Hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

Mentalistisch cultuurbegrip

A

Cultuur is een mentaal of ideëel iets, want het gaat om gedeelde opvattingen of gedachten
=> Geen gemeenschappelijke emoties
=> Collectief bewustzijn !!!
- Vgl. tussen mentale gedachteruimte van het individuele bewustzijn en mentale horizon van gem. ideeën
- sociaal feit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Overtuigingen (beliefs)

A

definities van de werkelijkheid of opvattingen over ‘wat is’
=> modern onderscheid: natuurlijke, sociale (intiem/ zakelijk) en individuele werkelijkheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Autonoom individu

A

= uitgangspunt modern- westerse cultuur, egocentrische MS, modern individualisme
Individu, begiftigd met het vermogen tot zelfbewustzijn en wilsvrijheid
=> liberalisme: econ. en pol. vertaling
=> Moderne filosofie: subjectum –> een zelfstandig individu vindt het draagvlak in zichzelf wanneer het nadenkt of beslissingen neemt
=> Homo economicus
=> Moreel individualisme

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Waarden

A

Opvattingen over het wenselijke, over wat moet en nastrevenswaardig is
= ideeën over hoe de realiteit in elkaar zit
=>Weber: samen met overtuigingen –> werken als individuele handelingsmotieven
=> Durkheim: sociaal opzicht –> moreel geladen opvattingen zijn noodzakelijk voor integratie en solidariteit binnen een sociaal verband.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Normen

A

Opvattingen die zeggen hoe het hoort ( en wat niet hoort) en die de vorm van concrete gedragsregels en handelingsvoorschriften hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

‘Homo economicus’

A

Het overwegend egoïstische individu dat in de meeste levenssferen zo efficiënt mogelijk het eigenbelang laat prevaleren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Moreel individualisme

A

Stroming die elke mens als quasiheilige beschouwt
=> mens is meer dan optelsom van bewustzijn en lichaam
=> Durkheim: enige gem. doel

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Cultuurpatroon

A

Een zekere mate van consistentie of samenhang tussen de verschillende componenten
Maar: ook sociale onenigheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Religieuze schisma

A

Wanneer, bij een scherp meningsverschil over de basisovertuigingen, een geloofsgemeenschap in tweeën breekt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Dominante cultuur

A

Het cultuurpatroon dat binnen een breder sociaal verband, zoals een nationale of regionale samenleving, toonaangevend is ≠ meerderheidscultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Subcultuur

A

Een geheel van collectief gedeelde opvattingen dat deels verschilt van de bredere meerderheidscultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Tegen-/ contracultuur

A

Cultuur waarin de gedeelde opvattingen domineren, die ingaan tegen de dominante cultuur

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Geïnstitutionaliseerde cultuur

A

Overtuigingen, waarden en normen die een bovenindividueel, voorgegeven en dwingend, want gesanctioneerd, karakter bezitten
=> sociale feiten
=> Aangeleerd via socialisatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Gewoonten (customs)

A

Norm, waarvan de oorsprong in de nevelen van een verafgelegen verleden ligt en daarom doorgaans onbekend is en die informeel wordt gesanctioneerd

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Juridische normen, in bredere zin

A

Norm, waarvan de oorsprong doorgaans traceerbaar is, die afgekondigd is door een instantie die de bevoegdheid heeft om ze te maken, bij te stellen of eventueel op te heffen en die formeel gesanctioneerd wordt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Zeden (mores)

A

Gewoontes, die relatief sterk bewaakt en gesanctioneerd worden

17
Q

De-institutionalisering

A

Cultureel veranderingsproces waarbij geïnstitutionaliseerde opvattingen hun sociaal voorgegeven en vooral hun dwingende en gesanctioneerde karakter erodeert

18
Q

Versterkte institutionalisering

A

Een sociaal gedragen opvatting wordt meer voorgegeven, dwingender en navenant sterker bewaakt via sancties

19
Q

Juridisering

A

Het aanmaken van rechtsregels in de strikte zin van het woord
= het sluitstuk bij de institutionalisering van collectieve opvattingen
=> Rechtsbestel als apart domein in een functioneel gedifferentiëerde SL
=> Waarborg voor gewenste sociale orde
=>De vertaling van waarden in juridische regels is vaak de inzet van een sociale en politieke strijd tussen groepen en sociale verbanden
=> kan conflicten uitklaren of veroorzaken

20
Q

Culturele diversiteit

A

Het bestaan van verschillende geïnstitutionaliseerde opvattingen in verscheiden sociale verbanden

21
Q

Cultuurconflict

A

Een geschil tussen verschillende geïnstitutionaliseerde opvattingen die leven binnen uiteenlopende sociale groepen of vebanden

22
Q

Culturele macht, mentalistisch bekeken

A

Het opleggen van overtuigingen, waarden en / of normen
=> zorgt niet altijd voor protest

23
Q

Anomie , versie Merton

A

De geïnstitutionaliseerde normen die de mogelijke middelen voor het bereiken van een waarde (of cultureel doel) reguleren, aan impact inboeten en een louter doelrationele logica van efficiëntie de overhand krijgt
= De- instititutionalisering van de middelen
=> Dominante waarden worden nog nagestreefd, maar niet volgens aanvaarde normen
=> Bij het realiseren van een waarde treedt er disjunctie op tussen culturele doelen en institutioneel legitieme middelen
:=: innovatie

24
Q

Anomie, versie van Durkheim

A

Het wegvallen van de normen die de menselijke natuur en daarin besloten verlangens reguleren
=> Individu belandt in een toestand van doel- en zinloosheid

25
Q

Fraude

A

Het gewaardeerde doel wordt bereikt door de normatief voorgeschreven middelen aan de kant te zetten ten faveure van een efficiënter of doelrationeler handelen

26
Q

Mertons anomiety- pologie
(zoek afbeelding 6.5 Mertons herformulering van het anomiebegrip)

A

Vijf typen van individuele aanpassing aan het geïnstitutionaliseerde doel van financieel succes en de normatief aanbevolen weg van hard studeren en werken
(Afbeelding)
! Sociale ongelijkheid => niet iedereen heeft toegang tot geïnstitutionaliseerde middelen

Aanpassing Culturele Doelen Institutionele Middelen Voorbeeld
Conformiteit Aanvaardt Aanvaardt Werken en sparen om economisch succes te bereiken.
Innovatie Aanvaardt Wijst af Criminaliteit zoals fraude of diefstal om rijkdom te vergaren.
Ritualisme Wijst af Aanvaardt Werknemers die regels volgen zonder ambitie voor succes.
Retraitisme Wijst af Wijst af Dakloosheid, verslaving, of afkeer van maatschappelijke normen.
Rebellie Vervangt Vervangt Politieke of sociale activisten die alternatieve doelen nastreven.

27
Q

Deviantie

A

Normafwijkend handelen
=> subcultuur

28
Q

Culturele integratie

A

De mate waarin individuen of de leden van specifieke groepering de dominante cultuur van een nationale of regionale samenleving onderschrijven, dus geïnternaliseerd hebben
! specifiek referentiepunt

29
Q

Waarde- integratie

A

Een geïnstitutionaliseerde kernwaarde of omschrijving van het sociaal wenselijke werd geïnternaliseerd (innovatie)

verwijst naar het proces waarin gedeelde waarden en normen worden geïnternaliseerd door individuen en groepen, wat bijdraagt aan sociale cohesie en harmonie binnen een samenleving of gemeenschap. Het concept benadrukt de rol van gedeelde waarden in het bevorderen van een gevoel van eenheid, samenwerking, en wederzijds begrip.

30
Q

Normatieve integratie

A

De geïnstitutionaliseerde normen, of de voorschriften die zeggen ‘wat hoort’, werden verinnerlijkt (ritualisme)

31
Q

Overtuigingsintegratie

A

Een of meer geïnstitutionaliseerde overtuigingen zijn verinnerlijkt

32
Q

Culturele ‘omnivorisering’

A

Een groeiend aantal mensen heeft een brede culturele smaak, voorbij de ooit ingeburgerde of geïnstitutionaliseerde tweedeling tussen ‘hoge’ en ‘lage’ cultuur
=> individualisering
=> mediatisering
=> post- modernisme
=> spektakellogica: verleden wordt archief, realiteit verdampt tot beelden, nood aan kicks

verwijst naar een verschuiving in culturele consumptie waarbij individuen en groepen niet langer uitsluitend geïnteresseerd zijn in een specifieke (meestal hoge of lage) cultuur, maar eerder een breed scala aan culturele voorkeuren omarmen. Dit concept benadrukt de groeiende diversiteit in culturele smaken en consumptiepatronen, waarbij mensen zowel traditionele elitecultuur als populaire cultuur waarderen.

33
Q

Waardegeneralisatie

A

een relatieve ontkoppeling van waarden en normen: waarden veranderen in algemene principes die binnen verschillende sociale contexten ook via uiteenlopende regels gestalte kunnen krijgen
Bv: moreel individualisme

is een proces binnen de sociologie dat verwijst naar het abstracter en universeler maken van waarden om sociale cohesie en samenwerking tussen verschillende groepen met diverse achtergronden te bevorderen. Dit concept speelt een rol in samenlevingen die steeds pluralistischer en diverser worden, waar gedeelde, specifieke waarden soms moeilijk te handhaven zijn.