Hoofdzaken uit college's '19-'20 Flashcards

1
Q

Wat is het beleid van spruw (zonder klachten)? Hoe lang zet je de behandeling voort? Welke aanvullende adviezen geef je?

A

Spruw zonder klachten: B/ niet behandelen. Let op, spruw kan zon der uitwendige symptomen verlopen. Inwendige symptomen: hevige, stekende pijn diep in de borst tijdens/na bv.

Spruw met klachten: beide behandelen.
- MOEDER: na elke voeding dun laagje Miconazol op tepel + tepelhof (geen gel, maakt de tepel week). Miconazol voor voeding verwijderen.

  • KIND: na elke voeding…
    (1) een lik (1 ml) Miconazol orale gel (20mg/g = Daktarin) in de mond verdelen;
    (2) enkele druppels (0,5 ml) Nystatine suspensie 100.000 E/ml in de mond verdelen.

Behandeling voortzetten tot enkele dagen na verwijdering klachten (minimal duur 7-10 dagen).

Overige adviezen: let op hygiëne, heet wassen (bh+zoogcompress), afgekolfde MM niet bewaren/invriezen.

Diepe candida infectie? Hoge dosis anti-mycotica –> fluconazol (Diflucan –> 0,1% bereikt MM)
Dag 1 –> 200-400 mg
Vanaf dag 14 –> 1-2x 100 mg, continueren tot moeder 1 week pijnvrij is.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de regels bij de LAM-methode (Lactatie Amenorroe)? (4 antwoorden)

A
  1. Overdag <4 uur tussen voedingen;
  2. ’s Nachts <5 uur tussen voedingen;
  3. Baby <6 maanden;
  4. Menstruatie nog niet teruggekeerd.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke hormonale anticonceptie zijn toegestaan i.c.m. borstvoeding?

A

Enkel met het hormoon progesteron, oestrogeen remt de borstvoeding namelijk.

  • Minipil;
  • Prikpil;
  • Implanon;
  • Optioneel: T-safe koperspiraal.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vertel iets over de samenstelling/ verhoudingen van MM.

A

87,5% is water, de overige onderdelen bestaan uit macro-nutriënten, micro-nutriënten en >200 bestandsdelen (nutritioneel én niet-nutritioneel, sterk afhankelijk van stadia lactatie, portie voeding en tijdstip dag).

Macro-nutriënten:

  • Suikers (hoog in colostrum, laag in mature melk);
  • Vetten (40-50% van energiebron, beïnvloed door onrijpheid pancreasfiche lipase en galzouten neonaat);
  • Eiwitten (i.v.m. koe: lager eiwitgehalte, meer wei en minder caseïne).

Micro-nutriënten:

  • Mineralen (i.v.m. koe: lager, wel betere biobeschikbaarheid);
  • Vitaminen:
    1) Soms Vit-K-deficiëntie door minimale colonisatie bacteriën, suppletie nodig voor vermindering risico bloedingen;
    2) Onvoldoende Vit-D is borstvoeding. Risicogroep is moeilijk te bepalen, daarom routinematige suppletie (geldt ook voor FV-kinderen).
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn (alarm)symptomen voor een allergie?

A

Alarmsymptomen:

  • Zwelling, netelroos (plotseling jeukende bulten);
  • Fluogroene poep (met slijm);
  • Bloed in stoelgang;
  • Eczeem moeilijk onder controle;
  • Reflux moeilijk onder controle;
  • (Onverklaarbare) slechte groei.

Symptomen: geen enkel symptoom is specifiek:

  • Reflux;
  • Huilen;
  • Huiduitslag;
  • Eczeem;
  • Krampen;
  • Winderigheid;
  • Groeivertraging.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat weet je over IgE- en niet IgE-gemedieerde KoeMelkEiwit-Allergie (KME)?

A

IgE-gemedieerd:
Snelle reactie - gevaarlijk (netelroos, zwelling, maag-darm, verstopte neus). Uitgegroeid bij 3 jaar. Duidelijk erfelijk, zichtbaar bij bloed-/huidtest.

Niet IgE-gemedieerd:
Vertraagde reactie (72 uur later) - niet gevaarlijk (maag-darm, uitslag). Uitgegroeid bij 1 jaar. 40% allergisch familielid, niet zichtbaar bij bloed-/huidtest.

5-10% heeft symptomen van KME-allergie;
2-3% van alle baby’s hebben KMA;
0,5% van de bv-baby’s hebben KMA.
85% groeit uit KMA tussen 1 en 3 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Toe lang duurt het van tijd inname voedsel (lees: allergeen) totdat dit ‘voedsel’ in de MM komt?

A

Varieert van 10 minuten - enkele dagen. Borstvoeding beschermt niet tegen allergieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Is lactose-intolerantie hetzelfde als KMA?

A

Nee, KME-allergie vs. Lactose-intollerantie:
Immuungemedieerd vs. Malabsorptie;
Reactie op eiwit vs. Reactie op koolhydraat;
Huiduitslag, braken, diarree, krampen, zwelling… vs. Enkel maagdarm klachten;
Vooral bij kinderen <3 jaar vs. Vooral bij volwassenen en kinderen >3 jaar.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat hebben caseïne en wei met elkaar te maken en wat is het?

A

Beide zijn een component van koeienmelk.
- Caseïne: dierlijk eiwit, makkelijk afbreekbaar, veel aminozuren;
Wei: bijproduct van koemelk, bevat +/- 50% melksuikers (lactose) + eiwitten, vitaminen en mineralen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Er bestaat een vroege vorm (hypernatremische dehydratie) en een late vorm (failure to thrive) van stille ondervoeding.
Wat is het achterliggende probleem?

A
Vroege vorm (hypernatremische dehydratie):
Probleem van onvoldoende vocht door inadequate intake.
Late vorm (failure to thrive --> brede betekenis):
Probleem van onvoldoende calorische intake.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Er bestaat een vroege vorm (hypernatremische dehydratie) en een late vorm (failure to thrive) van stille ondervoeding.
Wat is de periode dat deze vorm voorkomt?

A

Vroege vorm (hypernatremische dehydratie):

  • Piekleeftijd = 10e dag pp;
  • Spreiding = 3-21e dag pp;
  • Mediaan = 7-12e dag pp.
Late vorm (failure to thrive --> brede betekenis):
Geen exacte periode gegeven. Eigen interpretatie = na kraambed.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Er bestaat een vroege vorm (hypernatremische dehydratie) en een late vorm (failure to thrive) van stille ondervoeding.
Wat zijn de bijhorende symptomen?

A

Vroege vorm (hypernatremische dehydratie):

  • Soms acuut;
  • Sepsis-achtig: icterus, slecht drinken, lethargie, koorts tgv dehydratie, geprikkeld;
  • Soms hongerig en alert, veel huilen;
  • Vaak weinig klinische tekenen van dehydratie: behoud extracellulair vocht, meestal normale huidturgor en fontanel;
  • Gewichtsverlies i.c.m. hypoglycemie.

Late vorm (failure to thrive –> brede betekenis):

  • Persisterend gewichtsverlies > 10e dag pp;
  • Niet op GG na 3 weken;
  • Groeisnelheid < p10 > 1 maand EN/OF afbuiging;
  • Minder ernstige ondervoeding.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het beleid van stille ondervoeding?

A

B/ Wees alert, voed kind, bescherm productie.

Failure To Thrive zonder hypernatremie? B/ minimaal 50 ml / kg / dag naast bv, verdeeld over 6-8 voedingen en ophogen indien kind hongerig lijkt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een (1) normale gewichtsverlies, (2) tijd terug op GG en (3) gewichtsevolutie na de kraamtijd?

A

(1) Normaal gewichtsverlies = <7%;
(2) Normale tijd terug op GG = <14e dag pp;
(3) Normale gewichtsevolutie na kraamtijd = 35-40 gr/dag.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is een (1) afwijkend gewichtsverlies, (2) tijd terug op GG en (3) gewichtsevolutie na de kraamtijd?
En wanneer gaan de alarmbellen rinkelen?

A

(1) Afwijkend gewichtsverlies = 7-10%;
(2) Afwijkende tijd terug op GG = 14-21 dagen pp;
(3) Afwijkende gewichtsevolutie na kraamtijd = 20-35 gr/dag.

Alarmbellen gaan af bij een gewichtsverlies van >10% en/of het niet bereiken van GG >21e dag pp.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat onderscheid de BV-groeilijn i.v.m. de FV-groeilijn?

A

Borstgevoede kinderen vallen significant meer af en zijn later terug op geboortegewicht. Dit komt door:

1) zelfregulatie en
2) samenstelling MM.

Na deze kraamperiode groeien de BV-kinderen sneller tot 2-4 maanden, daarna minder snelle gewichtstoename t.o.v. de FV-kinderen. Te snelle gewichtstoename leidt op latere leeftijd tot obesitas en tot chronische ziekten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat zijn tekenen van voldoende MM-productie? (3 antwoorden)

A

1) Gemiddelde gewichtstoename van 35-40 gram/dag gedurende de eerste 3 maanden;
2) Minimaal 6 mictie-luiers /dag vanaf dag 3;
3) Minimaal 3 defecatie-luiers /dag vanaf dag 3.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wanneer gaan de alarmbellen rinkelen m.b.t. voldoende MM-productie? (6 antwoorden)

A

1) >10% gewichtsverlies;
2) >21 dagen niet op GG;
3) <20 gr/dag gewichtstoename in de eerste 3 maanden;
4) Afbuiging op de WHO groeicurve;
5) <6 mictie-luiers /dag vanaf dag 3;
6) <3 defecatie-luiers /dag vanaf dag 3.

Oorzaken zijn:

1) Inadequate melkproductie;
2) Inefficiënte lediging borsten;
3) Onvoldoende intake door kind.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is (1) fysiologische geelzucht, (2) moedermelk-geelzucht en (3) borstvoedings-geelzucht?

A

(1) Fysiologische geelzucht:
Veel voorkomend; inzetten stijging bili na 24uur, piek 2e-3e dag pp; normalisatie binnen 1 wk.

(2) Moedermelk-geelzucht:
Ontstaat na 5-10e dag pp; piek tussen dag 7-15; duur soms >1 maand; meestal <204 umol/l (anders pathologie uitsluiten); andere kinderen ook; geen relatie met hoeveelheid MM.
B/ fototherapie en evt. aanpak geassocieerde oorzaken.

(3) Borstvoedings-geelzucht:
Ontstaat <2 dagen pp; piek tussen dag 2-5; duur meestal <10 dagen; potentieel hoge bili, gevaar voor ondervoeding en uitdroging; vaker alleen bij 1e kind (kind krijgt te weinig).
B/ BV-management en zo nodig fototherapie.

20
Q

Wat zijn mogelijke borstvoedingsproblemen bij een vrouw met obesitas? (3 antwoorden)

A

(1) Tragere start lactogenese II:
Normaal 32-96uur pp, met obesitas >72uur vertraagt. Hoe hoger progesteron, des te lager prolactine (de prolactine-levels zijn verlaagd in de eerste 2 dagen pp.).
B/ adequate bv-stimulatie, etc… + prenataal kolven: vanaf 37 wk AM 2-3x /dag 10 minuten manueel kolven –> snellere lactogenese II.

(2) Mogelijke verstoring borstvorming/-ontwikkeling bij tienermeisjes.

(3) Anatomische problemen:
Handen vrij, flexie hoofd, ondersteuning borst, goede zicht op borst (A/ spiegel).
B/ Biological nurturing of koalahouding; Flipple techniek (tepel in mondholte ‘draaien’.

21
Q

Wat betekend Amastia?

A

Afwezigheid van borst en tepel.

22
Q

Wat betekend Amazia?

A

Tepel zonder borstweefsel.

23
Q

Wat betekend Hyperadenia?

A

Borstweefsel zonder tepel.

24
Q

Wat betekend hypoplasia?

A

Onderontwikkeling borst, zoals tubulaire borsten.

25
Q

Wat betekend polythelia?

A

Meerdere tepels.

26
Q

Wat betekend symmostia?

A

Weefsel tussen de borsten.

27
Q

Wat zijn de 10 stappen tot succesvolle borstvoeding?

A

1) BV-beleid op papier + bij iedereen bekend;
2) Alle betrokken medewerkers zijn vaardig;
3) Alle vrouwen weten van de bv-voordelen;
4) Binnen 1u pp helpen met aanleggen;
5) Info over aanleggen + MM in stand houden;
6) Geen andere voeding, tenzij medisch nodig;
7) Dag en nacht rooming-in;
8) BV op verzoek;
9) Geen (fop)speen;
10) Contact met bv-organisaties/-steungroep.

28
Q

Wat zijn de 9 fases die een baby doorloopt na de geboorte?

A

1) Geboortekreet;
2) Ontspannen, bijkomen;
3) Wakker worden;
4) Activiteit;
5) Kruipen;
6) Tussendoor uitrusten;
7) Bekend raken met borst;
8) Zuigen;
9) Slapen.

29
Q

Wat is een normaal melkvolume op de 10e-14e dag pp?

A

> 750 cc/dag

30
Q

Wat is een minimaal melkvolume op de 10e-14e dag pp?

A

350-500 cc/dag

Tip: vanaf 2e dag pp machinaal kolven.

31
Q

Wat is een laag melkvolume op de 10e-14e dag pp?

A

<350 cc/dag –> deze mevrouw gaat het heel moeilijk krijgen. Tip: vanaf 2e dag pp machinaal kolven.

32
Q

Wanneer is het voor een prematuur veilig om te starten met borstvoeding? (4 criteria)

A

1) Rooting-reflex
2) Goede saturatie, hartritme en ademhaling (40-60x/min)
3) Flexiehouding met handen naar midlijn
4) Energie voor voeding/ goede spiertonus

De voeding van een prematuur ziet er als volgt uit:
1) afkolven; 2) rust; 3) voeding; 4) medicatie; 5) evaluatie; 6) Motilium=domperidon.
80% van de vrouwen met premature baby haalt niet voldoende MM-productie. Daarom dubbelzijdig kolven!

33
Q

Wat is de mammogenese en wanneer vindt deze plaats?

A

Mammogenese = ontwikkeling van borst:
Vanaf geboorte tot 36ste levensjaar o.i.v. HPL, HCG, oestrogenen, progesteron, prolactine.
- Tot pubertijd: groei melkgangen;
- Menstruatie: groei in luteale fase;
- Pubertijd: groeispurt;
- Zwangerschap: groeispurt van nieuwe alveoli en ductules.

34
Q

Wat is lactogenese I en wanneer vindt deze plaats?

A

Lactogenese I = differentiatie van alveolaire cellen in secretoriale cellen.
20 wk zws: toename bloedtoevoer en grotere opname van glucose en citraat
TOT
2e dag pp: na verdwijning placenta verdwijnt antagonist HPL en komt melkproductie op gang.
1) endocrien = hormoongestuurd = lactogenese I
2) autocrien = vraag- en aanbod = op 2e-3e dag pp = lactogenese II

35
Q

Wat is lactogenese II en wanneer vindt deze plaats?

A

Lactogenese II = productie van melk.
Start 3e-8e dag pp. –> autocrien = vraag- en aanbodgestuurd.

98% van de vrouwen is in staat voldoende melk te produceren.

36
Q

Wat is galactopoëse?

A

Galactopoëse = instandhouding MM-productie vanaf dag 9pp tot involutie.
Autocrien = vraag- en aanbodgestuurd.
De borstomvang neemt af tussen de 6e-9e maand - fysiologisch.

37
Q

Wat is de involutie?

A

Involutie –> 40 dagen ná de laatste borstvoeding?

  • Verminderde productie door supplementen;
  • Hoge sodium levels.
38
Q

Welke handelingen voer je uit bij oraal onderzoek? (4 antwoorden)

A

1) Aanwezigheid/ intensiteit reflexen:
- Palmomentaal reflex (prikkeling bij duim) –> Li en Re;
- Tepelzoekreflex –> Li, Re, onder en boven;
- Zuig-slikreflex + kracht zuigen –> Lippen, gehemelte, tong;
- Transverse tongreflex –> Li en Re op de tong, symmetrisch?;
- Bijtreflex –> Voorin de mond, Li en Re op de kaakranden;
- Kokhalsreflex –> Gehemelte, tong, links en rechts op de kaakranden; afgeremd door de zuigreflex.

2) Tonus mondgebied –> wangen, lippen en tong Li en Re;
3) Evt. anatomische afwijkingen
4) Reactie op aanraking in/rond mond –> wangen, rond de mond, lippen in de mond.

39
Q

Wat is het zuigritme bij start, midden, einde en afsluiting van de borstvoeding?

A

Start: 10-15x zuigen zonder pauze na TSR;
Midden: 5-10x zuigen zonder pauze;
Einde: 1-5x zuigen zonder pauze;
Afsluiting: Trillen van onderkaak.

40
Q

Hoeveel ml voed je bij?

1) <24 uur
2) 24-48 uur
3) 48-72 uur
4) 72-96 uur

A

1) <24 uur –> 2-10 ml/voeding (maag 1e dag pp = 6ml)
2) 24-48 uur –> 5-15 ml/voeding (maag 2e dag pp = 12ml)
3) 48-72 uur –> 15-30 ml/voeding
4) 72-96 uur –> 30-60 ml/voeding

41
Q

Wat zijn normale hoeveelheden MM om per dag te produceren voor een multipara?

1) 2e dag pp
2) 3e-4e dag pp
3) 7e dag pp
4) 6 maanden pp
5) Een moeder die afhankelijk is van kolven?

A

1) 2e dag pp –> 175 ml/dag
2) 3e-4e dag pp –> 500 ml/dag
3) 7e dag pp –> 750 ml/dag
4) 6 maanden pp –> 800 ml/dag
5) Een moeder die afhankelijk is van kolven –> 750-1000 ml/dag.

42
Q

Hoe moet je een kolf schoonmaken?

A

Alles wat in contact komt met MM: afspoelen met koud water, membraan schoonmaken met afwasmiddel. Daarna in een sopje met lauw water. Alles goed afdrogen/ goed laten drogen aan de lucht voor gebruik.

43
Q

Waar wordt prolactine geproduceerd? Waardoor wordt het gestimuleerd? En welke functie heeft prolactine bij lactatie?

A

Geproduceerd door adenohypofyse (voorkwab). –> Komt vrij door tepelstimulatie en melkafname, vooral de eerste weken hoog (afgifte hoogst tijdens nachtvoedingen) –> Prolactinereceptortheorie.

Functie: Verantwoordelijk voor melkaanmaak

44
Q

Welke functie heeft Prolactine Inhibiting Factor (PIF)?

A

Functie, veroorzaakt:

  • Vermindering melkproductie;
  • Atrofie van melkklierweefsel (in ernstige gevallen).

Wordt hoog als de borstklier niet of onvoldoende geleegd wordt.

45
Q

Waar wordt oxytocine geproduceerd? En welke functie heeft oxytocine bij lactatie?

A

Geproduceerd door neurohypofyse (achterkwab). Komt vrij door tepelstimulatie. Wordt via de bloedbaan verspreid als een boodschapperstof in het z.s.

  • Afgifte wordt geremd door bepaalde stoffen die het lichaam zelf aanmaakt, zoals gaba en opiaten (encefaline, béta-en-dorfine en dynorfine).
  • Afgifte wordt gestimuleert door glutamaat, serotonine, dopamine, noradrenaline en oxytocine.

Functie:
- Zet toeschietreflex in gang (contractie myo-epitheliale cellen rond alveoli);
- Stimuleert de melkproductie (verhoogt het prolactine);
- Verdeelt de warmte in het lichaam;
- Helpt het lichaam bij het vrijgeven van opgeslagen voedingsstoffen;
- Voeding van de moeder wordt beter omgezet tijdens de spijsvertering;
- Verlaagt de bloeddruk en concentratie stress hormoon bij de moeder;
- Geeft de meeste moeders rust, evenredig met de oxytocine concentratie in het bloed;
- Maakt moeder meer geïnteresseerd in nauwe relaties, het openstaan voor anderen;
- Wekt in de baby een sociaal geheugen en rust op;
- Afgifte door emotie te beïnvloeden;
- Dilatatie perifere vaatbed;
- Toenemend dorstgevoel:
 Hoog bij prikkeling van de tepel bij geur, geluiden en zien van de baby;
 Laag bij negatieve emoties: pijn, stress, angst, verdriet, vermoeidheid, boosheid.