Hoofdstuk 9 Flashcards

1
Q

Wat is het onderscheid tussen persoonlijkheid, karakter en onze identiteit?

A

De persoonlijkheid bestaat uit meerdere kenmerkende eigenschappen.
Het karakter bestaat uit maar 1 zéér kenmerkende eigenschap.
De identiteit kan zowel letterlijk zijn wat in je paspoort staat of wat iemand speciaal aan zichzelf vindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat voor persoonlijkheidstrekken/-kenmerken, die onze persoonlijkheid vormt, zijn er allemaal?

A
  • Uniekheid
  • Stabiliteit
  • Erfelijke aanleg
  • Erfelijke voorbereiding
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Hoe noemen we het begrip waarmee wij aangeven dat we uniek zijn?

A

Het zelf / het ik / het ego

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn de 3 lagen van de biopsychosociale benadering?

A
  1. Biologische factoren (aanleg, erfelijkheid etc.)
  2. Psychologische factoren (persoonlijkheid, psychische stoornissen)
  3. Sociologische factoren (moeilijkheden op werk etc.)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de psychologie achter de persoonlijkheidstrekken?

A
  • Persoonlijkheidstrekken beïnvloeden ons gedrag

- Persoonlijkheidstrekken zitten ‘in’ ons

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 5 karakterkenmerken (trekdimensies) van het Big Five model?

A
  1. extraversie (spontaan, sociaal)
  2. vriendelijkheid (altruïstisch, betrokken, aardig)
  3. zorgvuldigheid (consciëntieusheid, nauwgezet, netjes)
  4. emotionele stabiliteit (ontspannen, onbekommers, het tegenovergestelde is neuroticisme)
  5. openheid of intellect (fantasie, creativiteit)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat zijn de 3 belangrijkste voorbeelden van onze persoonlijkheidskenmerken?

A
  1. Temperament
  2. Copingstijl
  3. Leerstijl
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 3 kenmerken van temperament?

A
  1. Heeft een biologische oorsprong
  2. Is relatief stabiel in tijd
  3. Het is vanaf geboorte aanwezig
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Aan de hand van welke 3 dimensies kun je het temperament van je kind testen?

A
  • Emotionaliteit (intensiteit van de reactie)
  • Activiteit (energie in motorische handelingen)
  • Sociabiliteit (de wens om bij anderen te zijn)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat houdt een copingstijl in?

A

Hoe iemand met een probleem omgaat

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke 4 leerstijlen zijn er?

A
  1. Ongerichte leerstijl:
    ongestructureerd, doet het allen omdat mensen het van hem verwachten
  2. Reproductiegerichte leerstijl:
    Dingen uit je hoofd leren, vanuit extrinsieke motivatie
  3. Betekenisgerichte leerstijl:
    vanuit intrinsieke motivatie
  4. Toepassingsgerichte leerstijl:
    Toepassen op praktijk, kan zowel uit intrinsieke als extrinsieke motivatie komen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat zijn 5 leersituaties?

A
  1. de kunst afkijken
  2. participeren
  3. kennis verwerven
  4. oefenen
  5. ontdekkers
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly