Hoofdstuk 9 XML, multimedia en netwerken Flashcards

1
Q

Wat is markup

A

een set van tags en instructies

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Noem een belangrijk verschil tussen XML en XHTML

A
  • XML heeft geen vaste set elementen. De gebruiker kan zelf eigen elementen definiëren.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wanneer is een XML-document “welgevormd”

A
  • wanneer het document voldoet aan de syntax van XML( alle elementen moeten netjes in elkaar worden ingebed.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat staat er in het HTML DOM

A

-Bij HTML worden de objecten gebruikt die volgens de HTML specificatie mogen worden gebruikt in een HTML document.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het verschil met het Core DOM en HTML DOM

A
  • Omdat bij XML niet van tevoren al vaststaat welke tags er precies worden gebruikt in het document, gaan de objecten in het Core DOM er op geen enkele manier van uit dat de namen van de elementen die in het document voorkomen al bekend zijn.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Als een XML-document alleen de elementen en attributen bevat die het mag bevatten, in de juiste volgorde, en zonder elementen of attributen die het niet mag bevatten, dat is dit document…

A

Valide

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe wordt vastgesteld of een XML-document valide is?

A
  • met behulp van een specificatie. Deze kan twee vormen hebben.
    1. Document Type Definition (DTD)
    2. Schema
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Waaruit bestaat DTD?

A

Bestaat uit markup-declaraties. Deze begint met een

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wanneer wordt gebruikgemaakt van namespaces?

A

Wanneer je een tag twee keer in een document wilt gebruiken, maar waarbij de tag in beide gevallen een andere betekenis heeft.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Welke taal maakt het mogelijk om tweedimensionale vectorafbeeldingen te definiëren middels XML?

A

-SVG; Scaleable vector graphics

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat beschrijft een path?

A

Een opeenvolging van lijnen en curves.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welk element moet worden gebruikt om een vorm op te vullen met een cirkelvormig kleurverloop en recht verloop?

A
  • radialGradient

- linearGradient

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Noem een paar transform-attributen

A
  • translate,
  • scale
  • rotate
  • skewX
  • skewY
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is een client

A
  • Een programma wat verzoeken stuurt naar de server
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom worden TCP/IP netwerken packet-switched genoemd

A

Alle berichten die over het netwerk moeten worden gestuurd, worden opgesplitst in kleine stukjes die we packets noemen en die afzonderlijk worden verzonden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is het verschil tussen multiplexed en circuit-switched

A
  • Bij Multiplexed wordt aan de hand van de grootte bepaald hoeveel en welke packages tegelijk over een bepaalde bandbreedte kunnen worden verzonden.
  • Bij circuit-switched staat de verbinding constant open totdat de gehele boodschap is overgebracht.

De kans op een haperende weergave van realtime multimedia in een circuit-switched netwerk is veel kleiner dan in een packet-swtiched netwerk

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Waaruit bestaan datagrams

A
  • Een header die aangeeft van welk IP adres de gegevens afkomstig zijn en voor welk IP-adres ze bestemd zijn.
  • De eigenlijke data.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Waarom wordt aan het IP-protocol nog ene ander protocol toegevoegd, het Transmission control protocol?

A

Om te zorgen dat de data volledig en in de juiste volgorde bij de geadresseerde aankomen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is multicasting?

A

Bijv. wanneer er veel mensen uit Europa ene filmpje in Amerika willen zien, wordt dit een keer over de oceaan gezonden, waarna het wordt gedupliceerd en naar alle aanvragers wordt gestuurd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Waarvan maakt HTTP gebruik om de belasting op het internet te verminderen

A

Catching. De bezochte pagina’s worden bewaard po de machine van de gebruiker, of op de machines die tussen het origineel en de gebruiker staan.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Waardoor kunnen fouten worden veroorzaakt bij het afspelen van realtime media?

A

Door Jitter. Daarbij varieert het moment van aankomst van verschillende multimedia packets.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat doen FTP, RSS en BitTorrent?

A
  • FTP; Om bestanden van de ene host naar de andere te kopieren.
  • Rss; levert informatie over websites die regelmatig worden bijgewerkt. Deze informatie zorgt ervoor dat de gebruiker snel kan checken welke info er is veranderd op een website en kan deze downloaden
  • BitTorrent; elk bestand wordt in kleine delen opgedeeld. Wanneer andere computers in het netwerk het bestand gan downloaden van de seed, stuurt de seed slechts een deel per verzoek op.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe wordt een RSS-feed genoemd waarvan de items mediaenclosure-elementen bevatten?

A

Een Podcast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Noem het voordeel van een P2P-model, waarop bijvoorbeeld BitTorrent gebaseerd is, ten opzichte van het client-servermodel.

A

Elke computer kan optreden als client en als server. Zo raakt de server minder snel overbelast

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Waarvoor wordt server-side scripting gebruikt?

A

Om een webserver in staat te stellen om te communiceren met aanvullende bronnen, zoals databanken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Hoe heet de technologie die gebruikt wordt om webapplicaties gegevens te laten ophalen bij een webserver door middel van scripts, zonder dat daarvoor een nieuwe pagina in de browser geladen hoeft te worden?

A

-AJAX

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Technologie die toegang tot het internet vanaf mobiele devices (toestellen) ondersteunt

A

3G

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

De meest voorkomende breedbandtechnologie

A

ADSL; Asymmetric Digital Subscriber line.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Technologie waarbij webapplicaties in een browser met een script gegevens ophalen bij een webserver, waarmee ze vervolgens de webpagina aanpassen

A

AJAX; Asynchronous JavaScript and XML

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Een eigenschap van een element in een XHTML- of XML document

A

Attribuut

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Een manier om multimediabestanden te verspreiden, waarbij er niet sprake is van een server die het volledige verzoek van de client afhandelt, maar waarbij er een aantal computers in een netwerk samen delen van het multimediabestand levert aan de client

A

BitTorrent

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Het opslaan van een kopie van data op een andere locatie dan de server, om gegevens sneller op te kunnen halen.

A

Caching

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Systeem waarbij een verbinding constant openstaat totdat de gehele boodschap is overgebracht

A

Circuit switched

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Een programma dat een verzoek doet aan een ander programma

A

Client

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Een mechanisme waarmee een webserver dynamisch webpagina’s kan samenstellen op basis van een achterliggende gegevensbron

A

CGI

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Basiseenheid voor gegevensstransport over een netwerk

A

Datagrams

37
Q

… beschrijft alle objecten in een multimediatoepassing of bestand (bijvoorbeld een webpagina of een Flash-film) die door middel van scripting gemanipuleerd kunnen worden.)

A

DOM;Document Object Model

38
Q

Een dienst die URL’s vertaalt naar numerieke IP-adressen

A

DNS; Domain Naming Services

39
Q

Specificatie die gebruikt wordt om een XML-document te valideren

A

DTD

40
Q

Een internationale metadatastandaard voor documenten

A

Dublin Core

41
Q

Een onderdeel van ene XHTML- of XML-bestand, dat wordt aangegeven door middel van een tag, zoals <p></p>

A

Element

42
Q

Een uitbreiding op CGI, die sneller werkt dan CGI zelf doordat niet steeds bij elk verzoek van de client helemaal opnieuw een proces op de webserver moet worden gestart. Bij fast CGI blijft dit proces gewoon bestaan en kan het direct reageren op binnenkomende verzoeken van de client.

A

Fast CGI

43
Q

Een overzicht in RSS-formaat van verschillende mediabestanden op een webserver die zijn gewijzigd, of die zijn toegevoegd. Een feed geeft een overzicht van alle gewijzigde en nieuwe bestanden, meestal in de vorm van een titel van het bestand, gevolgd door een korte beschrijving en een link naar het bestand, waarmee de gebruiker de webpagina kan lezen of het bestand kan downloaden.

A

Feed

44
Q

Een speciaal gemodificeerde router die packets filtert voor extra veiligheid

A

Firewall

45
Q

Een netwerkprotocol dat gebruikt wordt om bestanden van de ene computer naar de andere over te brengen.

A

FTP

46
Q

Onderdeel van een datagram waarin administratieve informatie zit

A

Header

47
Q

Een machine die data uitwisselt met een andere machine over een netwerk

A

Host

48
Q

Attribuut van ene link-element (<a>) dat aangeeft naar welke URL de link verwijst</a>

A

Href-attribuut

49
Q

Protocol waarmee webservers en webclients met elkaar communiceren.

A

HTTP; HyperText Transfer Protocol

50
Q

Meest basale protocol voor gegevensuitwisseling via het internet

A

IP; Internet Protocol

51
Q

De locatie van een host die door IP wordt gebruikt om datagrams op de juiste plek terecht te laten komen

A

IP-adres

52
Q

Vorm van vertraging waarbij het moment van aankomst van verschillende multimedia packets varieert

A

Jitter

53
Q

Instructies, meestal in de vorm van tags, die in een document worden opgenomen om de structuur van het document aan te geven of aan te geven hoe het document moet worden vormgegeven.

A

Markup

54
Q

Gegevens die de informatie in een XML- of XHTML-document of een afbeelding beschrijven. Het gaat dus om informatie over de informatie in een (multi)mediabestand

A

Metadata

55
Q

Distributiemodel van data over een netwerk waarbij opgevraagde informatie pas wordt gedupliceerd als dat echt nodig is.

A

Multicasting

56
Q

Systeem waarbij aan de hand van de grootte kan worden bepaald hoeveel en welke packages tegelijk over een bepaalde bandbreedte kunnen worden verzonden

A

Multiplexed

57
Q

Een verzameling uniek te identificeren elementen en attributen

A

Namespace

58
Q

Peer-to-peer. Een model waarbij meerdere met elkaar verbonden machines onderling bestanden uitwisselen, waarbij elke machine als zowel server als client kan optreden.

A

P2P

59
Q

Een type netwerktechnologie waarbij informatie wordt verdeeld in packets, die afzonderlijk over het netwerk worden verstuurd

A

Packet-switched

60
Q

Een element in een SVG-document dat een opeenvolging van lijnen en curves beschrijft

A

Path

61
Q

Een korte code, meestal bestaand uit een of enkele letters, die aangeeft bij welke namespace een element uit een XHTML- of XML-document hoort. Deze namespace bepaalt welke betekenis het element heeft.

A

Prefix

62
Q

Regels die de uitwisseling van data over netwerken bepalen

A

Protocollen

63
Q

Netwerken waarbij alle berichten die over het netwerk moeten worden verzonden, worden opgesplitst in kleine stukjes

A

Packet-switched

64
Q

Kleine stukjes waarin berichten worden opgesplitst om afzonderlijk te worden verzonden

A

Packets

65
Q

RSS-feed waarvan de items media-elementen omvatten

A

Podcast

66
Q

Een nummer dat wordt toegevoegd aan het IP-adres van een computer, om niet alleen te kunnen bepalen van welke computer een verzoek komt, maar ook van welke applicatie op die computer

A

Poortnummer

67
Q

Set van regels die de uitwisseling van data over netwerken belapen

A

Protocol

68
Q

Het gebruik van attributen om bestaande tags in een X(HT)ML-document te labellen als metadata die horen bij een bepaalde standaard

A

RDFa; Resource Description Framework Attributes

69
Q

Machines of programma’s die de connectie tussen subnetwerken mogelijk maken en die informatie bevatten over het netwerk, zodat kan worden bepaald waar een datagram naartoe moet worden gestuurd.

A

Routers

70
Q

Een op XML gebaseerd bestandsformaat dat gebruikers informatie levert over websites die regelmatig worden bijgewerkt

A

RSS

71
Q

Protocol dat over UDP heen ligt en zorgt voor synchronisatie, sequencing en identificatie van verschillende datatypen.

A

RTP Real-Time Transport Protocol

72
Q

Een protocol dat levering van streamed media over het internet verzorgt

A

RTSP; Real Time Streaming Protocol.

73
Q

De eerste computer in een Bittorrent-netwerk waarop een nieuw mediabestand wordt geplaatst voor verdere verspreiding

A

Seed

74
Q

Een programma dat antwoordt op een verzoek van een ander programma

A

Server

75
Q

Een programma geschreven in scripttaal, dat draait op een server en reageert op verzoeken van de client.

A

Server-side scripting

76
Q

Een weergave van de hiërarchie van elementen in een XML-document in de vorm van een boomstructuur

A

Structuur-model

77
Q

De regels die bepalen of een XML-document welgevormd is. Het gaat daarbij om regels die voorschrijven hoe tags eruit moeten zien en op welke manier tags mogen worden ingebed in andere tags

A

Syntax

78
Q

Taal die het mogelijk maakt om tweedimensionale vectorafbeeldingen te definiëren middels XML

A

SVG; Scalable Vector Graphics

79
Q

Een markering van een element in een XHTML of XML document. Tags worden geschreven tussen puntige haken, bijvoorbeeld <p></p>

A

Tag

80
Q

Een protocol dat over IP heen ligt en ervoor zorgt dat verstuurde data ook daadwerkelijk aankomen

A

TCP; Transmission Control Protocol

81
Q

Tijd waarna de packet opnieuw wordt gestuurd

A

Time-out

82
Q

De combinatie van het IP-adres en het poortnummer

A

Transportadres

83
Q

Protocol data over IP heen ligt en ervoor zorgt dat data niet corrupt aankomen

A

UDP; User Datagram Protocol

84
Q

Een XML- document dat voldoet aan alle regels omtrent welke tages erin mogen voorkomen, welke tags ze mogen bevatten, welke attributen de tags mogen hebben, in welke volgorde of in welke aantallen tags mogen voorkomen etc. Deze regels worden vastgelegd in een DTD

A

Valid XML-document

85
Q

Machine die aanvragen bij een server names de client afhandelt en het antwoord terug stuurt naar de juiste client

A

Web proxy

86
Q

Een XML-document wordt welgevormd genoemd als het voldoet aan alle regels omtrent de manier waarop tags geschreven moeten worden en de manier waarop elementen ingebed mogen worden in andere elementen.

A

Well-formed (welgevormd)

87
Q

Een versie van HTML die gedefinieerd is in XML

A

XHTML

88
Q

Opmaaktaal voor documenten die de gebruiker in stat stelt eigen elementen en attributen te definiëren

A

XML

89
Q

Een specificatie die gebruikt wordt om een XML-document te valideren; deze specificatie wordt zelf ook geschreven in XML. Een schema doet hetzelfde als een DTD, maar biedt meer mogelijkheden.

A

XML-schema