Hoofdstuk 5 Flashcards
Conflictsociologie
De studie van sociale ongelijkheid of het bestaan van groeperingen die in een duurzame relatie van onder- en bovenschikking staan en daarom uiteenlopende belangen hebben, wat onderlinge conflicten genereert
=> concepten van Marx en Weber
=> Uitgangspunten
- Bestaande objectieve/ subjectieve ongelijkheid verklaren
- Winnaars en verliezers –> belangenconflicten
- Breder dan economische relaties
- Conflicten zijn geen uitzonderingen –> dit is geen discipline
- Sociale ongelijkheid kan niet zonder heerschappij
Heerschappij
Stabiele machtsverhoudingen
Macht, versie Weber
De mogelijkheid om binnen een sociale betrekking de eigen wil door te zetten, ook tegen de weerstand in onverschillig waarop deze kans berust
“De kans dat een individu binnen een sociale relatie zijn of haar wil kan doorzetten, ook tegen weerstand in, ongeacht op welke basis die kans berust.”
Machtsbron
Basis voor het vermogen om macht uit te oefenen
Sociale orde, versie conflictsociologie
Het bestaan van een enigzins stabiele machtsverhouding waarbinnen de machtigere partij haar wil aan een of meer anderen oplegt
(sociale structuur)
Inschikkelijk gedrag
Zich onderdanig gedragen ipv een conflict te rikseren
redenen:
- kans op conflict grote wanneer de ondergeschikte partij een minimum aan tegenmacht bezit (vigerende recht!)
- De kans op twist in machtsverhouding verkleint wanneer macht verandert in gezag
Gezag/ autoriteit
Geldige of legitieme macht
(3 grote vormen)
Legaal gezag
Autoriteit die berust op formeel vastgelegde regels en procedures (dominant in moderne MS)
=> Recht om orders uit te delen
=> Beperking mogelijke machtsuitoefening
Traditioneel gezag
Het toekennen van legitieme macht aan een of meer individuen door een onaantastbaar geachte traditie
Charismatisch gedrag
Gevolg van hun individuele uitstraling, steunt ook op religieuze of andere waarden
Functie, versies Parsons
Het positieve gevolg van een sociaal fenomeen, in brede zin, voor de ordening of het evenwicht binnen een sociaal systeem
is een centraal concept in zijn structureel-functionele benadering. Voor Parsons verwijst functie naar de rol of bijdrage die een sociaal systeem, subsysteem of instelling levert aan het behoud en de stabiliteit van het geheel. Hij ziet de samenleving als een geïntegreerd systeem waarin elk onderdeel een specifieke functie vervult.
Functionele vereiste (functional requirement)
Een noodzakelijkheid voor het functioneren van een sociaal systeem
=> Zolang individuen de bij de posities horende voorgegeven verwachtingen inlossen
Bv: samenhandelen verloopt gestructureerd
Funtionalsime
Functionalistische benadering van het sociale
is een sociologische benadering die de samenleving beschouwt als een complex systeem waarvan de verschillende onderdelen samenwerken om stabiliteit, orde en solidariteit te waarborgen. Het richt zich op de functies die sociale instituties, rollen en normen vervullen om de samenleving als geheel te laten functioneren.
Functie, versie van Merton
Het positieve gevolg van een sociaal fenomeen, in brede zin, voor een ander sociaal verschijnsel of een sociaal verband!
Vooral te doen om bestaan van sociale functies, los van morele evaluatie
is een verdere verfijning van het concept zoals gebruikt in het structureel-functionalisme. Merton richt zich op de specifieke manieren waarop sociale structuren en processen bijdragen aan het functioneren van een samenleving. Hij introduceert belangrijke nuances, zoals het onderscheid tussen manifeste en latente functies, en hij erkent ook dat niet alle onderdelen van een systeem per se positief of functioneel zijn (disfuncties).
Disfunctie (Merton)
Het negatieve gevolg van een sociaal fenomeen, in brede zin, voor een ander sociaal verschijnsel of sociaal verband
Manifeste (dis) functie (Merton)
Een positief/ negatief gevolg, bedoeld door de betrokken actor(en)
latente (dis)functie (merton)
Een positief/ negatief gevolg, niet bedoeld door de betrokken actor(en)
Nettobalans van het geheel van gevolgen
Het totaal van manifeste en latente functies en disfuncties
=> Eis: sociaal referentiepunt (selectiviteit)
Symbool
Voertuig van één of meerdere betekenissen
Symbolische interactie
De deelnemers beschouwen hun eigen gedragingen en die van anderen als betekenisgeladen of zinvol
Interactieproces
- Globale situatiedefinitie
- verwachtingen
- andere actoren moeten eigen definitie door handelen bevestigen
- Voortdurend ontstaan van minisituaties - Indicatie-interpretatie
- afstemming handelingslijnen
Samenhandelen, versie Blumer
Een lopend proces van het aan elkaar aanpassen of op elkaar afstemmen van de handelingen van de deelnemers!
Open karakter –> situationeel + contextueel
Indicatie
Een aanwijzing die te kennen geeft hoe een actor zo dadelijk zal handelen
Interpretatieve procedures
Actoren hanteren gedeelde regels in de omvang met symbolen
Etceteraclausule
We veronderstellen continu dat we niet alles hoeven te verduidelijken en dat anderen de bedoelde betekenissen ook vatten zonder verdere uitleg bij ieder geuit woord of bij elke gecommuniceerde zin
= foutieve aanname
conflict vs consensus
bij de studie van het samenleven en het beantwoorden van de socialeordevraag ligt de klemtoon ofwel op zichtbare of sluimerende groepsverschillen in belangen en macht die samenhangen met de ongelijke verdeling van privileges, ofwel op collectief ideeëngoed waarover binnen een verband een brede overeenstemming bestaat
Handelingsvermogen vs Structuur (agency versus structure)
Tegenstelling 1: Het vertrekpunt bij de benadering van samenhandelen is ofwel het persoonlijk gemotiveerde handelingsvermogen van individuen, ofwel de bepaling daarvan door sociale structuren of maatschappelijke structuurkenmerken
Begrijpen vs verklaren
Tegenstelling 2:
Bij de studie van het sociale primeert ofwel het begrijpen van binnenuit, ofwel het (liefst causaal) verklaren vanuit externe factoren
kwalitatief vs kwantitatief
Tegenstelling 3
Micro vs macro
Tegenstelling 4:
Het verschil in focus binnen onderzoek en theorievorming op ofwel de kleinschalige interactie tussen individuele actoren (interpretatief), ofwel de structuurkenmerken van samenleven ( verklarend)
Cultuur vs structuur
Tegenstelling 5:
De socioloog richt zich bij de studie van het sociale op de structurerende kracht van ofwel ideeëngoed of kaders van betekenisgeving, ofwel sociale structuur en structuurkenmerken.
Tegenstelling
- Handelingsvermogen VS Structuur ((agency versus structure)
- Begrijpen vs verklaren
3.kwalitatief vs kwantitatief - Micro VS macro
- Cultuur vs structuur
(0). Conflict Vs consensus