Hoofdstuk 7 - Zicht Flashcards

1
Q

Wat zijn fotoreceptoren?

A

Gespecialiseerde licht detecterende cellen, ook wel de receptoren voor zicht (waar transductie plaatsvindt)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is ws de evolutie geweest van de ogen?

A
  • In de verre voorouders van gewervelde dieren, raakten fotoreceptoren gegroepeerd in groepen, als een licht detecterend orgaan (oogvlekken onder de huid). Als eerste functie maakten deze het circidiaanse ritme mogelijk. Daarna konden ze ook schaduwen onderscheiden, wat hielp bij roofieren.
  • De huid over de oogvlekken evolueerde tot een transparant vlies waardoor meer licht naar binnen kon en ook beter schaduwen konden worden onderscheiden
  • Deze vlekken evolueerden naar binnen, in vloeistof gevulde gaten onder de transparante huid, waardoor schittering werd verminderd en waardoor dieren de richting konden bepalen van het licht
  • Een van de membranen over de oogvlekken werd dikker en vormde een lens die het licht versterkte dat de fotoreceptoren bereikte.
  • Deze lens evolueerde verder zodat deze het projecteren van een plaatje op de fotoreceptoren mogelijk maakte.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is de retina?

A

Het netvlies - de achterkant van het oog waar de fotoreceptoren zich bevinden

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de cornea?

A

Een transparant weefsel waardoor licht wordt gefocused dat het oog binnenkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is de iris?

A

Hiermee wordt oogkleur bepaald en is een donutvormig ondoorzichtig weefsel, waar in het midden zich de pupil bevindt. De spieren in de iris kunnen de pupil groter of kleiner maken afhankelijk van hoeveel licht er naar binnen moet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de pupil?

A

Het gat midden in de iris waardoor het licht het oog binnenkomt

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de lens?

A

Een transparant weefsel achter de iris, waardoor licht gefocused wordt op de retina. De lens kan zich aanpassen: wordt ronder voor objecten dichterbij en platter voor objecten verder weg.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoe zorgen de cornea, de iris, en de lens voor het vormen van plaatjes op de retina?

A

Licht dat binnenkomt via de cornea wordt al iets geconvergeerd, waarna het via de pupil, die in grootte wordt aangepast door de spieren in de iris, afhankelijk van de hoeveelheid licht, op de lens valt die het licht verder convergeert zodat het onderste boven de fotoreceptoren op de retina bereikt. De hersenen vertalen input van lager op het retina als boven en input van hoger op het retina als onder.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat zijn kegeltjes (cones)? Hoe noem je kegeltjes-zicht?

A

fotoreceptoren in de vorm van kegeltjes in het retina die verantwoordelijk zijn voor het zien van kleur, het zien van details en het zien bij veel licht.
Kegeltjes-zicht noem je ook wel fotopisch zicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn staafjes (rods)? Hoe noem je staafjes-zicht ook wel?

A

Fotoreceptoren in het retina in de vorm van staafjes die zien bij weinig licht mogelijk maken
Staafjes-zich noem je ook wel scotopisch zicht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Hoe werkt transductie in het oog?

A

Licht bereikt fotoreceptoren (kegeltjes en staafjes) in het retina, waar transductie plaatsvindt. Het buitenste deel van iedere fotoreceptor bevat een chemische stof die reageert op licht (photochemical). Als er licht op deze chemische stof valt, triggert dit een serie van chemische reacties in het membraan van de receptorcel, waardoor er een electrische verandering over het membraan ontstaat. Deze electrische verandering zorgt voor een electrische reactie in andere cellen in het retina, die leiden tot actiepotentialen in neuronen in de optische zenuw. Deze loopt van de achterkant van het oog naar de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Waar op het retina bevinden zich kegeltjes en staafjes? Waar niet? Hoe noem je de plek waar ze zich niet bevinden?

A

Kegeltjes bevinden zich het meest in de fovea, een gebied ter grootte van een speldenknop op het netvlies dat zich in de meest directe gezichtslijn bevindt.
Staafjes bevinden zich overal behalve in het fovea en de meeste staafjes bevinden zich in een ring op 20 graden weg van de fovea.
De plek waar de axonen van de neuronen samenkomen en de optische zenuw vormen, bevinden zich geen receptorcellen waardoor hier zich de blinde vlek bevindt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is donker adaptatie? Hoe werkt dit?

A

Het gradueel vergroten van de gevoeligheid in zien die optreedt wanneer je een kamer binnengaat waar het donker is.
Op het moment dat je van een lichte plek naar een donkere plek gaat, zie je slecht. Er is niet genoeg licht voor de kegeltjes en de staafjes zijn nog niet actief. De rhodopsin (fotochemische stof van de staafjes) moet reactiveren en dat duurt enkele minuten (25 minuten om helemaal te reactiveren). Op het moment dat rhodopsin (gedeeltelijk) is gereactiveerd kun je beter zien in het donker.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is licht adaptatie? Hoe werkt dit?

A

Het verkleinen van de gevoeligheid van het zicht op het moment dat je van een donkere situatie naar een situatie gaat met veel licht.
Op het moment dat er ineens veel licht je ogen binnenkomt, zullen de staafjes maximaal reageren zodat je verblind bent waarna het ongeveer 5 minuten duurt om de rhodopsin af te breken en de staafjes inactief worden onder invloed van het licht. Daarna kun je weer normaal zien met je minder gevoelige kegeltjes.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Welke drie fenomenen zijn van belang bij donker en licht adaptatie? Welke is het belangrijkst?

A
  1. Groter en kleiner worden van de pupil om meer of minder licht door te laten
  2. Tijdelijke veranderingen in de gevoeligheid van de visuele neuronen die input krijgen van de receptorcellen
  3. Verschil in gevoeligheid tussen staafjes en kegeltjes

Het verschil in gevoeligheid tussen staafjes en kegeltjes is het belangrijkst bij donker en licht adaptatie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is rhodopsin en hoe werkt dit? Wat gebeurt ermee bij teveel licht?

A

Rhodopsin is de fotochemische stof die ervoor zorgt dat er transductie optreedt in staafjes doordat er bij licht inval een structurele verandering in de rhodopsin molekulen optreedt, waardoor er een chemische reactie optreedt in het membraan van het staafje, die op zijn beurt weer zorgt voor een verandering in electrische spanning over het membraan.

Als er teveel licht op rhodopsin valt dan wordt het afgebroken in twee inactieve stoffen, waardoor de staafjes niet meer werken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Op basis waarvan kunnen we kleur zien? In welke range zit zichtbaar licht?

A

Op basis van de golflengte van het licht? Golflengtes van licht die zichtbaar zijn voor mensen zitten in de range van 400 tot 700nm

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is the three primaries law? (drie primaire kleuren wet?)

A

Stelt dat drie verschillende golflengtes van licht kunnen worden gecombineerd om alle kleuren te maken die het oog kan zien. Deze primaire golflengtes zijn rood (langere golflengte), groen (middelste golflengtes) en blauw (kortste golflengtes)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Wat is de law of complementarity?

A

Stelt dat er paren van golflengtes van licht bestaan die samen de sensatie van wit geven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe verschilt het mengen van licht met het mengen van verf?

A

Het mengen van licht gaat over additief mixen van kleur, als je alle kleuren mixt krijg je wit, en het mengen van verf gaat over het subtractief mixen van kleur, als je alle kleuren mixt krijg je zwart. (er kan dan geen licht meer gereflecteerd worden)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat stelt de trichomatische theorie?

A

Het zien van kleur ontstaat door de gecombineerde activeit van drie verschillende type receptoren, ieder gevoelig voor een verschillende golflengte van licht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Hoe linkt de trichomatische theorie aan de three-primaries law? Hoe was de theorie gevalideerd?

A

Als er drie verschillende kegeltjes zijn die gevoelig zijn voor verschillende golflengtes, dan is het mogelijk om met verschillende activatie van die drie type kegeltjes iedere kleur licht te maken, volgens de three-primaries law.

Deze theorie is gevalideerd door de vondst van drie verschillende type kegeltjes, ieder met een verschillende fotochemische stof die dat type kegeltje gevoelig maakt voor een bepaalde range van golflengtes van licht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Hoe werkt kleurenblindheid?

A

Mensen die kleurenblind zijn missen een bepaald type fotochemische stof voor kegeltjes (meestal groen of rood). Dit noem je dichromaten (tov trichromaten). Bij golflengtes in een bepaalde range is dan maar 1 type fotoreceptor actief waardoor de persoon geen manier heeft om kleur te mengen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Waarom komt kleurenblindheid vaker voor bij mannen dan bij vrouwen?

A

Kleurenblindheid wordt veroorzaakt door een recessief gen dat zich op het X-chromosoom bevindt. Omdat mannen maar 1 X-chromosoom hebben, wat ze van de moeder erven, is 1 defect gen voldoende om kleurenblindheid te veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Hoe is het kleurzien van mensen anders dan bij dieren?

A

De meeste nonprimate zoogdieren zien kleur op basis van twee type kegeltjes (blauw en groen) en kunnen dus moeilijk kleuren onderscheiden in het rode spectrum.
Vogels aan de andere kant hebben 4 verschillende type kegeltjes, dezelfde als mensen plus eentje waarmee in het UV-spectrum gezien kan worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Waarom is kersenplukken moeilijk voor mensen die kleurenblind zijn en wat is een voordeel van kleurenblindheid?

A

De kersen verschillen niet in kleur van de blaadjes waardoor deze alleen op vorm te onderscheiden zijn.
Voordeel is dat mensen minder snel in de war raken door camouflage.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is de opponent-process theory en op welke manier vult deze de trichomatische theorie aan?

A

De trichomatische theorie verklaart de law of complementarity niet, dit doet de opponent-process theory wel.

Deze theorie stelt dat kleur perceptie wordt gemedieerd door neuronen die ofwel geexciteerd ofwel geinhibeerd kunnen worden, afhankelijk van de golflengte van het licht. Hierbij hebben complementaire golflengtes een tegenovergesteld effect - bijv. neuronen die geexciteerd worden in het blauwe spectrum en geinhibeerd in het gele spectrum en vice versa. Hetzelfde voor rood en groen. Daarnaast was er dan nog een type neuron die zorgde voor een perceptie van het verschil tussen zwak en fel licht. Op deze manier wordt een mix van golflengtes vanuit het blauwe en gele spectrum of vanuit het rode en groene spectrum gezien als wit licht doordat ze elkaar annuleren maar elkaar juist versterken in de sterkte van het licht.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat betekent complementarity of afterimages en hoe werkt dit?

A

Dit is het effect waarbij als je langdurig naar een plaatje kijkt en vervolgens naar een wit vel, de complementaire kleuren van het plaatje ziet (die er dus niet zijn)

Dit werkt zo: op het moment dat je lang naar een plaatje kijkt, worden de neuronen voor die specifieke kleur moe. Als je vervolgens naar het witte plaatje kijkt, zullen de neuronen in de complementaire kleur harder vuren waardoor je deze specifieke kleur ziet.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Hoe werken de trichomatische theorie en de opponente-procestheorie samen?

A

Er bestaan idd drie type kegeltjes in het retina maar deze voeren informatie door naar ganglioncellen (neuronen in de optische zenuw) in een patroon waarbij de trichomatische code wordt omgezet in een opponente-procescode. Sommige ganglioncellen reageren op een rood-groen opponente manier: ze worden geexciteerd door rode kegeltjes en geinhibeert door groene kegeltjes of vice versa. Andere gedragen zich op een blauw-geel opponente manier, waarbij ze geexciteerd worden door blauwe kegeltjes en geinhibeert door gezamelijke input van rode en groene kegeltjes (wordt geel) of vice versa.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Hoe ontwikkelt zicht zich bij babies?

A
  • Als ze geboren worden kunnen babies nog niet goed accomoderen (lens aanpassen), convergeren (met beide ogen naar hetzelfde object kijken) en coordineren (met beide ogen gecoordineerd een bewegende stimulus volgen)
  • Babies kunnen bij de geboorte op een afstand van 2 meter wel de details van het gezicht van de ouders zien
  • Accomodatie is volledig ontwikkeld bij 8 weken
  • Convergentie en coordinatie is volledig ontwikkeld bij 6 maanden
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Op welke manier weten onderzoekers hoe goed een baby details kan zien?

A

Door twee verschillende stimuli te laten zien - een grijs vlak en een zwart wit gestreept vlak, waarbij als de baby verschil ziet, deze langer naar het gestreepte vlak zal kijken dan naar het grijze vlak. Op het moment dat babies evenlang naar de twee vlakken kijken, weten onderzoekers dat ze de details niet meer kunnen onderscheiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Wat is de invloed van ervaring op ontwikkeling van zicht?

A

Als mensen en dieren niet de typische ervaringen opdoen die normaal zijn voor de soort, dan zal het zicht zich afwijkend ontwikkelen van een normaal mens. Dit noem je ervaring-verwachtingsprocessen.

Dit effect is omkeerbaarder naarmate de tijd waarin de ervaringen niet opgedaan worden korter is. Daarom is het van belang om problemen in het zicht zo snel mogelijk op te lossen.

33
Q

Wat is een ervaring-verwachtingsproces? (experience-expectance process)

A

Het proces waarbij synapsen gevormd en onderhouden worden wanneer een organisme soort typische ervaringen opdoet. DIt noem je ook wel ervaring-verwachtingssynaptogenese.

34
Q

Hoe werkt de input vanuit de ogen naar de hersenen mbt zicht?

A

Ganglion cellen in de optische zenuw lopen vanuit de ogen naar de thalamus en vormen synapsen met andere neuronen die hun output naar het primaire visuele gebied van de cortex sturen. In het primaire visuele gebied analyseren miljoenen neuronen de zintuigelijke input.

35
Q

Wat voor soort stimulus functies beinvloeden de activiteit van neuronen in de primaire visuele cortex?

A

Verschillende neuronen reageren preferentieel op verschillende patronen. Er zijn bijvoorbeeld randdetectoren en staaf detectoren, waarbij verschillende rand- en staafdetectoren reageren op verschillende orientaties van een plaatje zoals verticale, horizontale en schuine lijnen.

36
Q

Wat is de theorie van Treisman over two-stage feature-integration of perception?

A

Basis is dat elke waargenomen stimulus bestaat uit een verschillend aantal primitieve sensorische features, zoals bijv. de kleur en schuinte van lijnen.

De theorie stelt dat de waarneming van een stimulus als een geheel een process uit twee stappen is:
1. Detectie van de features - dit gebeurt instantaan en gebruikt parallele verwerking, wat betekent dat deze stap gelijktijdig voor alle delen van de stimulus plaatsvindt.
2. Integratie van de features - deze stap maakt gebruik van seriele verwerking waarbij iedere ruimtelijke locatie na elkaar verwerkt wordt

37
Q

Welk bewijs is er voor de theorie van Treisman mbt visuele perceptie?

A

Onderzoek waaruit blijkt dat mensen uit een overzicht met verschillende objecten, een object met een afwijkende primitieve feature zeer snel kunnen aanwijzen, ongeacht hoeveel andere objecten (afleiders) aanwezig zijn, dit duidt op parallelle verwerking. Als een object afwijkt door een combinatie van features dan gaat de detectietijd omhoog naar gelang er meer andere objecten aanwezig zijn, wat duidt op seriele verwerking.

Ander onderzoek wijst uit dat wanneer mensen een plaatje van simpele stimuli snel zagen, ze makkelijk de primitieve features konden identificeren maar soms fouten maakte bij het koppelen van welke features samen te zien waren geweest, dit noem je ook wel illusory conjuction. Dit duidt er ook op dat eerst de features onafhankelijk van elkaar worden waargenomen (fase 1) waarna deze samenkomen op basis van hun ruimtelijke locatie (fase 2).

38
Q

Wat is Gestaltpsychologie?

A

Een psychologische stroming die stelt dat de geest moet worden begrepen als geheel en niet als elementaire delen. Een favoriet gezegde was: The geheel is anders dan de som van de delen.

39
Q

Wat zijn de Gestalt principes van groepering?

A
  1. Nabijheid - stimulus elementen die zich dicht bij elkaar bevinden, zien we vaak als een geheel
  2. Gelijkenis - stimulus elementen die fysiek op elkaar lijken, zien we als deel van hetzelfde object
  3. Sluiting - We zien vormen als compleet afgesloten door een grens en we negeren gaten in die grens.
  4. Goede voortzetting - Wanneer lijnen elkaar kruisen, groeperen we lijn segmenten zo dat deze continue lijnen vormen met minimale veranderingen van richting
  5. Gemeenschappelijke beweging - Wanneer stimulus elementen in dezelfde richting en met dezelfde snelheid bewegen, zien we ze als deel van een object.
  6. Goede vorm - Het perceptuele systeem streeft ernaar om waarnemingen te produceren die simpel, symmetrisch, regelmatig, overzichtelijk en voorspelbaar zijn (dit principe omvat ook de voorgaande principes, maar ook andere manieren waarop de perceptie stimuli organiseert)
40
Q

Welke doelen hebben de verschillende Gestaltprincipes?

A

Dit zijn manieren van de hersenen om te zorgen dat stimuli logisch zijn, bijv. doordat we een compleet object zien, zelfs als deze deels wordt bedekt voor een ander object, of doordat we een bewegend object kunnen herkennen.

41
Q

Wat is een neiging van het perceptuele systeem mbt voorgrond en achtergrond?

A

Mensen hebben een automatische neiging om een visuele scene te verdelen in een figuur (het object dat de aandacht trekt) en de achtergrond. Hierbij zien we de vorm die de andere vorm omringd vaak als de achtergrond en de omringde vorm als het figuur.

42
Q

Wat is een omkeerbare figuur? Hoe laat dit zien dat we een zeer sterke neiging hebben om een plaatje op te delen in een figuur en de achtergrond?

A

Een omkeerbare figuur is een plaatje waarbij de figuur en achtergrond niet direct duidelijk zijn uit de cues van het plaatje, dan kan het zijn dat het brein heen en weer gaat in keus voor figuur en achtergrond. Hierbij kun je nooit 2 dingen tegelijk als figuur zijn, dus er is altijd 1 figuur en 1 achtergrond.

43
Q

Wat zijn denkbeeldige contouren en hoe laten deze zien dat het geheel invloed heeft op de perceptie van de delen?

A

Een denkbeeldige contour bestaat niet echt maar de hersenen maken deze aan dmv een proces dat onbewuste gevolgtrekking heet. Dit proces zorgt ervoor dat we figuren denken te zien, die er niet echt zijn, omdat deze logischerwijs zouden bestaan. Als we de onderdelen van een plaatje apart van elkaar zouden zien, dan zou de denkbeeldige contour niet bestaan maar de manier waarop we de onderdelen bij elkaar zien, zorgt ervoor dat we de denkbeeldige contour echt waarnemen.

44
Q

Hoe kun je onbewuste gevolgtrekking uitleggen als top-down aansturing in de hersenen?

A

Onbewuste gevolgtrekkingen ontstaan doordat de hoger gelegen hersendelen aan het zien van een plaatje een gevolg hangen - zo van: dit moet er wel zijn, kijkend naar het plaatje - en dit weer terug communiceren naar het primaire visuele gebied. Op die manier zie je dus iets wat er niet echt is en dat komt van boven naar onder en dus noem je dit top-down aansturing.

45
Q

Wat is het verschil tussen top-down en bottom-up aansturing in de hersenen als het gaat om zicht?
Wat kun je in dit kader over perceptie zeggen?

A

Aansturing die van boven naar onder gaat, noem je top-down aansturing en aansturing die directer vanuit de zintuigelijke input komt, noem je bottom-up aansturing.
Perceptie is altijd een wisselwerking tussen top-down en bottom-up aansturing.

46
Q

Wat is visuele agnosie? Welke twee soorten worden genoemd? Leg uit.

A

Dit refereert naar mensen die kunnen zien maar geen kaas kunnen maken van wat ze zien. In het boek worden twee soorten besproken:
1. visuele vorm agnosie - deze mensen kunnen onderdelen van een object herkennen en ook bijv. de kleur of helderheid, maar de vorm ervan niet beschrijven
2. Visuele object agnosie - deze mensen kunnen de vorm van objecten beschrijven en natekenen maar het object niet identificeren

47
Q

Hoe zorgt het bestaan van twee vormen van visuele afwijkingen veroorzaakt door hersenschade voor het idee dat het menselijke brein inderdaad objecten als afzonderlijke entiteiten verwerkt?

A

Deze twee vormen verschillen van elkaar. Bij de een kunnen mensen de vorm van een object niet beschrijven maar wel de onderdelen. Bij de andere vorm kunnen mensen de vorm van een object wel beschrijven maar het object niet identificeren. Dit leidt naar de conclusie dat er specifieke hersenpaden zijn voor het identificeren van objecten en het beschrijven van de vorm van objecten. Aangezien mensen de onderdelen en andere kenmerken van een object nog wel kunnen beschrijven, duidt dit erop dat het identificeren van (de vorm van) een object op een andere plek gebeurt dan het identificeren van onderdelen.

48
Q

Wat zijn twee verschillende visuele paden in de hersenschors? En hoe verschillen deze anatomisch en functioneel van elkaar?

A

De primaire visuele cortex stuurt output naar andere visuele gebieden in de occipitaal kwab, de temporaal en parietaal kwabben. Hier zijn twee paden van belang:
* Het wat-pad (ook wel het lagergelegen temporale pad) is gespecialiseerd in het identificeren van objecten. Dit is een bewust pad.
* Het waar-en-hoe pad (ook wel het hogergelegen parietale pad) houdt een 3D kaart bij van een ruimte waarin objecten geplaatst kunnen worden. Neuronen in dit pad houden zich niet alleen bezig met waar het object zich bevindt, maar ook met hoe een persoon zich in verhouding tot het object moet bewegen of daarmee moet interacteren. Dit is een onbewust pad.

49
Q

Welke capaciteiten worden behouden op het moment dat het visuele wat-pad beschadigd raakt en zijn verloren bij mensen waarbij het visuele waar-en-hoe-pad beschadigd raakt? En vice versa?

A

Als het wat-pad beschadigd raakt, kunnen mensen (de vormen van) objecten niet meer identificeren maar ze kunnen het object nog wel goed pakken of eromheen lopen. Onbewust weten ze de grootte en vorm van het object maar deze informatie wordt niet bekend gemaakt bij het bewuste brein.

Als het waar-en-hoe-pad beschadigd is geraakt dan kunnen mensen een object wel gewoon identificeren maar hebben ze veel moeite om visuele input te gebruiken om hun bewegingen te coordineren. Ze lijken in dit opzicht bijna blind.

50
Q

Wat zijn de onderscheidende functies van het visuele wat-pad en het visuele waar-en-hoe-pad?

A

Het wat-pad zorgt voor ons bewuste zicht, en het waar-en-hoe-pad zorgt voor de input die nodig is om automatisch, snel en voor het grootste deel onbewust onze bewegingen visueel aan te sturen.

51
Q

Welk bewijs is er dat mensen andere psychologische mechanismen gebruiken om gezichten te herkennen dan om objecten te herkennen?

A
  • Mensen kunnen duizenden gezichten herkennen en onthouden, zelfs in verschillende orientaties of met andere kenmerken (haar, makeup, bril) en ze doen dit met gespecialiseerde hersengebieden.
  • Mensen zien in objecten met dezelfde kenmerken als gezichten, ook gezichten (denk aan smileys)
  • Mensen kunnen gezichten in een andere configuraties, bijv. op zijn kop, slecht afwijkingen ontdekken, en kunnen dit wel heel goed voor gezichten in de normale orientatie.
  • Mensen kunnen gezichten van het type dat ze vaak zien, beter van elkaar onderscheiden dan die ze niet vaak zien.
52
Q

Hoe ondersteunt (de ontwikkeling van) de eigen-ras bias (own-race bias) het idee dat leren betrokken is bij het herkennen van gezichten?

A

Eigen-ras bias refereert aan het feit dat mensen beter zijn in het uit elkaar houden van gezichten van mensen van hun eigen ras of etniciteit dan mensen met een andere etniciteit of ras. Deze bias is echter niet aanwezig bij zeer jonge kinderen en ontwikkeld zich in het eerste jaar.

53
Q

Wat is de fusiform face area (FFA)?

A

Deel van het brein in de temporaal kwab dat actief wordt wanneer mensen bekende gezichten herkennen.

54
Q

Wat is prosopagnosia?

A

Gezichtsblindheid, waarbij er schade is aan de FFA (fusiform face area) en mensen het zeer moeilijk vinden om gezichten te herkennen.

55
Q

Waarom viel prosopagnosia niet vaak op in het verleden?

A

Omdat mensen andere manieren vonden om andere mensen te herkennen, bijv. aan stemgeluid, loopje, gewoontes, gestalte, kleren, assecoires, naam en andere niet-gezichtscues.

56
Q

Welke hersengebieden zijn betrokken bij het herkennen van gezichten?

A
  1. wat-pad
  2. waar-en-hoe-pad
  3. fusiform face area
57
Q

Hoe beschreef Helmholz perceptie als een probleemoplossingsproces?

A

Zien is een actief mentaal proces. Het licht dat onze retinas bereikt is niet de scene die we zien, maar een bron van hints over die scene. Ons brein leidt de kenmerken en posities van objecten af uit signalen in het gereflecteerde licht en die gevolgtrekkingen zijn onze percepties. Dit kan allemaal mathematisch uitgedrukt worden in vergelijkingen die informatie in het gereflecteerde licht relateren aan de positie, grootte en vorm van objecten.

58
Q

Wat betekent binocular disparity - binoculaire dispariteit?

A

Verwijst naar de licht verschillende perspectieven die de twee ogen hebben op hetzelfde object of dezelfde scène

59
Q

Hoe kun je binoculaire dispariteit gebruiken als een aanwijzing voor diepte?

A

Hoe dichter bij iets is, hoe groter het verschil is tussen wat de twee ogen zien, en hoe verder weg iets is, hoe kleiner dat verschil. Op die manier kun je deze dispariteit gebruiken om iets over de afstand tot een object te zeggen. Je brein fuseert het zicht van de twee ogen tot een plaatje met diepte.

60
Q

Hoe zorgen stereoscopes voor diepte perceptie?

A

Een stereoscope is een apparaat waarmee je met beide ogen een iets ander plaatje te zien krijgt. Deze plaatjes zijn zo gemaakt dat het ene plaatje laat zien wat je ene oog zou zien bij een bepaald echte scene, en het andere plaatje wat het andere oog zou zien. Je brein fuseert deze plaatjes daarna zodat je in een stereoscope ook diepte ziet.

61
Q

Wat is bewegingsparallax?

A

Parallax refereert aan de ogenschijnlijke verandering in een object of scene wanneer het vanaf een andere hoek bekeken wordt.
Bewegingsparallax is het concept dat als je je ogen beweegt, je een scene iedere keer vanuit een iets andere hoek bekijkt.

62
Q

Hoe zorgt bewegingsparallax voor een aanwijzing voor diepte?

A

Op het moment dat je je hoofd beweegt, bekijk je een scene vanuit een iets andere hoek. Dit heeft meer effect bij objecten die dichterbij staan en minder bij objecten die verder weg staan.
Op die manier krijgt je brein ook aanwijzingen voor diepte binnen omdat bepaalde delen van de scene meer veranderen dan anderen.

63
Q

Wat is het verschil tussen bewegingsparallax en binoculaire dispariteit?

A

Bewegingsparallax zorgt voor een diepteperceptie doordat je je hoofd beweegt en dit werkt dus ook voor 1 oog.
Binoculaire dispariteit, ook wel binoculaire parallax genoemd, zorgt voor een diepteperceptie door het verschil in uitzicht vanuit ieder oog.

64
Q

Welke aanwijzingen voor diepte zijn er die bestaan in de ‘echte’ wereld maar ook op plaatjes? Hoe noem je deze?

A

Dit worden pictorale aanwijzingen voor diepte genoemd.

  1. Occlusie - object die dichterbij staan, bedekken objecten die verder weg staan
  2. Relatieve grootte van bekende objecten
  3. Lineair perspectief - Parallele lijnen convergeren hoe verder weg ze lopen
  4. Textuur gradient - Een graduele afname van de grootte en verdeling van textuur elementen
  5. Positie relatief tot de horizon - objecten dichter bij de horizon zijn meestal verder weg dan objecten die verder van de horizon staan in welke richting dan ook
  6. Differentieel licht op oppervlakken - In echte 3D scenes varieert het licht dat gereflecteerd wordt als een functie van de orientatie tov de zon.
65
Q

Op welke manier hangt grootte perceptie af van afstands perceptie?

A

De maat van een plaatje op je netvlies is omgekeerd evenredig met de afstand van het object tot het netvlies. Hoe verder weg iets staat, hoe kleiner het plaatje op het netvlies is.
Als er aanwijzingen aanwezig zijn voor afstand, dan zal de grootte van bekende en onbekende objecten hierdoor worden beinvloed.

66
Q

Wat is grootte constantheid?

A

Het vermogen om een object als onverandert te zien in grootte, ondanks verandering van de maat van het plaatje op je netvlies door verandering van afstand tot het object.

67
Q

Welke grootte illusies worden in het boek genoemd? Hoe zorgt de onbewuste evaluatie van diepte een basis hiervoor?

A
  1. Ponzo illusie
  2. Müller-Lyer illusie
  3. Maan illusie

Op het moment dat we iets zien waarvan we denken dat het verder weg is, dan gaat ons brein er onbewust vanuit dat het groter is. Denk aan twee lijnen die gelijke lengte hebben maar waarvan er eentje verder weg lijkt te liggen, die zullen we dan als langer beschouwen.

68
Q

Wat is de diepte-verwerkings theorie?

A

Stelt dat een object groter lijkt op het moment dat er afstands aanwijzingen aanwezig zijn die impliceren dat een object verder weg is. Op het moment dat je twee objecten van dezelfde grootte boven elkaar zet en de een de illusie geeft dat deze verder weg is dan de ander, dan zal het object dat verder weg ligt, groter lijken.

69
Q

Wat is de maan illusie? Hoe werkt dat?

A

De maan lijkt groter op het moment dat hij dichter bij de evenaar staat.
Dit komt doordat als de maan dichter bij de evenaar staat, je brein er onbewust vanuitgaat dat de maan verder weg is dan als deze hoog aan de hemel staat en dat deze dus groter zou moeten zijn.
Je bewuste brein gaat er dan vanuit dat de maan dichterbij staat omdat je wel weet dat de maan niet van grootte verandert.

Dit wordt ook wel de farther-larger-nearer theorie genoemd. (verderweg - groter - dichterbij theorie)

70
Q

Wat is multisensorische integratie? Hoe wordt dit ook wel genoemd?

A

Multimodale integratie. Dit is het concept dat informatie vanuit verschillende zintuigen geintegreerd wordt.

71
Q

Wat is het visuele dominantie effect?

A

Als zicht en geluid samenkomen maar conflicteren dan wint zicht meestal.

72
Q

Wat is het McGurk effect en hoe illustreert dit het visuele dominantie effect?

A

Het McGurk effect is het effect dat je iets anders hoort op het moment dat iemand een geluid maakt dat afwijkt van de beweging van de lippen. Dus iemand kan ‘ba’ zeggen maar je hoort ‘fa’ omdat dat is wat de lippen laten zien. Dit is een illustratie van visuele dominantie want je hoort wat anders dan er eigenlijk gezegd wordt omdat je visuele systeem dominant is.

73
Q

Wat voor type neuronen zijn betrokken bij multisensorische integratie? Hoe werkt dat?

A
  • Multisensorische neuronen, die beinvloed worden door stimuli vanuit meerdere zintuigen. Deze worden gevonden door het hele brein heen.
  • Integratie van outputs van unimodale neuronen
74
Q

Wanneer is het het meest waarschijnlijk dat multisensorische integratie voorkomt?

A
  1. Als individuele sensorische stimuli vanaf dezelfde locatie komen
  2. Als ze op dezelfde tijd plaatsvinden
  3. Als beiden een relatief zwakke reactie zouden opleveren op zichzelf
75
Q

Wat is het Bouba/Kiki effect en wat lijkt dit aan te tonen?

A

Het lijkt erop dat we een rond object eerder bouba noemen en een scherp object eerder kiki vanwege de klanken en de mondbewegingen die beide woorden teweeg brengen.
Dit duidt erop dat er een impliciete overeenkomst is tussen visuele stimuli en geluid, of wellicht de spierpatronen bij het maken van dat geluid.

76
Q

Wat is synesthesia?

A

Een conditie waarbij zintuigelijke sitmulatie van één modaliteit een sensatie opwekt in een andere modaliteit, bijv. het zien van kleuren bij het zien van cijfers.

77
Q

Wat zijn de definierende kenmerken voor synesthesia?

A

Synesthesia perceptie is:
* Onvrijwillig en automatisch
* Consistent (bijv. zelfde kleur bij zelfde getal)
* Ruimtelijk uitgebreid (?)
* Gedenkwaardig
* Emotioneel (meestal positief)

78
Q

Heeft synesthesia een adaptieve waarde?

A

Het zou kunnen dat de cross-wiring een rol kan spelen in het zien van connecties tussen hogere orde concepten, zoals metaforen. Het feit dat artiesten vaker synestheten zijn dan andere mensen is consistent hiermee.

79
Q

Wat is een theorie over hoe synesthesia kan ontstaan? Welk bewijs is hiervoor?

A

Zintuigelijke cross-activatie hypothese, die voorstelt dat er een cross-activatie plaatsvindt tussen verschillende delen van de hersenen. Een hypothese hieraan gerelateerd is die suggereert dat alle kinderen synestheten zijn omdat er meerdere verbindingen zitten tussen de verschillende zintuigelijke gebieden in de hersenen, en dat deze verbindingen bij de meeste mensen verdwijnen (pruning) maar dat deze bij sommige mensen blijven bestaan.

Bewijs hiervoor is dat monozygote tweelingen niet altijd allebei synestheten zijn. Volwassen synestheten hebben een grotere structurele connectiviteit tussen verschillende delen van het brein. Er is ook verschil in grijze materie (neuronen) in de hersenen van synestheten en niet-synestheten.