Hoorcollege 11 Flashcards

1
Q

Wat doen de risicotaxatie instrumenten?

A

Inschatten van de kans dat persoon nog een keer een delict gaan plegen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de 2 belangrijkste risicotaxatie instrumenten?

A

HKT-R en HCR-20

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat voorspelt recidive?

A
  • Criminaliteit verleden (belangrijkst)
  • Aanwezigheid stoornis
  • Mannelijk geslacht
  • Leeftijd (hoe jonger hoe meer kans)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waar wordt risicotaxatie voor gebruikt?

A
  • Inschatten risicodiversico
  • Plaatsing forensisch psychiatrische instelling
  • Maatregel TBS beëndigen
  • Duur of straf maatregel
  • Volgen bahandeling
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Link tussen stoornis en delicten?

A
  • Aanwezigheid stoornis zorgt voor nieuwe delicten
  • Verdachte komt in soortgelijke situaties door stoornis
  • Stoornis zorgt voor contact slachtoffer/mededaders
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

3 type risicotaxatie?

A
  1. Subjectief
  2. Actuarieel oordeel
  3. Gestructueerd klinisch
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Subjectieve risicotaxatie?

A

Lang geleden. Puur op basis van epertise, ervaring en kennis.
Blijkt dat het net zo effectief is als toeval en ze het 2x vaker fout dan juist hadden. Leken schatten het ook even goed als psychiaters.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Actuarieel oordeel?

A

Lijst met risico’s en beschermende factoren en dit optellen. Mist gezonde verstand, alleen statistich.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Gestructureerd klinisch oordeel?

A

Wel score van items maar ook additionele info toevoegen van bijvoorbeeld dossier.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Base rate

A

Statistische prevalentie van bepaald gedrag in een bepaalde groep over een bepaalde tijd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Extreem delict base rate

A

Laag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Institutioneel en base rate

A

Laag want ze zitten vast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Schijnsamenhang

A

Hoe ernstiger delict hoe hoger het risico op opnieuw plegen (NIET WAAR)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Individuele risicofactoren?

A
  • Historisch (eerdere delicten)
  • Dispositioneel (persoonlijkheidstrekken)
  • Context
  • Klinisch (motivatie)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

ICC van risicotaxatie vragenlijsten

A

Goed, goede betrouwbaarheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Predictieve validiteit

A

Meten we wat we willen meten

17
Q

Prospectief

A

Inschatting doen en dan vrijlaten

18
Q

Retrospectief

A

Eerst is er een delict gepleegd en dan evalueren (is er een risicotaxatie geweest)

19
Q

Vals positieve inschatting

A

Je denkt dat iemand delict gaat plegen maar doet het niet

20
Q

Vals negatieve inschatting

A

Je denkt dat iemand geen delict gaat plegen maar doet het wel

21
Q

AUC

A

Area under the curve, predictieve validiteit.

Kans dat willeeurig geselecteerde recidivist een hogere score scoort dan willekeurige iet recidivist.

22
Q

Sensitiviteit (y as)

A

Kans dat iemand delict pleegt en het ook echt doet (Ph, true positief)

23
Q

1- specifiteit (x-as)

A

kans dat je denkt recidiveren maar gebeurt niet (PFA, false positief)

24
Q

Wanneer kan je AUC effectief gebruiken?

A

Als 100-base rate < AUC

25
Q

Vanaf wanneer AUC redelijk goed?

A

0.7

26
Q

Waar kunnen we wel goed onderscheid tussen maken

A

Hoog en laag risico

27
Q

Waar is risicotaxatie beperkt geschikt voor?

A

Gevoeligere waarden, de consequenties. Straffen, vrijlating, verlof.

28
Q

Negatieve predictiviteit

A

Mensen waarvan je dacht deze gaan niet de fout in en het ook echt niet doen is hoog.