Hoofdstuk 9 Flashcards

1
Q

homo sociologicus

A

De mens van de sociologie
=> MS geeft bij elke positie een rol aan een individu (positie en rol= complementair)

is een concept uit de sociologie dat verwijst naar een hypothetische of abstracte voorstelling van een individu dat zich gedraagt volgens de normen, rollen en verwachtingen die door de samenleving worden opgelegd. Het is een ideaaltype, in de zin van Max Weber, dat wordt gebruikt om te begrijpen hoe mensen zich aanpassen aan de sociale structuren en culturele verwachtingen waarin ze zich bevinden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Positieveld

A

Het geheel van sociale posities waarmee regelmatig wordt samengehandeld
=> Verandert meerdere keren per dag

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Positiesegment

A

Enkelvoudige relatie tussen een focus- en een tegenpositie
=> Positieveld bevat meerdere segmenten, dus meerdere verwachtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Rollenstel (role set)

A

Het geheel van rollen dat de focuspositie in een positieveld te spelen heeft

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Positieset

A

Verzameling posities die een individu regelmatig inneemt tijdens een bepaalde levensfase
=> tijdelijke/ permanente posities, toegeschreven/ verworven posities

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Toegeschreven positie (ascribed position)

A

Een positie die een individu zonder eigen inspanning bekleedt door zekere biologische of biografische kenmerken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Verworven positie (achieved position)

A

Een positie die een individu bekleedt op grond van individuele inspanningen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Rolhandelen

A

De verwachtingen vanuit een tegenpositie over het handelen van een positiebekleder

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Rolattributen

A

Verwachtingen over het uiterlijk en het ‘karakter’ van positiebekleders
=> karaktermasker

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Rolsocialisatie

A

Het aanleren van verwachtingen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Verwachtingsverwachtingen

A

Men verwacht als positiebekleder bepaalde verwachtingen van de andere positiebekleder (s) met wie men samenhandelt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rolconformiteit

A

Het al dan niet inlossen van de verwachtingen over de rolhandelingen en -attributen door een positiebekleder
= vorm van sociale controle –> sancties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Moet- verwachtingen

A

Verwachtingen waarvan hun naleving formeel of juridisch wordt gesanctioneerd
=> rechtsregels

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Plichtverwachtingen

A

Verwachtingen die samengaan met informele sancties of grote sociale waardering

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Kan- verwachtingen

A

Verwachtingen waaraan men optioneel kan voldoen en die verbonden zijn aan positieve informele sancties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

verwachtingen gerangschikt volgens graad van verplichting, mate van institutionalisering, meer/minder sociaal voorgegeven en dwingend

A

Moet - plicht - kan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Excuusregeling

A

Ingeburgerde verklaringen die het momentaan niet inlossen van een verwachting op een sociaal aanvaardbare manier verontschuldigen
=> niet altijd negatieve sancties

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Normatieve verwachting

A

Reactie op rolovertreding:
Bij overtreding is er geen leerbereidheid en wordt contrafactisch aan de verwachting vastgehouden (sociale verbanden leggen vaak vooraf vast hoe een positiebekleder kan omgaan met rolovertredingen, de bekleders van de tegenpositie weten stellen zich hier ook op in)

19
Q

Cognitieve verwachting

A

Reactie op rolovertreding:
Bij overtreding bestaat de bereidheid om daaruit te leren en de verwachting bij te stellen

20
Q

Rolambivalentie

A

Het bestaan van tegenstrijdige normatieve verwachtingen binnen één enkele rol, horend bij één enkele sociale positie

21
Q

Rollenincongruentie

A

Het bestaan van tegenstrijdige (normatieve) verwachtingen die samenhangen met verschillende rollen
=> proberen om uiteenlopende verwachtingen of rollen gescheiden te houden
=> voorrang geven aan één van de rollen
- rollen bezitten niet eenzelfde gewicht –> prioriteit aan de belangrijkste
- positiebekleder kent zelf gewicht en prioriteit toe aan een rol
- actor geeft voorrang aan de verwachtingen van de machtigste tegenpositie
=> het verlaten van een positieveld
=> het hardop thematiseren van een rollenincongruentie of rollenconflict (kan leiden tot sociaal conflict)

22
Q

Rollenconflict

A

een relatief duurzame, niet gemakkelijk op te lossen situatie van rollenincongruentie

23
Q

Intern rollenconflict

A

De bekleder van één positie zit zich geconfronteerd met onderling tegenstrijdige verwachtingen van de kant van twee of meer positiebekleders binnen één positieveld (of met tegenstrijdige rollen binnen één rollenstel)

24
Q

externe rollenconflict

A

Conflict dat voortvloeit uit de tegenstrijdige verachtingen of rollen die horen bij twee (of meer) posities in twee (of meer) positievelden

25
Q

Pragmatische paradox van de ontdubbelde mens

A

tegelijk vrij (individueel) en onvrij (sociaal)
- Rollenspeler binnen de MS –> sociaal karakter
- vrije wil en zelfbewustzijn –> totale mens
=> vrij en onvrij

26
Q

Role taking

A

Het opnemen van een geïnstitutionaliseerde rol

27
Q

Role making

A

Het actief definiëren en vormgeven van een rol door een individuele positie bekleder
= Tentatief proces

Symbolisch interactionisme
=> alg. normatieve verwachting van relatieve duurzaamheid of consistentie bij processen van role making
=> minimum aan voorspelbaarheid is nodig
- voorspelling van de te spelen rol
- voorspelling van het handelen dat die rol zal blijven bevestigen
=>de mogelijkheden tot role making variëren met de ingenomen sociale posities en, daarbinnen, met concrete situaties
=> hoger geplaatste actoren hebben meer mogelijkheden tot role making (sociale ongelijkheid)

28
Q

Eigen rolopvatting ( own role concept)

A

De individuele interpretatie door een positiebekleder van verwachtingen vanuit de tegenpositie

29
Q

After- rolopvatting

A

Individuele interpretatie van de algemene verwachtingen tegenover de ander (alter) met wie men samenhandelt

30
Q

Dramaturgisch perspectief

A

Theaterbenadering op het ‘spelen’ van rollen

31
Q

Indrukkenbeheer (impression management)

A

rollenspelers gedragen zich als strategische, zelfbewuste actoren die geloofwarige voorstellingen proberen te ensceneren

32
Q

Façade

A

Een gestandaardiseerd expressief instrumentarium dat door het individu tijdens zijn voorstelling gebruikt wordt

33
Q

Frontstage

A

Plaats van een voorstelling

34
Q

Expressiebeheersing en dramaturgische discipline

A

Emoties worden ingetoomd of beheerst geuit in functie van een gegeven voorstelling

35
Q

Backstage

A

Een voor het publiek afgesloten plaats

36
Q

Team

A

Verzameling mensen die samenwerken bij het in scène zetten van een voorstelling

37
Q

Zelfrepresentatie

A

Indivduen ensceneren in hun rollenspel altijd ook een beeld van zichzelf als ‘personage’ met bepaalde moreel geladen eigenschappen

38
Q

Persoonsverwachtingen

A

verwachtingen over iemands zelf of individualiteit

39
Q

Primaire groepen

A

Sociale verbanden, waarbinnen primaire of persoonlijke relaties domineren
≠ volledig rolvrij
=> paradoxale identiteit
- individuen mogen zich als uniek persoon uiten
- gehechtheid, wij-termen

40
Q

Secundaire groepen

A

Sociale verbanden waarin secundaire of onpersoonlijke relaties overheersen

41
Q

Primaire relaties

A

Sterke sociale bindingen met een persoonlijk en affectief karakter
=> Totaalpersoon, pure relatie, wij-gericht
! modern gezin: historisch functieverlies –> persoonlijke interactie en intieme communicatie
=> meer mogelijkheden tot onpersoonlijke relaties en intensievere persoonlijke verhoudingen
= sentimentele revolutie

42
Q

Romantische liefdescomplex

A

Een duurzame relatie moet voortaan berusten op een plotselinge passie en het gevoel van een sterke aantrekkingskracht tot één enkel iemand

43
Q

Quasiacralisering van het kind als uniek persoon

A

Wanneer men steeds sterker het kind op een voetstuk plaatst (=klassengebonden proces)