Hoofdstuk 2 Flashcards
Socialeordevraag
Welke mechanismen maken een geordend samenleven mogelijk?
=> Belangrijke rol bij verzelstandiging van sociologie als wetenschap
=> fundament sociologisch perspectief
Geordende sociale verhoudingen, verbanden of netwerken
Sociale verhoudingen, verbanden of netwerken waarbij er sprake is van een zekere maat van voorspelbaarheid in het handelen van de betrokken actoren
=> relatief stabiel patroon van samenhandelen
Maar: achterliggend patroon van samenhandelen is allesbehalve solide en zelfs kwetsbaar
Sociale structuur
Selectieve inperking van de handelingsmogelijkheden van sociale factoren
=> globale richtingaanwijzer voor het samenhandelen, schrijft geen concrete handelingen voor (determinisme zou wanorde brengen)
=> Dominante visie: sociale orde vloeit voort uit de regulerende impact van bovenindividuele, aan posities vastgeklonken normen, dit geeft binnen sociale verhoudingen aanleiding tot sociale verwachtingen
Voorgesorteerde handelingsmogelijkheden
Gevolg van sociale structuur een ‘kunnen’ dat nog verdere gestalte moet krijgen
=globale richtingaanwijzer
Sociale normen
Regels die binden voorschrijven hoe men in een bepaalde sociale relatie heet te handelen, dus wat wel en niet moet/ kan
Regelrechte visie op sociale orde
basisidee: sociale normen normeren het samenhandelen en waarborgen zo een vlotte sociale omgang
Sociale positie
De plaats die iemand inneemt binnen een sociale relatie (of een binding, verband of netwerk) in verhouding tot anderen
Positiebekleder
Wie als individu een sociale positie bezet
Formele sociale normen
een standaard, die sociale relaties of posities beregelt en die juridisch afdwingbaar is
informele sociale norm
Een standaard, die sociale relaties of posities beregelt en die niet juridisch afdwingbaar is
Sociale verwachting
Specifieke verwachting van een bepaald gedrag door de sociale normen
Sociale rol
Geheel van verwachtingen over het handelen van een positiebekleder
Probabilistische/ verwachtingsgerichte visie op sociale orde
complementaire sociale rollen, dus elkaar aanvullende sociale verwachtingen over het handelen van positiebekleders, structureren van het samenhandelen
Ordeverstorende experimenten ( breaching experiment)
Experimenten waarin impliciet veronderstelde verwachtingen bewust worden doorbroken
Sociale ongelijkheid
Het bestaan van een symmetrie of hiërarchie tussen individuele of collectieve actoren = oneven verdeling van sociale privileges
=> sociale discriminatie
Organisatiegebonden macht
Het vermogen om voor andere leden van een organisatie bindende beslissingen te formuleren, of beslissingen die zij tot uitganspunt of premisse van hun handelen moeten nemen
Objectie (dimensie van) sociale ongelijkheid
De sociaal ongelijke verdeling of distributie van schaarse en algemeen hooggewaardeerde zaken als inkomen of vermogenstitels (economisch kapitaal), diploma’s (onderwijskapitaal) en macht (organisatiegebonden beslissingskapitaal)
=> objectief vaststelbare gevolgen
Sociale/maatschappelijke ladder
beeld van een ladder met hoger en lager gelegen treden binnen de verdeling van schaarse en hooggewaardeerde zaken
Sociale mobiliteit
Het bewegen van individuen op de sociale ladder
-sociale stijging
- sociale daling
Intragenerationele mobiliteit
wanneer een individu binnen diens individuele levensloop sociaal stijgt, daalt of ter plaatse trappelt
Intergenerationele mobiliteit
Of een individu qua inkomen, diploma en eventueel organisatiegebonden macht beter, slechter of gelijkaardig presteert dan diens ouders
‘De macht van het getal’
Mensen organiseren zich collectief, omdat ze samen sterker staan om meer inkomen of zeggenschap af te dwingen
Sociaal aanzien/prestige/status
Wat men verkrijgt als meen een of meer van de in brede kring begeerde zaken kan claimen
Sociale standing
Het sociaal aanzien, de prestige of status van een individu