Hoorcollege 10 Flashcards

1
Q

Seksuele disfunctie

A

Klinisch significante verstoring in een persoons vermogen om seksueel te reageren of seksueel plezier te ervaren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Nieuwe toevoegingen in DSM-5 mbt seksuele disfuncties

A
  1. Genderspecifieke disfuncties
  2. Minimumduur 6 maanden en frequentie 75-100%
  3. Criteria ernst specifiek gediagnosticeerd (dimensioneel)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Genderdysforie

A

Geen seksuele disfunctie of parafilie. De stress die personen ervaren als resultaat van niet overeenkomen gender (sekse) en genderidentiteit (hoe je je voelt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Parafilie

A

Atypische seksuele aantrekkingen die opzichzelf niet beschouwd worden als stoornis. Je ervaart er verder geen stress van

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Parafiele stoornis

A

Ervaren persoonlijke distress over hun interesse, ze vinden het zelf echt vervelend (egodystoon). Niet vanwege afkeur maatschappij.

OF

Hebben seksueel verlangen of gedrag dat bij anderen leidt tot psychologische distress, verwonding of dood of verlangen waarbij andere gedwongen wordt of geen mogelijkheid heeft tot instemmen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Voyeurismestoornis

A

Kijken naar anderen naakt/uitkleden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Exhibitionismestoornis

A

Geslachtsdelen ongewenst laten zien
Type 1 = tonen is het belangrijkste
Type 2 = shock voor andere is het belangrijkst

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Frotteurismestoornis

A

Tegen andere aanschuren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Seksueel mashonisme stoornis

A

Gepeinigd worden is fijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Seksueel sadisme stoornis

A

Mensen pijn doen is fijn

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Pedofilie stoornis

A

Aangtrokken tot kinderen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Fetisme stoornis

A

Aangetorkken tot objecten/ lichaamsdelen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Travestiestoornis

A

Opgewonden door verkleden als het andere geslacht

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Pedofiele stoornis

A

Geen mentale stoornis maar parafilie/parafiele stoornis.

A) Periode van 6 maanden, herhaalde, intense seksuele fantasieën, neigingen of gedragingen die seksuele activiteit met pre puberaal kind inhouden (<13 jaar)

B) Inividu heeft zich tgedragen naar deze neigingen OF neiging veroorzaken significante distress

C) Tenminste 16 jaar en 5 jaar ouder dan kind

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Pedofiele seksuele orientatie

A

Geen lijdensdruk, beperkingen en nog nooit gedragen naar de impulsen (geen behandeling)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Gefixeerd

A

Alleen met kinderen een seksuele relatie aangaan, voelen zich veilig bij kinderen. Kan geen relatie aangaan met volwassenen (blijven single). Vaak pedofiele stoornis.

17
Q

Geregresseerd (laag op fixatie)

A

Wel volwassen relatie aangaan, maar vrouw is emotioneel/seksueel niet beschikbaar dus ik moet me wel wijden aan mijn eigen kinderen. Incest

18
Q

Hoog contact

A
  • Leerkracht of incest
  • Minder snel over op verwondingen
19
Q

Interpersonal

A

Sterke band met het kind, houden van

20
Q

Narcistisch (model pedofilie)

A

Kind als gebruiksvoorwerp zien.

21
Q

Laag contact

A

Buiten familie en kan wel verwonding betrekken. (pedofilie)

22
Q

Low physical

A

Lage verwonding

23
Q

High pysical

A

Hoge verwonding

24
Q

STATIC 99

A

Risico assessment seksuele delictpleger

25
Q

The revised screening scale of pedophilic interest (SSPI-2)

A
  • Mannelijk slachtoffer <15
  • Meerdere slachtoffers
  • Kind slachtoffer <12
  • Slachtoffer buiten familie <15
  • Kinderpornografie

Met deze criteria kans groter op een herhaaldelict

26
Q

3 typen seksuele delict plegers

A
  1. Verkrachters
  2. Pedofiele stoornis
  3. Kindermisbruikers
27
Q
  1. Verkrachters
A

Alleen volwassenen, vooral psychopaten die dit doen. 25-35%

28
Q
  1. Pedofiele stoornis
A

Gefixeerd op kind, niet instaat volwassen relatie. Zelden antisociaal en zelden een strafblad. 20-25%

29
Q
  1. Kindermisbruik
A

Niet gefixeerd op kinderen, kan kinderen misbruiken maar ook volwassenen. Meestal antisociaal en veel strafbladen. Maar is geen pedofiel, niet perse gericht op kinderen. 45-50%

30
Q

Seksuele identiteit

A

Hetero, bi etc

31
Q

Seksuele aantrekking

A

Naar wie seksueel aangetrokken

32
Q

Gedrag

A

Wat doe je, met wie heb je seks

33
Q

Concordantie

A

Overeenstemming in de verschillende dingen (identiteit, aantrekking, gedrag)
Heeft een positief effect

34
Q

Disconcordantie

A

Geen overeenstemming in identiteit, aantrekking, gedrag. Negatieve gevolgen. Bijvoorbeeld depressieve klachten.