Hoorcollege 2 Flashcards
Er zijn 2 grote stromingen in het intelligentieonderzoek.
g = algemene mentale activiteit.
s = mentale activiteiten die specifiek voor één taak nodig zijn.
SPEARMAN
- De psychometrische benadering
Deze benadering is gebaseerd op statistiek en zoeken naar factoren in intelligentie. Denk aan CHC-model, deze zoekt factoren binnen de intelligentie. Kijken naar de onderliggende factoren bij bepaalde resultaten. Hier wordt gedaan aan factoranalyse.
Een pionier hiervan was Spearman. Hij zag dat mensen die op een taak goed scoorde ook op de andere goed scoorde. Hij vond correlaties tussen proeven en schoolprestaties.
g = intelligentie, dit was een single factor model of intelligence.
De g-factor zit achter alle hoge scores. De g-factor maakt het dat de scores hoog zijn.
Naast de g-factoren had Spearman ook de s-factoren, specifieke factoren. Door s-factoren te introduceren werd het een tweefactorentheorie van intelligentie.
- De cognitief-experimentele benadering
Deze benadering is gebaseerd op experimenten en theorieën en hebben een ruimere kijk op intelligentie.
Thurstone: Primary Mental Abilities
VWR-VA-WL
Multiple factoranalyse: meerdere factoren uit gegevens kunnen halen.
Er zijn 57 tests ontworpen, om zo te kijken welke factoren onderling samenhangen.
Volgens Thurstone bestaat ‘g’ niet. Later werd een compromis gesloten om de g te maken uit 7 subcategorieën. De zeven subcategorieën vormden de Primary Mental Abilities.
- Verbaal inzicht/verbaal begrip
Begrijpen van woorden en tekst. - Woordvlotheid
Snel kunnen bedenken van woorden die tegemoet komen aan een bepaald criterium. Hoe snel ben je met woorden? - Rekenkundig inzicht/cijferen
Snel en juist rekenen - visueel-ruimtelijk inzicht
- associatief geheugen
Informatie die je krijgt kunnen onthouden. - Waarnemingssnelheid
De snelheid waarmee je iets kan waarnemen, bv. zien van verbanden of verschillen. - Logisch redeneren
Logische verbanden zien.
Op deze theorie werd sterk doorgebouwd en de meeste psychologen volgde Thurstone. Door de begrijpbare factoren kan makkelijk een link naar de praktijk gemaakt worden.
Het Matrixmodel van Guilford
Structure of intellect theorie: OIP
Guilford wijst ook het idee van één algemene intelligentiefactor af en bouwt verder op het werk van Thurstone.
Hij maakt de ‘structure of intellect’-theorie.
Cognitie is iets wat je doet als je een taak krijgt, je doet van alles in je hoofd en je kan dit opdelen in 3 onderdelen.
- Operaties
De bewerkingen die je in je hoofd doet;
Cognitie
Geheugen
Divergent denken
Convergent denken
Evaluatie
- Inhoud
Met welk materiaal wordt er gewerkt in bepaalde oefeningen;
Figuraal materiaal
Symbolisch materiaal = letters en cijfers
Semantisch materiaal = woorden en zinnen, dingen met betekenis.
Gedrag - Product
Op welke manier ga je het materiaal van een bepaalde oefening ordenen;
Eenheden
Klassen
Relaties
Systemen
Transformaties
Implicaties
Op basis hiervan ontstond er een intelligentiekubus met 150 theoretisch mogelijke intelligentiefactoren (5x5x6)
Achteraf gezien hadden de 150 delen te veel overlap.
Validiteit kan niet worden aangetoond.
Divergent en convergent denken
Divergent denken = verschillende oplossingen bedenken voor een probleem. Creatief denken.
Convergent denken = Eén bepaalde oplossing zoeken voor een probleem.
Vernon
Vernon bouwde verder op de theorie van Spearman.
Hij bouwde een hiërarchisch intelligentiemodel met behoudt van de g- en s-factoren. Er kwamen nog twee groepen bij; verbaal-educatieve vermogens en ruimtelijke en perceptueel-praktische vermogens.
Samengevat psychometrische stromingen
Spearman: “Er is één factor!”
Thurstone: “Nee, dat kan niet, ik zie 7 factoren!”
Guilford: “7? Da’s maar flauw hoor, ik herken 150 factoren!”
Vernon: “Niet overdrijven he! Er is één grote factor g, maar dat is ook wat simpel, dus deze verdelen we in twee grote hoofdvaardigheden”
Cognitief-experimentele benadering
Deze benadering wordt bekeken vanuit meerdere verschillende wetenschappelijke hoeken en bestudeert de cognitieve processen.
De eerste cognitief-experimentele onderzoeken en theorieën gingen over het verband tussen intelligentie en andere metingen;
1. Reactie- en inspectietijden
Zegt de snelheid van een probleem oplossen iets over de intelligentie? Er is enig bewijs voor grotere snelheid –> grotere intelligentie. Toch is dit niet volledig het geval.
- Capaciteit van het werkgeheugen
Zegt het werkgeheugen iets over iemand zijn intelligentie? Ook hier is het maar deels waar. - Onderzoek naar verband tussen intelligentie en hersensignalen
Denk aan werken met elektroden en een test afnemen om zo hersensignalen te meten en deze te kunnen linken aan intelligentie. Er is een verband, maar niet handig en erg moeilijk uitvoerbaar.
PASS-theorie van intelligentie
Modulair
PASS =
Planning, Attention-Arousal, Simultaneous and Successive
PASS gaat ervan uit dat de hersenen modulair zijn. Dit wil zeggen dat er verschillende gebieden nodig zijn voor verschillende doeleinden.
PASS theorie bevat 4 elementen:
- Planning
- Aandacht en arousal
- Simultane infoverwerking, de samenhang zoeken in de informatie die binnenkomt. Hier maak je een duidelijk beeld van.
- Succesieve infoverwerking, chronologische informatie verwerken.
Deze 4 processen worden elk uitgevoerd in verschillende delen van de hersenen.
Robert Sternberg, één van de meest vooraanstaande intelligentie-onderzoekers van de laatste decennia.
Informatieverwerkingstheorie
Niet alleen mentale vaardigheden (woordenschat, begrip, geheugen, …) dit is slechts een deel van intelligentie (boekenwijsheid/schoolwijsheid). Ook creativiteit / street smart en aanpassen aan en vorm geven aan de omgeving spelen een rol.
Volgens Sternberg is intelligent gedrag opgebouwd uit:
- Cognitieve functies
Processen om informatie mee te verwerken. Bv. Coderen, ordenen, oplossingen bedenken, alternatieven bedenken, vergelijken, …
- Metacognitie
Metacomponenten: Inzicht, overzicht en aansturing van deze processen.
Sternberg: Triarchisch model van succesvolle intelligentie.
Succesvolle intelligentie = wat iemand bereikt, in relatie tot wat hij of zij belangrijk vindt in het leven, binnen zijn of haar sociale context.
Dus niet (enkel) schoolse kennis.
Triarchisch (= 3 trappen) intelligentiemodel
1. Contextuele intelligentie (Praktische intelligentie)
Of je goed bent in het aanpassen aan je omgeving.
2. Experiëntiële intelligentie (Creatieve intelligentie) Gaat over creativiteit en oplossingen zoeken voor nieuwe problemen. Uit ervaring leren. Gaat over het hele spectrum qua nieuwe situaties en situaties waar je bekend mee bent. 2.1 Selectief coderen Welke elementen zijn relevant voor mijn probleem? Analyse.
2.2 Selectief vergelijken
De relevante elementen vergelijken met wat je al weet.
2.3 Selectief combineren
Elementen samen leggen en komen tot een oplossing.
3. Componentiële intelligentie (Analytische intelligentie) Innerlijke, mentale processen die zich in de mens afspelen als hij intelligent gedrag stelt.
Componentiële subtheorie heeft 3 functies:
- metacomponenten: het proces van plannen, hoe ga ik iets aanpakken.
- Prestatiecomponenten: Het uitvoeren van de taak.
- Kennisverwervingscomponent: Verwerven van nieuwe kennis.
Intelligentietest van Sternberg (TAT)
Sternberg Triarchic Abilities Test:
Personen te identificeren die op een andere manier begaafd zijn dan gemeten met klassieke IQ-tests.
Meet niet alleen traditionele intellectuele vaardigheden, maar ook:
- analytische en synthetische vaardigheden
- automatiseren
- praktische vaardigheden
.
Gardner en zijn Theorie van meervoudige intelligentie
Talenten
Probeerde alles in 1 referentiekader te combineren – bevindingen uit:
De cognitieve psychologie, neurologie, ontwikkelingspsychologie, onderzoek naar genieën en individuen met specifieke begaafdheden dan wel handicaps.
Sommige mensen hebben specifieke talenten zonder een hoge algemene g-score.
Theorie van meervoudige intelligenties:
- intelligentie altijd gebonden aan een specifieke inhoud.
- om buitengewone talenten op een beperkt gebied te kunnen verklaren.
Richt zich niet uitsluitend op de vaardigheden om informatie te verwerken.
Eerder een visie dan een theorie.