Hoofdstuk 8 Observeren Flashcards

1
Q

Hoe noem je observeren ook wel?

A

Bewust en doelgericht waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen waarnemen en observeren?

A

Waarnemen doe je altijd en overal. Observeren doe je op bepaalde momenten (bewust) en met een gericht doel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke drie soorten waarnemingsfouten kennen we?

A

Onvolledig waarnemen
Verschillend waarnemen
Onjuist waarnemen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is onvolledig waarnemen?

A

Je kunt niet alles tegelijk zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is verschillend waarnemen?

A

Dezelfde situatie zien en toch iets anders zien

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is onjuist waarnemen?

A

Je ziet nu een bepaald beeld en ziet het later toch anders.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is selectief waarnemen?

A

Kiezen wat je ziet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is projectie?

A

Dat je eigenschappen die je zelf hebt, of vaker tegenkomt, eerder herkent bij anderen. Je meet dan gedrag af aan jouw eigen ervaringen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Waardoor kan een observatie beïnvloed worden?

A

Bijvoorbeeld door je humeur of je aandacht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat doe je als je observeert?

A

Je schrijft heel nauwkeurig de feiten op.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Een observatie is goed als hij … is.

A

objectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Dat wat daadwerkelijk gebeurt noem je een …

A

feit

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Meningen en gedachtes zijn …

A

subjectief

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Om zorgvuldig te observeren gebruik je een …

A

stappenplan

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Hoe noem je het observeren met een stappenplan?

A

Methodisch observeren

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Beschrijf de 8 stappen van een observatieplan

A
  1. Schrijf op waarom je gaat observeren
  2. Schrijf de achtergrondgegevens op
  3. Schrijf de vraagstelling op
  4. Kies de observatiemethode en de hulpmiddelen
  5. Voer de observatie uit
  6. Orden de gegevens
  7. Geef antwoord op de vraagstelling
  8. Rapporteer
17
Q

Hoe noem je het opschrijven waarom je specifiek voor een bepaald kind kiest?

A

De aanleiding

18
Q

Welke onderdelen staan in de vraagstelling? (3)

A
  1. Wie je gaat observeren
  2. Welk aspect van het gedrag je gaat observeren
  3. In welke situatie je gaat observeren
19
Q

Geef voorbeelden van het kiezen van een methode (bij observaties)

A
  • als je denkt dat bepaald gedrag vaak voorkomt -> telmethode
20
Q

Welke hulpmiddelen kun je gebruiken bij het observeren?

A

potlood en papier, laptop of tablet, stopwatch, observatieformulieren, camera of voicerecorder

21
Q

Wat is een nadeel van een observatieformulier?

A

Dat je bepaalde waarnemingen uitsluit die niet op het formulier staan

22
Q

Bij het antwoord op je vraagstelling, mag je een betekenis geven aan het gedrag dat je hebt geobserveerd. Dit noemen we …

A

interpreteren

23
Q

Waar moet je rekening mee houden bij het schrijven van je interpretatie?

A
  • Geef nooit een verklaring voor het gedrag
  • Vermijd subjectieve begrippen
  • Gebruik geen woorden zoals altijd, erg, nooit enz
  • Haal er geen nieuwe informatie bij
24
Q

Welke methodes om te observeren kennen we? (2)

A
  1. Kwalitatief observeren

2. Kwantitatief observeren

25
Q

Waar gaat het over bij kwalitatief observeren?

A

Hoe het gedrag eruitziet

26
Q

Waar gaat het over bij kwantitatief observeren?

A

Hoe vaak het gedrag voorkomt

27
Q

Wat zijn voorbeelden van het kwalitatief observeren?

A
  • intervalobservatie

- bijhouden van een logboek

28
Q

Hoe ziet een intervalobservatie eruit?

A

Je observeert dan elke paar minuten.

Zo krijg je een uitgebreide beschrijving van het gedrag van een kind op verschillende momenten.

29
Q

Hoe ziet een logboek eruit?

A

Een verslag dat je als een soort dagboek bijhoudt. Je noteert dan op verschillende momenten in de week gedrag.

30
Q

Wanneer kies je voor kwantitatief observeren?

A

Als je al weet welk gedrag voorkomt in een situatie

31
Q

Noem een aantal voorbeelden van kwantitatieve observatiemethodes

A
  • Tijdsteekproef
  • Checklistmethode
  • Categorieenmethode
32
Q

Hoe gaat een tijdsteekproef observatie?

A

Je noteert in een vast tijdsinterval welk gedrag je op dat moment ziet.

33
Q

Wanneer gebruik je een checklist observatie?

A

Als je veel details van gedrag wilt observeren. Je maakt dan een lijst met gedrag dat je denkt te gaan zien. Als je veel gedrag ziet dat niet op de lijst staat, dan heb je de verkeerde lijst.

34
Q

Wanneer gebruik je de categorieenmethode?

A

Je deelt dan het gedrag in in verschillende categorieen.
Bv lichamelijke bewegingen (groot)
bewegingen met handen

35
Q

Hoe heet het als je als observator ook zelf mee doet?

A

Participerend observeren

36
Q

Wat is het nadeel van participerend observeren?

A

Dat je minder makkelijk objectief kunt blijven.

En dat het moeilijk is om te schrijven en tegelijk te begeleiden.

37
Q

Welke vormen van rapporteren kom je vaak tegen?

A

Observatieverslag
Dagboek
Overdrachtsdocument
Voortgangsverslag

38
Q

Wat zijn voor- en nadelen van mondeling rapporteren?

A

Voordeel: je kunt het meteen doen
Nadeel: je boodschap kan niet helemaal duidelijk zijn of de ander is ergens anders met zijn gedachten

39
Q

Waarom zou je een kind willen volgen, bv in een kindvolgsysteem?

A
  • ouders en begeleiders willen graag weten waar hun kind is in zijn ontwikkeling
  • scholen willen weten of een kind het lesprogramma goed kan volgen
  • landelijk is afgesproken dat we kinderen volgen om problemen vroeg te voorkomen/herkennen