Hoofdstuk 8 Flashcards

1
Q

Wat zijn de 6 basisemoties?

A
  1. Woede
  2. Verbazing
  3. Angst
  4. Vreugde
  5. Verdriet
  6. Afschuw
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is de kritiek op Ekman’s theorie?

A

De 6 basisemoties zijn niet universeel aangezien er stammen zijn die andere meningen geven deze uitdrukkingen. Daarnaast zijn er ook samengestelde emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Zijn basisemoties aangeleerd of aangeboren?

A

Voor een groot deel zijn de basisemoties aangeboren maar de omgeving heeft invloed op de manier van dezen uiten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Naast de basisemoties, welke emoties hebben we nog meer?

A

De sociale / secundaire / zelfbewuste emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn expressieregels?

A

De regels die per cultuur verbonden zijn aan het uiten van emoties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn de 4 functies die emoties vervullen?

A
  1. overleven
  2. communicatie
  3. verbondenheid
  4. Zet ons denken op scherp
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Waarom hebben we niet te veel en niet te weinig stress nodig?

A

Als we te veel stress zouden hebben zou dat voor onverschilligheid, slecht functioneren en niet goed na kunnen denken, kunnen zorgen.
Als we te weinig stress hebben kan het er voor zorgen dat we op automatische piloot gaan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de 4 aspecten die kenmerkend zijn voor emoties?

A
  1. De omstandigheden
  2. Het lichaam
  3. Het gedrag
  4. Het gevoel
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe heet de verschijning dat je zonder na te denken automatisch reageert op je omgeving?

A

Stimuli / ongeleerde emotionele situatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn geprepareerde associaties?

A

Bepaalde associaties waarop lichaam en hersenen zijn voorbereid om snel te reageren. Zoals bijv. boze gelaatsuitdrukkingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is het verschil tussen klassiek conditioneren, operant conditioneren en model-leren?

A

Klassiek conditioneren is het leerproces dat voortbouwt op reflexen.
Operant conditioneren is het leerproces waarbij de gevolgen op het vertoonde gedrag bepaald of dit gedrag wel of niet vaker voor gaat komen.
Model-leren is het nadoen van een voorbeeld.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke autonome reacties spelen een rol bij het ervaren van emoties?

A
  • De hartslag
  • De bloeddruk
  • De ademhaling
  • Transpireren
  • Maag en darmklachten
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is de functie van adrenaline, oxytocine en dopamine?

A

Adrenaline: Kan je tot actie aanzetten in bijv. stress momenten.
Dopamine: speelt een rol bij genot, blijdschap en welzijn.
Oxytocine: ‘knuffelhormoon’, bij verliefdheid maar kan ook een in-group out-group verdeling creëren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is het onderscheid tussen de cortex en de subcorticale hersengebieden?

A

Cortex:
Bestuurt de typisch menselijke eigenschappen. Dit zijn vaak bewuste eigenschappen.
Subcorticale hersengebieden:
Autonome reacties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is het onderscheid tussen de linker en de rechter hersenhelften van de cortex?

A

Linker hersenhelft:
Positieve emoties. Wanneer beschadigd nemen negatieve gedachten over.
Rechter hersenhelft:
Negatieve emoties.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe weet je dat iemand een emotie faked?

A

Door de asymmetrie van het gezicht en wanneer de emotie opeens stopt

17
Q

Licht toe wat de James-Lange-Theorie is.

A

De theorie beweert dat emoties een gevolg zijn van de lichamelijke reactie in plaats van andersom.

18
Q

Wat zijn de twee manieren waarop emoties geuit kunnen worden?

A
  1. via expressie

2. via emotie

19
Q

Waar valt blozen onder?

A

Interactieve expressies

20
Q

Wanneer is er sprake van een misattributie?

A

Wanneer iemand een verkeerde interpretatie maakt van zijn gevoelens

21
Q

Wat is de tweefactorentheorie van Schachter en Singer?

A

Het ervaren van emotioneel gevoel wordt veroorzaakt door:
1. De lichamelijke veranderingen in een persoon
2. De interpretatie van de situatie waar hij zich in bevindt.
Lichamelijke reactie + cognitieve interpretatie = emotie

22
Q

Wat zijn de 6 vermogens die volwassenen zouden moeten helpen met een goede emotieregulatie?

A
  1. je moet accepteren dat je emoties hebt
  2. je moet je kunnen focussen
  3. je moet je impulsen kunnen beheersen
  4. je moet bewust van jezelf zijn en wat er in jou omgaat
  5. je moet strategieën hebben -> jezelf geruststellen en troosten
  6. je moet precies weten wat je voelt
23
Q

Wat zijn de 4 bestandsdelen voor emotionele intelligentie?

A
  1. het kunnen herkennen en onderscheiden van jouw en andermans emoties.
  2. het gebruik van emoties om denken, beslissingen maken en communiceren makkelijker te maken
  3. Het begrijpen van de oorzaken van de emoties en hierover kunnen reflecteren
  4. het kunnen reguleren van emoties