Hoofdstuk 9 Flashcards

1
Q

Wat zijn de verschillen tussen een open en een gesloten bloedsomloop?

A

Bij een gesloten bloedsomloop stroomt het bloed door bloedvaten en bij een open bloedsomloop omspoelt het bloed de organen en de weefsels.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat zijn de nadelen en voordelen van een open en een gesloten bloedsomloop?

A

Een open bloedsomloop kost minder energie, maar het duurt langer voordat lichaamscellen de zuurstof gebruiken. Bij een open bloedsomloop kan het zuurstofrijke bloed veel sneller de uiteinden van het lichaam trekken, dus een open bloedsomloop gebruikt minder bloed .

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Waarom hebben niet alle dieren een gesloten bloedsomloop?

A

Niet alle dieren zijn geëvolueerd om een gesloten bloedsomloop te hebben. Deze dieren hebben vaak eenvoudige lichaamsstructuur en niet alle dieren hebben een gesloten bloedsomloop nodig.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe werkt een open en een gesloten bloedsomloop?

A

Open bloedsomloop: Het bloed stroomt niet in bloedvaten, maar vrij door het lichaam. Er zijn geen aders. In een gesloten bloedsomloop zit bloed in bloedvaten en wordt het door je lichaam heen gepompt door het hart. Er zijn twee soorten gesloten bloedsomlopen: de enkele bloedsomloop en de dubbele bloedsomloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Hoe werkt een enkele en dubbele bloedsomloop?

A

Enkele bloedsomloop: Het bloed neemt in de kieuwen O2 op en stroomt door naar de rest van het lichaam, waar het O2 afgeeft en CO2 opneemt. Komt alleen voor bij vissen.

Dubbele bloedsomloop: De rechterkamer pompt O2-arm bloed door de longslagaders naar de long, waar het bloed in de longhaarvaten O2 opneemt en CO2 afgeeft. Het O2-rijke bloed stroomt via de longaders naar de linkerboezem van het hart. De linkerkamer pompt het bloed via de aorta en de slagaders naar de organen, die een deel van het O2 opnemen. Het O2-arme bloed stroomt via de aders en komt in de rechterboezem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waarom heeft niet elk dier een enkele bloedsomloop?

A

Bij een dubbele bloedsomloop stroomt het bloed twee keer door het hart voordat het weer door het lichaam wordt gepompt. Het zuurstofarme bloed wordt eerst naar de longen gestuurd om zuurstof op te nemen voordat het naar het hart terugkeert. Daarna wordt het zuurstofrijke bloed van het hart naar de rest van het lichaam gepompt. De dieren die niet zomaar zuurstof kunnen opnemen, hebben een dubbele bloedsomloop.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoe werkt het circuit van de grote en kleine bloedsomloop?

A

Kleine bloedsomloop: De rechterkamer pompt O2-arm bloed door de longslagaders naar de long, waar het bloed in de longhaarvaten O2 opneemt en CO2 afgeeft.

Grote bloedsomloop: Het O2-rijke bloed stroomt via de longaders naar de linkerboezem van het hart. De linkerkamer pompt het bloed via de aorta en de slagaders naar de organen, die een deel van het O2 opnemen. Het O2-arme bloed stroomt via de aders en komt in de rechterboezem.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het verschil tussen een grote en kleine bloedsomloop?

A

De kleine bloedsomloop gaat alleen naar de longen, de grote bloedsomloop gaat naar de rest van de organen. De longen geven O2 op, de rest van de organen nemen O2 op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de bouw van aders, slagaders en haarvaten?

A

Slagaders hebben een sterke elastische wand. Ze zijn dikker dan aders. Aders zijn dunner en bevatten kleppen. Haarvaten hebben een hele dunne wand, die een cellaag dik is. Ze hebben geen spierlaag, zoals slagaders en aders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn de functies van aders, slagaders en haarvaten?

A

De functie van aders is om het bloed terug naar het hart te krijgen. De functie van de slagaders is om het bloed van het hart naar de organen te krijgen. De functie van de haarvaten is om O2 op te nemen uit het bloed. Behalve de longhaarvaten. Die geven O2 af en nemen CO2 op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Welke onderdelen heeft hart?

A

Linker- en rechterkamer, linker- en rechterboezem, aorta, longslagader, holle ader

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat voor functies hebben de onderdelen uit het hart?

A

Aorta duwt het bloed door het lichaam, holle ader neemt het weer op, longslagader duwt bloed naar longen, longader brengt het weer terug, linker- en rechterkamer pompen bloed, bij het linker- en rechterboezem stroomt het bloed weer binnen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Hoe werkt een hartcyclus?

A

De hartcyclus begint bij de kamersystole, het samentrekken van de kamer, daarna tijdens de diastole ontspannen de kamers weer.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe werkt het bloeddrukverloop in de linker- en rechter kamer en boezem?

A

Voor het openen van de kleppen is de bloeddruk van de linker- en rechterkamer en linker- en rechterboezem ongeveer gelijk. Na het openen van de kleppen wordt de bloeddruk in de linkerkamer een stuk hoger en in de rechterkamer een klein beetje hoger.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Waarom heeft het hart harttonen?

A

De tonen worden veronderzaakt onder het sluiten van de hartkleppen. De eerste harttoon wordt veroorzaakt door het sluiten van de klep tussen de boezems en de kamers. De tweede harttoon wordt veroorzaakt door het sluiten van de kleppen aan de uitgangen van de kamers.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat zijn de drie fase van de hartcyclus?

A

Het vullen van de kamers, het leegpersen van de kamers en een korte pauze. Aan het begin van de vulfase zijn de kamers en de boezems ontspannen: diastole. Het bloed stroomt via de aders de boezems in en daarna de kamers in. Dan trekken de boezems samen(boezemsystole), daarbij persen de boezems hun bloedvolume de kamers in. Vaak daarna trekken de kamers samen: de kamersystole. De druk van het bloed sluit de hartkleppen tussen de kamers en de boezems. Tegelijk gaan daardoor de slagaderkleppen open. Nadat de kamers ontspannen, daalt de kamerdruk tot onder de druk in de slagaders en sluiten de slagaderkleppen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Hoe werkt de bloedsomloop van een embryo?

A

Een embryo krijgt O2 en voedingsstoffen van de moeder. Het O2-rijke bloed uit de navelstrengader mengt in de lever en in de onderste holle ader met het O2-arme bloed. In de rechterhelft komt het gemengde bloed. ⅔ van het bloed stroomt via het ovale venster naar de linkerhelft. Ook stroomt er bloed via de ductus Botalli, een verbinding tussen de longslagader en de aorta.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat zijn de gevolgen van het onvolledig/niet sluiten van het foramen ovale en de ductus Botalli?

A

Het bloed wordt nog steeds gemengd, dus de organen krijgen te weinig O2

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de systolische en diastolische druk?

A

De systolische druk is de druk op het bloed die ontstaat omdat het hart bloed naar de slagaders pompt. Of terwijl de bovendruk. De diastolische druk is de druk op het bloed tijdens de rustfase van het hart. Of terwijl de onderdruk.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Wat is atherosclerose?

A

Atherosclerose is het van plaques. Plaques zijn verdikkingen in de bloedvatenwand.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Hoe ontstaat atherosclerose?

A

Door ophoping van vetachtige stoffen. Dit komt door ouderdom, maar kan ook iedereen gebeuren

22
Q

Wat zijn de gevolgen van atherosclerose?

A

Een abnormale bloedstroom. Het kan problemen geven met de doorgeving van bloed. Het kan leiden tot hart- of vaatziekten.

23
Q

Hoe ontstaat bloeddruk?

A

Het hart pompt het bloed met kracht de slagaders in. Dit zorgt voor druk op de bloedvaten: de bloeddruk

24
Q

Hoe werkt een bloeddrukmeter?

A

Een arts op lucht in een manchet op het arm totdat de armslagader is dichtgedrukt. Dan draait de arts het ventiel van de manchet een beetje open, zodat de druk in de manchet langzaam afloopt. Op een bepaald moment is de druk in de manchet net iets lager dan de druk tijdens de systole van de linkerkamer. De waarde op dat moment is de bovendruk. Dan laat de arts de druk in de manchet verder aflopen tot het bloed weer ongehinderd door de slagaders stroomt. Dan kan de arts de onderdrukking aflezen.

25
Q

Hoe werken elektrische signalen zich door het hart?

A

De sinus in de wand van de rechterboezem geeft in een vaste ritme prikkels af. Door de elektrische stroom trekken de spiervezels in de buurt samen. Dat samentrekken levert ook een elektrisch stroompje waardoor nog meer spiervezels in de buurt samentrekken. Het gevolg dat beide boezems bijna tegelijkertijd samentrekken. De stroom van de sinusknoop bereikt op de grens van de boezems en de kamers de AV-knoop(atrioventriculaire knoop). De AV-knoop geeft de prikkel met een vertraging van 0,15 seconde door, dus de kamers trekken later samen dan de boezems. Vanuit de AV-knoop loopt een vertakte bundel gespecialiseerd hartspierweefsel, de bundel van His. Aan het einde van de vertakking verspreiden de prikkels zich in Purkinjevezels over de wand van beide kamers. De kamersystole die volgt, beweegt vanuit het hartpunt naar boven toe, richting de slagaders.

26
Q

Hoe kan het lichaam de hartslag regelen?

A

Door de sinusknop

27
Q

Hoe wordt een ECG gemaakt?

A

Het registreert de elektrische activiteit in de boezems en de kamers.

28
Q

Waarom geeft de ECG pieken aan?

A

Een ECG bestaat uit 5 punten: P, Q, R, S en T. De P-top geeft vooral het samentrekken van de boezems weer. Q, R en S geven vooral het samentrekken van de kamers en de T-top vooral de elektrische activiteit die ontstaat bij het ontsnappen van de kamervezels. Het stuk tussen P en Q is de vertraging van de AV-knoop

29
Q

Wat is het hartminuutvolume en het slagvolume?

A

Het hartminuutvolume is de hoeveelheid bloed die een hartkamer per minuut wegpompt en het slagvolume is de hoeveelheid bloed die een hartkamer per hartslag verlaat

30
Q

Hoe wordt bij inspanning de bloedverdeling in het lichaam gepast?

A

Bij inspanning wordt het hartminuutvolume een stuk hoger. Het lichaam gaat hier mee om door de verdeling van het aan te passen. Het lichaam stuurt meer bloed naar delen die extra bloed nodig hebben, zoals de beenspieren. De hersenen hebben niet zoveel extra bloed nodig.

31
Q

Wat is de samenstelling van bloedplasma?

A

Bloedplasma bestaat grotendeels uit water. Ook bestaat het uit eiwitten, zouten, vetten en zouten.

32
Q

Wat zijn de functies van plasma-eiwitten, rode bloedcellen, witte bloedcellen en bloedplaatjes?

A

Rode bloedcellen transporteren O2 en CO2, witte bloedcellen zijn betrokken bij de afweer tegen ziekteverwekkers. Bloedplaatjes zorgen ervoor dat bloed gaat stollen als uitwendig of inwendig bloedverlies is.

33
Q

Hoe worden voedingsstoffen en afvalstoffen vervoerd?

A

Door het bloed..

34
Q

Waar worden rode en witte bloedcellen gevormd?

A

Rode en witte bloedcellen worden gevormd uit het rode beenmerg. Elke dag ontstaan 2 x 10¹¹ nieuwe rode bloedcellen uit de stamcellen.

35
Q

Hoe werkt een rode bloedcel?

A

Rode bloedcellen transporteren O2 en CO2. Rode bloedcellen bevatten hemoglobine moleculen. Een hemoglobine molecule bestaat uit vier eiwitten (globinen) met elk een heemgroep. De verbinding tussen het ijzermolecuul en de eiwitketen wordt een heemgroep genoemd. Ijzer zorgt ervoor dat rode bloedcellen rood zijn. Zuurstof (O2) kan zich koppelen aan een hemoglobine molecuul. Dan kan het zuurstof verplaatsen.

36
Q

Wat is de functie van hemoglobine en van myoglobine?

A

De functie van hemoglobine(Hb) is het verplaatsen van zuurstof. De functie van myoglobine(Mb) is om een reservevoorraad op te slaan in de spieren. Door de hogere affiniteit (aantrekkingskracht) neemt Mb zuurstof over van Hb.

37
Q

Wat is het Bohr effect?

A

Het Bohr effect is de extra O2-afgifte door oxiHb vanwege een hogere pCO2, een lagere pH en een hogere temperatuur. Hoeveel oxiHb hangt af van de Po2 (zuurstof concentratie). Het evenwicht Hb + O2 → ←HbO2 past daar op aan. Bloed is basisch. Een lagere pH is zuur, dus er wordt zuurstof toegevoegd om te zorgen dat het bloed niet te zuur wordt.

38
Q

Hoe reageert het menselijk lichaam op een verlaagde zuurstofdruk?

A

Het lichaam gaat meer rode bloedcellen produceren.

39
Q

Hoe werkt een koolstofdioxidetransport?

A

Het kan via drie wegen. 5 procent van CO2 lost op in het bloedplasma. 95% diffundeert de rode bloedcellen. 25% bindt CO2 aan de globine eiwitten van Hb tot carbaminohemoglobine(HbCO2). 70% reageert met hulp van het enzym koolzuuranhydrase tot koolzuur(H2CO3) dat splits in HCO3 en een proton. Het proton bindt aan Fe. HCO diffundeert in het bloedplasma.

40
Q

Wat is de functie van HCO3?

A

Het reguleert de pH-waarde.

41
Q

Waarom kan hemoglobine als bufferende stof in het bloed kan optreden?

A

Bufferende stoffen zijn stoffen die werken als pH-buffers; ze gaan grote schommelingen van de pH tegen door H+-ionen af te staan. Hb bindt aan H+ (protonen). Dat zorgt ervoor dat de pH van bloed tussen de 7.35 en 7.45 blijft.

42
Q

Wat is het verschil in hemoglobineveradiging tussen volwassen en ongeboren kinderen?

A

De hemoglobineverzadiging is groter bij een ongeboren kind.

43
Q

Hoe gaat het proces van bloedstolling?

A

Uit de bloedplaatjes die stuk gaan, komt een eiwit vrij: de plaatjesfactor. Samen met tromboplastine uit beschadigde weefselcellen zet de plaatjesfactor een hele reeks opeenvolgende reacties, een cascade. Elk product in die casade werkt als een enzym en activeert een volgende stap.

44
Q

Hoe dragen bloedplaatjes bij aan de bloedstolling?

A

Als ze stuk gaan, komt een eiwit die erg belangrijk is in het proces.

45
Q

Wat zijn de gevolgen voor het ontbreken van een factor in de bloedstolling?

A

Het lichaam kan niet meer goed herstelen, dus er is bloedverlies

46
Q

Hoe zorgt de colloïd-osmotische druk er voor dat weefselvloeistof  weer terug in het haarvat komt?

A

COD is de druk die ontstaat doordat er binnen het haarvat meer bloedplasma-eiwitten zijn (en de concentratie daar dus hoger is) dan in het weefsel. Die druk zorgt er dus voor dat de weefselvloeistof terugstroomt in de haarvaten.

47
Q

Wat zijn de functies en bouw van het lymfestelsel?

A

Het lymfestelsel voert afvalstoffen weg, zorgt voor een goede afweer tegen ziektes en infecties en reguleert het vochtgehalte in je lichaam.
Lymfevaten liggen door het hele lichaam heen. Door de lymfevaten stroomt lymfe. De lymfevaten zorgen ervoor dat de lymfe naar de lymfeklier gaat en vandaar uiteindelijk weer in de bloedvaten terechtkomt. Lymfe stroomt in één richting: van de weefsels weg en naar de bloedvaten toe. Zo kunnen de lymfevaten onder andere de afvalstoffen en eiwitten wegvoeren die in de weefsels zitten.

48
Q

Hoe ontstaat oedeem?

A

Oedeem is de aanwezigheid van vocht op plaatsen in het lichaam waar vocht normaal niet of nauwelijks aanwezig is. Het kan veroorzaakt worden door meerdere dingen, Als de aderen in de benen het bloed niet goed afvoeren naar het hart, kan zich vocht ophopen in de voeten, de enkels en de onderbenen. Ook een verminderde pompfunctie van het hart (hartfalen) of lever- en nieraandoeningen kunnen oedeem veroorzaken.

49
Q

Waarom wordt de ademprikkel gereguleerd door een te hoge concentratie CO2 en niet een te lagere concentratie O2?

A

Belangrijkste regelaar voor zuur-base-evenwicht: CO2 is nauw verbonden met het zuur-base-evenwicht in het lichaam. Wanneer CO2 wordt opgenomen door het bloed, reageert het met water om koolzuur (H2CO3) te vormen, dat vervolgens wordt omgezet in waterstofionen (H+) en bicarbonaat (HCO3-). Dit is een belangrijk proces om de pH van het bloed binnen een nauw bereik te houden. Te veel CO2 kan leiden tot een te lage pH (acidose), wat gevaarlijk kan zijn. Daarom is het lichaam zeer gevoelig voor veranderingen in CO2-niveaus.

50
Q

Hoe ontstaat weefselvloeistof door filtratiedruk?

A

De filtratiedruk neemt af waardoor het bloedplasma naar buiten het bloedvat gaat waar het weefselvloeistof wordt gehaald.