Hoofdstuk 15 (kwestbare ecosystemen) Flashcards

1
Q

Adaptatie

A

Een verandering in de leefwijze van een soort, vaak gekoppeld aan een mutatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Anorganische stoffen

A

Stoffen zonder C-H-verbindingen, komen vrij in de natuur voor

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Biobrandstoffen

A

Brandstof afkomstig van plantaardige prdoucten, die hiervoor apart zijn geteeld

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Biodiversiteit

A

Het aantal soorten en de realties tussen die soorten en de verscheidenheid in een bepaalde gebied.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Biologische reiniging

A

Afbraak van organische stoffen door bacteriën

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Chemo-autotrofe organismen

A

Oganismen die met behulp van energie uit oxidaties van anoriganische stoffen organische stoffen maken uit anorganische stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Chemosynthese

A

Het opbouwen van organische stoffen uit anorganische met behulp van energie die vrijkomt bij een chemische reactie met anorganische stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Denitrificerende bacteriën

A

Bacteriën die NO3⁻ omzetten N2-gas

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Duurzame voedselproductie

A

Een manier van voedsel produceren zonder schade aan het milieu

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Eilandtheorie

A

Beschrijft het verband tussen de biodiveristeit eb faciterb als de grootte van een eiland en de afstand die organismen moeten afleggen om er te komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Exoten

A

Soorten afkomstig uit een ander gebied die zich vestigen in een ecosysteem

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Extremofielen

A

Organismen die leven onder extrame omstandigheden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Fitness

A

Het vermogen om bepaalde allelen door te geven aan de volgende generatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Flessenhalseffect

A

Een veradnering in allelfrequenties na een epidemie, brand of andere ramp waarbij het aantal individuen sterk is afgenomen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Foto-autotrofe organismen

A

Organismen die met behulp van lichtenergie organische stoffen maken uit anorganische stoffen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Fotosynthese

A

Proces waarmee platen met behulp van zonlicht glucose maken uit CO2 en H2O

17
Q

Foundereffect

A

Bij kolonisatie is de allelensamenstelling van de nieuwe populatie minder gevarieerd dan de allelensamenstelling van de oorspronkelijke populatie

18
Q

Gradientecosysteem

A

Ecosysteem met geleidelijke vreanderingen van soortensamenstelling en milieufactoren dat zorgt voor grote biodiveristeit

19
Q

Heterotrofe organismen

A

Organismen die voor hun organische stoffen afhankelijk zijn van hun voedsel, de consumenten en reducenten in een ecosysteem

20
Q

Inteelt

A

Kruisen van nauwverwante dieren, waarbij afwijkingen kunnen onstaan

21
Q

Invasieve exoot

A

Een soort die orospronkelijk niet in een gebied voorkomt, maar zich nu snel vermeerdert en een ernstige verstoring teweegbrengt in het ecosysteem

22
Q

Microklimaat

A

Klimaatomstandigheden die gelden voor een ecosysteem en afwijken van het klimaat van het rest gebied, bijvoorbeeld het microklimaat in een stad

23
Q

Nitraatbacteriën

A

Chemo-autotrofe bacteriën die energie halen uit de oxidatie van NO2 naar NO3

24
Q

Nitrietbacteriën

A

Chemo-autotrofe bacteriën die energie halen uit de oxidatie van

25
Q

Plaagorganismen

A

Planten of dieren die schadelijk of ongewenst zijn

26
Q

Producenten

A

Organismen aan het begin van een voedselketen die energie vastleggen in organische verbindingen vanuit anorganische stoffen

27
Q

Recycling

A

Hergebruik van grondstoffen

28
Q

Reducenten

A

Organismen aan het eind van de boedselketen die leven van gestorven organismen en hun organische afvalproducten