase)
Centraal element =
exposure/blootstelling aan!
- Relaxatie
- Relaxatie gecombineerd met exposure –> systematische desensitizatie (imaginair of in vivo) / counter conditioneringseffect
- Modeling (cf Bandura)
- Contingency management (operant)
- Cognitive-behavioral treatment (CBT)
- Pharmacological/medicatie (SSRI’s) –> heel zelden, wel vaak bij mensen met OCD (daar wordt te weinig serotonine doorgegeven)
- OCD: CBT vaak gecombineerd met SSRI

21
Q

CBT

A

Meest effectief: 60%
Leren emoties herkennen en welke gedachtes er onder de emoties liggen.
Leren herkennen wat de triggers zijn
Coopingsvaardigheden aanleren.
Doelen: Herkennen van de signalen (emoties), identificeren van de cognitieve processen (gedachten) en copingvaardigheden opbouwen (gedrag)

22
Q

Kendall’s 16 weken programma

A

Doelgroep 7-13 jaar
Aanleren van FEAR vaardigheden
F - Feeling Frightened (herkennen lichaamssignalen voor angst).
E- Expecting bad things to happen? (identificeren angstgedachten)
A - Attitudes and actions that may help (ontwikkelen coping vaardigheden)
R - Results and rewards (contigency management)
Eerste helft: educatie en aanleren coping vaardigheden
Tweede helft: in vivo exposure met therapeut

23
Q

DEEP

A

Behandeling van de toekomst
Meditatieve VR game gecontroleerd door ademhaling