Hoofdstuk 8: Sports and leisure Flashcards
1
Q
contest
A
wedstrijd (met een jury)
2
Q
contestant
A
deelnemer
3
Q
to compete
A
deelnemen (aan een wedstrijd)
4
Q
competitive
A
prestatiegericht
5
Q
impartial
A
onpartijdig
6
Q
substitute
A
vervanger, invaller
7
Q
pitch
A
veld, sportveld
8
Q
grandstand
A
tribune
9
Q
tournament
A
toernooi
10
Q
martial arts
A
oosterse vechtsporten
11
Q
event
A
gebeurtenis
12
Q
challenge
A
uitdaging
13
Q
pursuit
A
bezigheid
14
Q
to subscribe to
A
abonneren op
15
Q
suspence
A
spanning
16
Q
jigsaw
A
puzzel
17
Q
dice
A
dobbelstenen
18
Q
stakes
A
inzet
19
Q
achievement
A
prestatie
20
Q
equipment
A
uitrusting
21
Q
attempt
A
poging
22
Q
stamina
A
uithoudingsvermogen