Hoofdstuk 4 - Neurale controle van gedrag Flashcards

1
Q

Wat zijn de twee delen van het menselijke zenuwstelsel?

A

Centrale zenuwstelsel en perifere zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wat is het verschil tussen een neuron en een zenuw?

A

Een neuron is een enkele cel; een zenuw is een bundel axonen van vele neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Noem de drie categorieën van neuronen op basis van functie en locatie.

A
  • Sensorische neuronen
  • Motor neuronen
  • Interneuronen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat doet een sensorisch neuron?

A

Stuurt informatie van de zintuigen naar het centrale zenuwstelsel.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat doen motor neuronen?

A

Versturen boodschappen van het centrale zenuwstelsel naar de spieren en klieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de functie van interneuronen?

A

Draagt boodschappen binnen het centrale zenuwstelsel over.
Dit type neuron interpreteert informatie die vanuit de sensorische neuronen komt, genereert al onze mentale ervaringen, en initieert en coördineert al ons gedrag door de connecties met motor neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Hoeveel interneuronen heeft een mens gemiddeld?

A

Ongeveer 86 miljard.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de onderdelen van een neuron?

A
  • Cellichaam
  • Dentrieten
  • Axon
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is de functie van dentrieten?

A

Ontvangen boodschappen die naar het neuron gestuurd worden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat is een axon? Hoe is deze opgebouwd?

A

Het axon stuurt boodschappen naar andere neuronen.

Sommige axonen zijn heel erg lang en lopen bijvoorbeeld van je ruggenmerg tot aan je grote teen. De meeste axonen vertakken een eind weg van het cel lichaam. Elk van die vertakkingen eindigt in een klein bolletje dat we de axon-uiteinde of eindknopje noemen. Deze scheiden neurotransmitters af. De axonen van sommige neuronen zijn bedekt met myeline. Dit is een vetachtig substantie die wordt geproduceerd door gliacellen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat zijn actiepotentialen? Waar worden ze geactiveerd en hoe werken ze?

A

Impulsen die neuronen vuren in een ‘alles of niets’ principe. In motor neuronen en interneuronen worden actiepotentialen geactiveerd op het kruispunt tussen het cellichaam en het axon. In zintuiglijke neuronen worden ze geactiveerd aan het dentritische einde van het axon. Een actiepotentiaal vindt wel of niet plaats, maar nooit een beetje en ook niet in verschillende sterktes. De manier waarop het neuron de sterkte van de boodschap varieert is door de snelheid van het vuren van potentialen te variëren. Hoe groter de snelheid hoe sterker de boodschap.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is het celmembraan van neuronen? Wat doet het?

A

Een neuron is volledig omringd door een celmembraan. Dit membraan is een poreuze huid die bepaalde chemische stoffen doorlaat, terwijl het andere chemische stoffen tegenhoudt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is een intracellulaire vloeistof van een neuron en wat is een extracellulaire vloeistof?

A

In een neuron zit een vloeistof die we intracellulaire vloeistof noemen en die bestaat voornamelijk uit proteïne moleculen met een negatieve lading en Kaliumionen met een positieve lading. De extracellulaire vloeistof die zich buiten het membraan bevindt, bestaat voornamelijk uit Natriumionen met een positieve lading en Chlorideionen met een negatieve lading.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe ontstaat een rustpotentiaal door de distributie van ionen over een celmembraan?

A

Het potentiaal van de neuron in rust hangt af van de distributie van ionen over het celmembraan. Het verschil in lading over het membraan van een inactief neuron wordt het resting potential genoemd en is ongeveer -70 Millivolt. Deze negatieve lading wordt veroorzaakt doordat kanalen in het membraan waardoor Kalium moleculen naar buiten kunnen, open blijven, en kanalen in het membraan waardoor Natrium moleculen naar binnen kunnen, dicht blijven.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat gebeurt er tijdens de depolarisatie fase?

A

Natriumionen stromen het axon in, waardoor de binnenzijde positiever wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Hoe resulteren de twee fasen van actiepotentiaal (depolarisatie en repolarisatie) uit het achter elkaar open en dicht gaan van twee type kanalen in het celmembraan?

A

Een actiepotentiaal van een neuron wordt geinitieerd door een verandering in de structuur van het celmembraan aan het eind van het axon. Duizenden kleine kanaaltjes waar Natriumionen door naar binnen kunnen, gaan open, en Natrium stroomt het axon in. Hierdoor wordt tijdelijk de spanning aan de binnenzijde van het membraan positiever dan aan de buitenzijde van het membraan. Dit noemen we de depolarisatie fase. Zodra dit is gebeurt, sluiten de Natrium kanalen zich weer en blijven alleen de kanalen waardoor Kalium naar buiten kan open. Kalium ionen stromen hierlangs naar buiten omdat ze worden afgestoten door de positieve lading aan de binnenzijde van het membraan. Dit proces stopt zodra het oorspronkelijke rustpotentiaal weer bereikt is. Dit noemen we de repolarisatie fase.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Wat is de functie van de natrium-kaliumpomp?

A

Pompt continu kalium de cel in en natrium de cel uit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Wat is myelinisatie? Hoe verloopt dit proces over de tijd?

A

Het proces waarbij axonen worden omringd door myeline.
Het proces start met neuronen in het zintuiglijke systeem in het eerste jaar van het leven, vervolgens in het motorische systeem in het tweede jaar van het leven. De laatste systemen die volledig gemyeliniseerd worden, zijn de associatieve delen van de frontale cortex. Dit proces is pas klaar in de vroege volwassenheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Hoe verplaatst een actiepotentiaal zich over een axon?

A

Het membraan van een axon is zo gebouwd dat de Natriumkanalen opengaan in reactie op depolarisatie boven een kritiek niveau. Dit kritieke niveau wordt ook wel de drempelwaarde van de cel genoemd. Op het moment dat een actiepotentiaal ontstaat op een locatie op het axon depolariseert het deel van het axon net daarnaast waardoor ook daar Natriumkanalen opengaan. Op deze manier verplaatst het actiepotentiaal zich langs het axon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Hoe is de geleidingssnelheid van een axon gerelateerd aan de diameter en aan de aanwezigheid van myeline?

A

De snelheid waarmee het actiepotentiaal langs het axon kan bewegen, wordt beïnvloed door de diameter van het axon. Bij een grotere diameter is er minder weerstand en gaat de boodschap sneller. Daarnaast wordt de snelheid ook bepaald door de aanwezigheid van myeline. Myeline beschermd en isoleert het axon waardoor het de snelheid van zenuwimpulsen verhoogd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
21
Q

Wat zijn synapsen?

A

Knooppunten tussen een axon-uiteinde en een dentriet of cel lichaam van een ontvangend neuron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
22
Q

Wat gebeurt er als een actiepotentiaal een axon-uiteinde bereikt?

A

Neurotransmitters worden vrijgelaten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
23
Q

Wat is het verschil tussen een exciterende en een inhiberende of remmende synaps?

A
  • Exciterende synaps: opent natriumkanalen, veroorzaakt depolarisatie. Hierdoor verhoogt de snelheid waarmee actiepotentialen worden getriggered in dat neuron.
  • Remmende synaps: opent chloride- of kaliumkanalen, veroorzaakt hyperpolarisatie. Over het algemeen zorgt dit voor een verlaging van de snelheid waarmee actiepotentialen worden getriggered in dat neuron.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
24
Q

Hoe beinvloeden neurotransmitters in exciterende en remmende synapsen de snelheid waarmee actiepotentialen worden getriggerd in het postsynaptische neuron?

A

Op 1 gegeven moment ontvangt een neuron tientallen, honderden of soms duizenden verschillende inputs via de synapsen. Sommige daarvan zijn exciterende synapsen en anderen zijn remmende synapsen. De snelheid waarmee actiepotentialen worden getriggerd hangt af van het netto effect dat exciterende en remmende synapsen op het neuron hebben. Hierbij geldt dat hoe groter de mate van depolarisatie boven de drempelwaarde, hoe groter het aantal actiepotentialen per seconde in het postsynaptische neuron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
25
Q

Wat is dopamine?

A

Neurotransmitter die invloed heeft op beweging en beloningsgemotiveerd gedrag. Lage niveaus worden geassocieerd met Parkinson en hoge niveaus met Schizofrenie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
26
Q

Wat is acetylcholine?

A

Neurotransmitter die afgegeven wordt bij de connectie tussen enurone en spieren en met activatie van spieren geassocieerd wordt. In de hersenen werkt acetylcholine om de manier waarop andere hersenstructuren informatie verwerken te veranderen (neuromodulator)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
27
Q

Wat is Serotonine?

A

Beinvloedt veel soorten gedrag, waaronder slaap en stemming en is betrokken bij depressie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
28
Q

Wat is GABA (Gamma-aminobutyric acid)?

A

Een remmende neurotransmitter, die signalen verzwakt of afremt; Speelt een belangrijke rol bij nervositeit/spanning/bezorgdheid (anxiety)

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
29
Q

Wat is neurogenese?

A

Het proces van het ontstaan van nieuwe neuronen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
30
Q

Wanneer worden de meeste neuronen ‘geboren’? Hoe noem je dit?

A

Neurogenese vindt met name plaats in de eerste 20 weken na bevruchting met een piek in de derde en de vierde maand. Tijdens die piek genereert het brein honderdduizenden neuronen per minuut. We weten nu dat neurogenese doorgaat na de geboorte tot in de volwassenheid, met name in de hippocampus.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
31
Q

Wat gebeurt er tijdens de differentiatie van neuronen? Wanneer vindt dit plaats?

A

Differentiatie is het laatste stadium van de ontwikkeling van neuronen waarbij de hoeveelheid dentrieten, axon-uiteinden en synapsen groeien (synaptogenese).

Dit start 20 weken na bevruchting en gaat door tot na de geboorte waarbij de formatie van nieuwe synapsen het snelst gaat in de maanden direct na de geboorte, maar dit verschilt voor verschillende delen van het brein. Gedurende het hele leven blijven synapsen ontstaan op een lager tempo.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
32
Q

Leg de metafoor van het maken van een beeldhouwwerk uit voor de ontwikkeling van de hersenen. Hoe relateert dit aan het groeien van de hersenen in de vroege ontwikkeling?

A

De vorming van het brein lijkt een beetje op het maken van een beeldhouwwerk waarbij je eerste veel ruw materiaal hebt en dat langzaam maar zeker bijwerkt door materiaal weg te halen en zo het beeldhouwwerk vormt tot wat het moet zijn.

Het groeien van het brein komt met name door het groeien van individuele neuronen en myelinisatie van axonen en niet door het ontstaan van nieuwe neuronen. In de vroege ontwikkeling is het is eigenlijk andersom en verminderd juist de hoeveelheid neuronen door apoptose, ook wel selectieve cel-dood genoemd, en ook het aantal synapsen door snoeien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
33
Q

Wat zijn spiegelneuronen? Waar bevinden deze zich?

A

Een spiegelneuron is een neuron dat niet alleen vuurt als een dier een handeling uitvoert, maar ook als het dier een handeling ziet uitvoeren door een ander dier (vooral van dezelfde diersoort). Het neuron weerspiegelt dus als het ware het gedrag van een ander dier en is op dezelfde manier actief als wanneer het dier de handeling zelf uitvoert.

Deze bevinden zich op verschillende plekken in de hersenschors van mensen en apen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
34
Q

Welke rol spelen spiegelneuronen mogelijk bij sociale leerprocessen?

A

Bij mensen lijkt het erop dat spiegelneuronen ook kijken naar de bewegingen die een actie vormen en niet alleen naar de actie zelf. Dit duidt erop dat ze belangrijk zijn bij het leren door imitatie. Sommige onderzoekers geloven dat spiegelneuronen het mechanisme zijn om ons met anderen te kunnen identificeren en dat we daarmee andermans intenties kunnen begrijpen. Dit is belangrijk bij sociale leerprocessen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
35
Q

Noem drie methodes om functies van specifieke delen van het brein te identificeren.

A
  • Observeren van gedragsveranderingen bij hersenschade.
  • Kunstmatig stimuleren van hersendelen.
  • In kaart brengen van neurale activiteit.
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
36
Q

Hoe kun je op basis van hersenbeschadiging iets zeggen over de functie van bepaalde delen van de hersenen?

A

Hersenbeschadiging in een specifiek deel van het brein heeft vaak invloed op mentaal functioneren in een of meerdere gebieden. Op basis hiervan kun je een conclusie trekken over de functie van dat deel van het brein. Je moet hiermee wel voorzichtig zijn want schade aan het brein is moeilijk te lokaliseren en er zijn vaak vele delen van het brein betrokken bij bepaalde vaardigheden. Daarnaast kan schade aan 1 deel van het brein ook zorgen voor veranderingen in andere delen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
37
Q

Hoe kun je op basis van kunstmatige stimulatie van delen van de hersenen iets zeggen over de functie van die delen?

A

Een relatieve nieuwe procedure om functies van het brein te lokaliseren is transcranial magnetic stimulations (TMS). Met deze methode kun je de functies van de buitenste laag van het brein, de hersenschors, in kaart brengen. Een magnetische spoel wordt boven een bepaald deel van het hoofd gehouden waardoor dat deel wordt uitgeschakeld en je kunt zien wat dat met de persoon doet. Je kunt met TMS kan je ook bepaalde delen van het brein inschakelen en op die manier bepalen welke delen van het brein met welke motor functies te maken hebben.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
38
Q

Wat is transcranial magnetic stimulation (TMS)?

A

Een methode om functies van de hersenschors in kaart te brengen door een magnetische spoel boven het hoofd te houden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
39
Q

Hoe kun je op basis van het vastleggen van electrische activiteit van de hersenen iets zeggen over de functie?

A

Een andere manier om de functie van delen van het brein te bepalen is door het meten van de electrische signalen die de constante activiteit van de neuronen in de hersenen produceren. Deze kun je meten door elektrodes op iemands hoofd te plaatsen. Het resulterende overzicht van hersenactiviteit wordt ook wel een electroencephalogram (EEG). Met de computer is het mogelijk om de hersenactiviteit van verschillende elektroden op verschillende locaties gelijktijdig te registreren en te analyseren. Hiermee kun je zien hoe de hersenactiviteit varieert van plaats tot plaats en van moment tot moment.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
40
Q

Wat is een electroencephalogram (EEG)?

A

Een meting van elektrische signalen van neuronen in de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
41
Q

Hoe kun je op basis van het meten van de doorbloeding van de hersenen iets zeggen over de functie?

A

Een andere manier om de functie van verschillende delen van het brein in kaart te brengen is door het meten van de doorbloeding van het brein. Activatie van neuronen in een deel van de hersenen zorgt ook gelijk voor een grotere doorbloeding in dat deel van de hersenen omdat er energie nodig is voor de activiteit. Dit kan worden gemeten met een PETscan of een FMRI scan en levert een driedimensionaal beeld op van het brein. Het is hierbij wel van belang dat er ook een controle conditie is waarin de doorbloeding van het brein wordt gemeten onder normale condities.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
42
Q

Wat meet een PET-scan of fMRI-scan?

A

Bij een PET scan wordt een radioactieve stof ingebracht in het bloed en deze wordt vervolgens gemeten.
Bij de fMRI-scan wordt er een magnetisch veld om het hoofd van een persoon gecreeerd, waardoor hemoglobine moleculen in het bloed, die zuurstof dragen, radio golven afgeven van een bepaalde frequentie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
43
Q

Hoe beschadigen, stimuleren, en registreren onderzoekers neuronen in specifieke delen van dierlijke hersenen om meer te leren over de functie van die delen van de hersenen?

A

Onderzoekers hebben verschillende methodes om bij dieren te onderzoeken wat de functie van een deel van de hersenen is:

Beschadigen van specifieke delen van het brein om zo te onderzoeken wat de invloed daarvan is op het gedrag van het dier. Dit doen onderzoekers door met electrische pulsen dan wel chemische stoffen bepaalde zeer specifieke delen van de hersenen van het dier kapot te maken. Dit gebeurt met name voor de primitieve delen van het brein waarvoor de functie gelijkwaardig wordt geacht voor alle zoogdieren, waaronder ook mensen.

Onderzoekers stimuleren ook delen van het brein van dieren. Bij elektrische stimulatie wordt er een elektrode ingebracht in het brein van het dier. De elektrische stroom die deze elektroden produceert is sterk genoeg om een actiepotentiaal te creëren maar niet groot genoeg om neuronen te beschadigen. Om neuronen chemisch te stimuleren wordt een buisje ingebracht waar door vlak voor de test een kleine hoeveelheid neurotransmitter in het brein wordt gebracht.

Elektrodes kunnen ook gebruikt worden om normale activiteit te meten in hele specifieke delen van het brein. Hele kleine microelektrodes worden ingebracht in het brein. Deze meten de activiteit van een enkel neuron.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
44
Q

Wat is de functie van locatie-cellen (place cells)?

A

Helpen een dier om zich te oriënteren en bekende locaties en objecten terug te vinden.

Deze cellen zijn essentieel voor navigatie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
45
Q

Wat is het perifere zenuwstelsel?

A

Het systeem dat bestaat uit alle zenuwen in het lichaam en aansluit op het centrale zenuwstelsel en de zintuigen, spieren en klieren.

Het speelt een cruciale rol in de communicatie tussen het lichaam en de hersenen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
46
Q

In welke twee klassen zijn zenuwen verdeeld?

A

Craniale zenuwen die direct uit het brein komen en spinale zenuwen die uit de ruggenmerg komen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
47
Q

Hoeveel paar craniale en spinale zenuwen heeft een mens?

A

12 paar craniale zenuwen en 31 paar spinale zenuwen.

Deze zenuwen zijn essentieel voor het zenuwstelsel van de mens.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
48
Q

Via welke zenuwen komt zintuiglijke informatie van de ogen, oren, neus en mond binnen? En via welke zenuwen zintuiglijke informatie van de rest van het lichaam?

A

Zintuigelijke informatie van de ogen, oren, neus en mond komt via de craniale zenuwen de hersenen binnen.

Zintuiglijke informatie van de rest van het lichaam, de huid, de spieren, de pezen en de interne organen, komen via de spinale zenuwen binnen en sommige via de craniale zenuwen. Dit noemen we ook wel het somatosensorische systeem en omvat aanraking en pijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
49
Q

Waar liggen de cellichamen van motor neuronen?

A

In het centrale zenuwstelsel.Hun axonen lopen via craniale of spinale zenuwen naar de spieren en klieren.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
50
Q

Wat besturen motor neuronen?

A

Twee klassen van structuren: skeletspieren en spieren van interne organen en klieren. Het eerste wordt het somatische deel en het tweede het autonome deel van het perifere motorsysteem genoemd.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
51
Q

Wat is het somatische deel van het perifere motorsysteem?

A

Het deel dat skeletspieren bestuurt. Dit systeem is verantwoordelijk voor vrijwillige beweging.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
52
Q

Wat is het autonome deel van het perifere motorsysteem?

A

Het deel dat de spieren van interne organen en klieren bestuurt. Dit systeem reguleert onbewuste functies.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
53
Q

Wat initiëren de neuronen die skeletspieren aansturen?

A

De activiteit van de spieren. Zonder input zijn skeletspieren in volledige rust.

54
Q

Wat moduleren of reguleren de autonome motor neuronen?

A

De diepgewortelde spieren. Deze spieren hebben een ingebouwd niet-neuraal mechanisme om activiteit te genereren. Dat betekent dat ook zonder input van de neuronen de organen blijven werken.

55
Q

Welke twee delen van het autonome zenuwstelsel hebben een tegengesteld effect?

A
  • Sympathische zenuwstelsel
  • Parasympathische zenuwstelsel
56
Q

Wat is de functie van het sympathische zenuwstelsel?

A

Reageert op stressvolle stimulatie en bereidt het lichaam voor op vecht of vlucht reactie.

57
Q

Wat doet het parasympathische zenuwstelsel?

A

Regenereren, groei promoten en energie conserveren.

58
Q

Wat is het verschil in functie tussen het autonome en somatische motor systeem?

A

Het somatiesche motor systeem stuurt het vrijwillige deel van bewegingen aan. De neuronen die skeletspieren aansturen initieren de activiteit van de spieren. Dit betekent dat zonder input de skeletspieren in volledige rust zijn.
De autonome motor neuronen sturen onbewuste beweging aan en moduleren of regelen de diepgewortelde spieren in plaats van dat ze deze initieren. Deze diepgewortelde spieren hebben een ingebouwd niet-neuraal mechanisme om activiteit te genereren. Hierdoor blijft het hart kloppen en blijven de darmen zich samentrekken in reactie op lokale invloeden.

59
Q

Wat is het verschil tussen het sympatische en het parasympatische deel van het autonome zenuwstelsel?

A

De meeste van de diepgewortelde spieren en klieren, die worden aangestuurd door het autonome zenuwstelsel, hebben twee sets van neuronen die een tegengesteld effect hebben en uit twee anatomisch verschillende delen van het autonome zenuwstelsel komen: Het sympathische en het parasympathische zenuwstelsel.

Het sympathische zenuwstelsel reageert op stressvolle stimulatie en helpt het lichaam om zich voor te bereiden op een vecht of vlucht reactie.

Het parasympatische zenuwstelsel regenereert, promoot groei en conserveert energie door effecten die tegengesteld zijn aan dat van het sympathische systeem.

60
Q

Wat zijn de drie categorieen van functies van de ruggenmerg?

A
  1. De ruggenmerg bevat paden die informatie van de zintuigen naar de hersenen brengen en paden die informatie van de hersenen naar de spieren brengen.
  2. De ruggenmerg regelt simpele reflexen waarvoor de hersenen niet nodig zijn
  3. Het ruggenmerg bevat patroongeneratoren voor beweging
61
Q

Wat zijn patroongeneratoren?

A

Netwerken van neuronen in de ruggenmerg die motor neuronen activeren voor ritmische spierbewegingen.

62
Q

Hoe is de hersenstam hetzelfde en anders dan de ruggenmerg?

A

De hersenstam is functioneel en anatomisch gelijkwaardig aan de ruggenmerg, maar veel uitgebreider.
De medulla en de pons regelen een aantal reflexen die complexer zijn en langduriger dan de reflexen vanuit de ruggenmerg, bijvoorbeeld het houden van balans, de ademhaling en hartslag.

63
Q

Welke rol speelt de hersenstam bij het controleren van gedrag?

A

Het midden brein in de hersenstam bevat neurale centra die het meeste van het soort-specifieke gedrag sturen, bijvoorbeeld gedrag dat te maken heeft met eten, drinken, aanvallen en paren. In het midden brein bevinden zich ook neuronen die de patroongeneratoren in de ruggenmerg beïnvloeden om de snelheid van de bewegingen te vergroten of te verkleinen.

64
Q

Wat regelen de medulla en de pons?

A

Complexere en langdurigere reflexen, zoals balans, ademhaling en hartslag.

65
Q

Wat is de functie van het middenbrein? Wat kan het middenbrein niet?

A

Sturen van soort-specifiek gedrag en beïnvloeden van patroongeneratoren. Uit onderzoek bij dieren lijkt te volgen dat het middenbrein, en de structuren daaronder, soort-specifiek gedrag organiseren, maar geen systemen bevatten die doelbewust gedrag kunnen creëren.

66
Q

Wat betekent Cerebellum?

A

Kleine hersenen.

67
Q

Wat is geassocieerd met schade aan het cerebellum?

A

Onvermogen om snelle goed getimede spierbewegingen uit te voeren.

68
Q

Wat is de functie van de basale ganglia?

A

Coördineren van langzame doelbewuste bewegingen.

69
Q

Wat zijn de overeenkomsten en verschillen tussen de functie van het cerebellum en die van de basale ganglia?

A

Beiden systemen zijn gespecialiseerd in het gebruiken van zintuiglijke informatie om beweging te sturen maar ze gebruiken die informatie op verschillende manieren:
* De basale ganglia (langzame doelbewuste bewegingen) werkt op basis van een feedback proces waarbij deze continu bewegingen aanpast op basis van zintuiglijke informatie.
* Het cerebellum (snelle, goed getimede reeksen van spierbewegingen) gebruikt zintuiglijke informatie om de precieze kracht en timing van een beweging te initiëren.

Deze delen van het brein worden ook actief als mensen zich voorstellen dat ze aan het bewegen zijn. Om de precieze kracht en timing van een beweging te initiëren.

70
Q

Wat zijn de belangrijkste functies van de thalamus?

A
  • Doorzetten van informatie tussen verschillende delen van de hersenen.
  • Speelt een rol bij de activatie van de hersenen als geheel. Activatie paden in het middenbrein komen samen in het midden van de thalamus en lopen van daaruit naar alle delen van de hersenschors.
71
Q

Waarom is het limbisch systeem zo genoemd?

A

Het limbisch systeem ligt op de grens tussen het evolutionair oudere deel van de hersenen en de hersenschors, het nieuwere deel van de hersenen. De term limbisch komt van het Latijnse woord limbus, wat grens betekent.

72
Q

Welke functies heeft het limbische systeem?

A

Het Limbisch systeem bestaat uit de amygdala en de hippocampus. Met name de amygdala Is betrokken bij de regulatie van emoties en van basisbehoeftes.
De hippocampus is cruciaal voor het bijhouden van waar je bent en voor bepaalde soorten herinneringen.

Het limbisch systeem ontvangt input van alle zintuigen en heeft een sterke samenhang met de basale ganglia. Deze samenhang zorgt waarschijnlijk voor het vertalen van emoties en behoefte in acties.

73
Q

Wat zijn de belangrijkste onderdelen van het limbisch systeem?

A
  • Amygdala
  • Hippocampus
74
Q

Wat is de primaire taak van de hypothalamus?

A

Reguleren van de interne omgeving van het lichaam.

75
Q

Hoe beïnvloedt de hypothalamus de interne omgeving?

A
  • Beïnvloeden van de activiteit van het autonome zenuwstelsel
  • Controleren van de afgifte van bepaalde hormonen via de hypofyse
  • Invloed op bepaalde basisbehoeftes zoals honger en dorst
76
Q

Wat is de grootste en nieuwste deel van het brein?

A

De hersenschors.

77
Q

In hoeveel kwabben is de hersenschors verdeeld? Welke zijn dat en waar zitten ze?

A

Vier kwabben.

  • Occipitaal kwab - achterkant
  • Temporaal kwab - midden onder
  • Parietaal kwab - bovenkatnt
  • Frontaal kwab - voorkant
78
Q

Wat zijn de drie categorieën van functies van de hersenschors?

A
  • Primair zintuiglijke gebieden. Deze gebieden ontvangen signalen van zintuiglijke zenuwen via de thalamus.
  • Primair motorische gebieden. Hiervandaan lopen axonen naar motor neuronen in de hersenstam en ruggenmerg.
  • Associatieve Gebieden. Dit zijn alle andere delen van de hersenschors die zich bezighouden met complexe processen zoals perceptie, denken, en beslissingen nemen.
79
Q

Wat is het principe van topografische organisatie? Voor welke gebieden van de hersenschors geldt dit?

A

Neuronen die naast elkaar zitten in de hersenschors ontvangen signalen van en versturen naar naast elkaar liggende zintuigelijk- of spierweefsels. Dit principe geldt voor de primaire zintuigelijke en motorische gebieden van de hersenschors.

80
Q

Wat bepaald de grootte van zintuigelijke en motorische gebieden van de hersenschors die geassocieerd zijn met specifieke lichaamsdelen?

A

Hoe groot het deel van het primaire zintuiglijke en motorische gebied van de hersenschors is dat zich bezighoudt met bepaalde delen van het lichaam hangt niet af van hoe groot dat deel van het lichaam is, maar is gerelateerd aan de gevoeligheid van dat deel van het lichaam. Bijv. vingers zijn erg gevoelig en daarom is dat deel groter dan bijv. het deel gerelateerd aan de armen.

81
Q

Wat doen de premotor gebieden?

A

Deze gebieden zetten neurale programma’s op om georganiseerde bewegingen of patronen van bewegingen te produceren. Om te kiezen welk programma ze opzetten, krijgen ze informatie van delen van de frontale kwab die zich bezighouden met planning van gedrag. Daarnaast sturen ze informatie naar het cerebellum, de basale ganglia en de motorische gebied van de hersenschors, die het programma verder verfijnen voordat ze het naar de spieren sturen.

82
Q

Wat is de rol van de prefrontale cortex bij het controleren van gedrag?

A

De prefrontale cortex houdt zich bezig met executieve functies, zoals aandacht, wat te doen met informatie, planning, en flexibel gedrag. De prefrontale cortex zet plannen klaar op basis van informatie vanuit de zintuigelijke delen van het brein en informatie over de interne staat van het lichaam vanuit het limbische systeem. Deze plannen kunnen door connecties met de motorische hersenschors tot uitvoer worden gebracht.

83
Q

Hoe kun je de functie voor controle van beweging samenvatten als een top down stroom van informatie door het zenuwstelsel als iemand kersen gaat eten?

A

Het limbische systeem detecteert dat het lichaam eten nodig heeft en stuurt een honger boodschap naar de associatieve gebieden in de hersenschors waarmee deze verbonden is

Deze associatieve gebieden analyseren informatie vanuit de visuele cortex en bepalen dat er kersen beschikbaar zijn. Deze gebieden nemen ook andere informatie mee zoals hoe kersen smaken, of het gepast is om ze te eten op dit moment en op deze plek, en hoe ze te eten.

De prefrontale cortex integreert deze informatie wat leidt tot de beslissing om naar de kersen toe te lopen en ze op te eten.

De basale ganglia, cerebellum en premotor gebieden van de hersenschors ontvangen het programma voor de geplande actie van het limbisch systeem en de prefrontale cortex. Ze ontvangen ook somatosensorische informatie over de exacte positie van het lichaam en visuele input over de exacte locatie van de kersen. Ze gebruiken deze informatie om het programma voor de geplande actie te verfijnen.

Het programma voor de grove bewegingen, zoals het lopen naar de kersen toe, wordt direct naar een set van motor nuclei in het bovenste deel van de hersenstam gestuurd

Het programma voor verfijnde bewegingen, zoals die nodig zijn om stokjes te verwijderen en de kers te eten zonder de pitten door te slikken, wordt gestuurd naar de motorische hersenschors, die vervolgens de informatie naar de hersenstam en de ruggenmerg stuurt.

Somatische motor neuronen in de hersenstam en ruggenmerg sturen de signalen naar skeletspieren die op hun beurt bewegen om de acties uit te voeren. Autonome motor neuronen sturen informatie naar speekselklieren en de spieren in het spijsverteringssysteem om zich voor te bereiden op de kersen.

84
Q

Wat is belangrijk om te onthouden over kennis van de hersenfuncties?

A

Kennis over welke delen van het brein essentieel zijn voor gedrag is niet hetzelfde als weten hoe dat gedrag tot stand komt.

85
Q

Wat zijn hormonen?

A

Chemische boodschappers die in het bloed worden afgescheiden en naar specifieke weefsels in het lichaam worden vervoerd.

86
Q

Wat zijn endocriene klieren?

A

Speciale hormoonproducerende klieren die hormonen afscheiden.

87
Q

Hoe beïnvloeden hormonen gedrag?

A

Beïnvloeden van de groei van bepaalde lichaamsdelen, waaronder spieren en botten, waardoor ze de capaciteit van het lichaam beïnvloeden

Beïnvloeden metabolische processen waardoor ze de hoeveelheid energie beïnvloeden

Beïnvloeden het brein op manieren die invloed heeft op onze behoeftes en buien

88
Q

Geef voorbeelden van lange en korte termijn effecten van hormonen

A

Korte termijneffecten van hormonen duren vaak een paar minuten tot een paar dagen. Bijvoorbeeld in reactie op een stressvolle situatie worden hormonen vrijgelaten, waaronder cortisol.

Lange termijn effecten zijn bijvoorbeeld de verschillen tussen mannen en vrouwen die worden veroorzaakt door hormonen. Dit start al voor de geboorte en gaat verder in de puberteit.

89
Q

Wat is de hypofyse?

A

De meester klier die hormonen produceert die andere klieren stimuleren.

90
Q

Wat zijn de twee delen van de hypofyse?

A
  • Achterkwab
  • Voorkwab
91
Q

Hoe controleren de hersenen de afgifte van hormonen van de twee kwabben van de hypofyse en daarmee ook de afgifte van andere hormonen in het lichaam?

A

De hypofyse wordt ook wel de meester klier genoemd omdat deze hormonen produceert die op hun beurt de productie van andere hormonen in andere klieren stimuleren. De hypofyse bestaat uit twee delen: een achterkwab en een voorkwab. De achterkwab is deel van de hersenen en bevat aangepaste neuronen, die we ook wel neurosecretoire cellen noemen, en die vanuit de hypothalamus naar beneden lopen. Deze cellen scheiden hormonen af in haarvaten en vandaaruit worden de hormonen dan verder het lichaam in vervoerd.

De rest van de hypofyse bestaat uit de voorkwab. De voorkwab is geen deel van de hersenen. De hypothalamus produceert releasing factors die via haarvaten naar de voorkwab worden gestuurd waar ze de hypofyse stimuleren om hormonen af te geven in het bloed.

92
Q

Wat is het belangrijkste hormoon voor de mannelijke seksdrive?

A

Testosteron

93
Q

Welk bewijs is er dat testosteron belangrijk is voor het behouden van de seksdrive van mannen?

A

Bewijs hiervoor komt van onderzoek bij dieren die gecastreerd zijn waarna de seksdrive enorm daalt. Testosteron wordt door de zaadballen afgegeven. Dit kan weer hersteld worden door bijvoorbeeld een klein kristal van testosteron in de hypothalamus te implanteren.

94
Q

Welk type ervaringen zorgen voor een verhoging van testosteron bij mannen? Welk effect heeft dat op het gedrag?

A

Bij mannen lijkt het erop dat condities die zelfvertrouwen promoten ook de productie van testosteron vergroten en daarmee een grotere seksuele interesse in vrouwen opwekken. Bijv. het winnen van een wedstrijd zijn, maar ook het rijden van een mooie auto en positieve sociale ontmoetingen met vrouwen.

95
Q

Wat is de menstruatiecyclus?

A

De cyclus waarin de eierstokken oestrogeen en progesteron afscheiden.

96
Q

Wanneer zoeken vrouwelijke zoogdieren kansen om te paren?

A

Tijdens de ovulatie in haar cyclus.

97
Q

Wat zijn androgenen? Waar worden die geproduceerd?

A

Hormonen die voornamelijk door de zaadballen bij mannen worden geproduceerd. Dit worden ook wel mannelijke hormonen genoemd.
Deze hormonen worden bij vrouwen ook in kleinere hoeveelheden geproduceerd door de bijnieren.

98
Q

Wat is het verschil in timing van seksdrive tussen vrouwen en de meeste andere vrouwelijke zoogdieren?

A

Bij de meeste vrouwelijke zoogdieren wordt de seksdrive en het gedrag gecontroleerd door de cyclus. Een vrouwtje zoekt alleen kansen om te paren op het moment in haar cyclus wanneer ze aan het ovuleren is. Bij verwijdering van de eierstokken verdwijnt dan ook de seksdrive en door injectie met oestrogeen en/of progesteron kan de seksdrive weer helemaal herstellen. (komt uit onderzoek bij ratten)

Mensen verschillen van andere zoogdieren in dat vrouwen een hoge of lage seksdrive kunnen hebben op elk moment in hun cyclus. Deze seksdrive wordt beinvloed door androgenen, die in beperkte mate worden afgescheiden door de bijnieren. Vrouwen zonder bijnieren ervaren een veel lagere seksdrive en dit kan worden hersteld met een lange termijn behandeling met testosteron.

99
Q

Welk bewijs is er dat de vrouwelijke seksdrive meer van androgenen afhangt dan van oestrogeen en progesteron? Welke bewijs suggereert toch dat de seksdrive van vrouwen vergroot tijdens ovulatie?

A

Bewijs hiervoor is dat bij vrouwen waarvan de bijnieren zijn weggehaald een sterk verminderde seksdrive hebben, die kan worden hersteld door aanvullen van androgenen.

Vrouwen lijken meer geïnteresseerd in seks op het moment dat ze ovuleren. Ze kleden zich uitdagender, voelen zich meer aangetrokken tot mannelijke mannen, vinden zichzelf seksueel aantrekkelijker en zijn seksueel gemotiveerder.

100
Q

Wat is het Corpus Callosum?

A

Een bundel axonen die de linker en rechter helft van de hersenschors verbindt.

101
Q

Op welke manieren zijn de linker en rechterhelft van de hersenschors symmetrische en op welke manier zijn ze assymmetrisch?

A

De primaire zintuiglijke en motorische delen van de hersenschors zijn vrij symmetrisch. Het linker zintuigelijk deel vangt informatie op van het rechter deel van het lichaam en het linker motorisch deel stuurt het rechter deel van het lichaam aan en vice versa.

De associatieve gebieden van de hersenschors zijn niet symmetrisch. Het belangrijkste verschil tussen de linker en de rechter helft, is dat bij de meeste mensen grote gebieden aan de linkerkant gespecialiseerd zijn in taal en vergelijkbare gebieden aan de rechterkant gespecialiseerd zijn in non-verbale en visueel ruimtelijke analyse van informatie.

102
Q

Wat is een gespleten brein?

A

Een brein waarbij het Corpus Callosum is doorgesneden.

103
Q

Hoe kun je de twee helften van de hersenschors apart testen bij mensen met een gespleten brein? Hoe bevestigen deze tests dat taal links zit en dat de rechterkant betere ruimtelijke vaardigheden bezit?

A

Je kunt bij deze mensen signalen naar 1 helft van het brein sturen door bijvoorbeeld een plaatje aan de linkerkant te laten zien. Deze informatie wordt dan naar de rechterhelft van de hersenschors gestuurd. Of door ze met hun linker of hun rechterhand een voorwerp te laten voelen. Uit dit onderzoek volgt dat:
* Plaatjes aan de rechterkant, die dus projecteren op hun linkerhersenhelft, kunnen mensen benoemen -> hieruit komt dat taal aan de linkerkant zit.
* Plaatjes aan de linkerkant, die dus projecteren naar de rechterhersenhelft, kunnen mensen niet benoemen. Maar als je ze vraagt het juist object met hun linkerhand te pakken, dan kunnen ze dat precies. Dit kunnen ze niet met de rechterhand.
* Bij het maken van een puzzel kunnen deze mensen dit beter met hun linkerhand, terwijl ze rechtshandig zijn. En daarnaast kunnen ze ruimtelijke verschillen tussen plaatjes beter beoordelen als deze aan hun linkerkant vertoont worden.

104
Q

Hoe lukt het mensen met een gespleten brein toch om goed te functionere?

A

Motorische centra die de bewegingen van grotere spieren controleren liggen in de lagere ongespleten delen van het brein, waarbij sommige zintuiglijke informatie ook van de ene helft naar de andere helft loopt via deze lager gelegen routes. Deze connecties bieden ook de mogelijkheid om een helft de motorische output van de andere helft te laten stoppen zodat de meer competente helft van de hersenen controle kan nemen over een taak.

Normaal gesproken kunnen de ogen en handen heen en weer bewegen, waardoor ze dingen met beide ogen zien en met beide handen voelen zodat de twee hersenhelften dezelfde informatie krijgen.

Iedere hersenhelft leert indirect met de andere hersenhelft te communiceren. Dit noemen we cross-cueing. Bijvoorbeeld als de rechter helft iets waarneemt wat onplezierig is en reageert met een frons, zal de linkerhersenhelft de frons voelen en zeggen: ‘ik ben niet blij.’

105
Q

Welke verschillen zijn er tussen mensen mbt wat de functie is van de linker en rechterhelft van de associatieve gebieden van de hersenschors?

A

Sommige mensen kunnen met hun rechterhersenhelft taal niet begrijpen, terwijl anderen dat redelijk kunnen, maar geen taal kunnen produceren met hun rechter hersenhelft.

Er zijn ook mensen bij wie het taalcentrum in de rechterhersenhelft zit in plaats van de linkerhersenhelft. Dit is zo bij 15% van de linkshandige mensen en 4% van de rechtshandige mensen.

106
Q

Hoe bevestigen studies bij gespleten brein patienten het idee over de aard van bewustzijn dat lang geleden was ontwikkeld door Sigmund Freud?

A

Daarnaast duiden observaties bij patiënten met gespleten hersenen erop dat de linkerhersenhelft als functie heeft om ons eigen gedrag te interpreteren en daar logische verklaringen voor te geven. Het blijkt uit experimenten dat bij patiënten met gespleten hersenen die ogenschijnlijk totaal onlogische tegengestelde acties nemen op basis van hun linker en hun rechterhersenhelft daar toch een logische maar onjuiste verklaring voor weten te vinden. Het idee dat er een onbewuste interpretator in de hersenen zit was het centrale concept uit de theorie van bewustzijn van Sigmund Freud. Volgens Freud doen we dingen omdat een onbewust besluitvormingsproces zorgt dat we ze doen.

107
Q

Wat is afasie?

A

Het verlies van taal als gevolg van hersenschade. Het type afasie hangt af van de mate van verlies en de speficieke aard.

108
Q

Wat is niet-vloeiende afasie? Hoe noem je dit ook wel? Wat kunnen mensen dan niet? Welk deel van de hersenen is beschadigd?

A

Type afasie waarbij spraak geforceerd gaat en er een telegram stijl ontstaat waarbij met name gebruik wordt gemaakt van zelfstandige naamwoorden en werkwoorden. Mensen raken ook in de war van zinnen met ingewikkelde grammatica.

Broca’s afasie

Hierbij is er schade aan de linker frontale kwab iets voor het primaire motorische gebied. Dit noemen we het gebied van Broca’s.

109
Q

Wat is het belang van Broca’s gebied en waar bevindt zich dit?

A

Uit onderzoek bij mensen met Broca’s afasie blijkt dat dit gebied belangrijk is voor:
* Op een vloeiende manier, woorden en zinnen uitspreken
* Transformeren van grammatisch ingewikkelde zinnen naar simpele zinnen zodat we de betekenis kunnen begrijpen

Broca’s gebied is een plek in de linker frontale kwab iets voor het primaire motorische gebied.

110
Q

Wat is vloeiende afasie? Hoe noem je dit ook wel? Wat kunnen mensen dan niet? Welk deel van de hersenen is beschadigd?

A

Vloeiende afasie ook wel Wernicke’s afasie genoemd.

Dit uit zich in moeite met begrijpen van woorden en het vinden van de juiste woorden om iets over te brengen.

Bij deze vorm van afasie is er schade aan de linker temporale kwab in de buurt van het primaire gehoorgebied. Dit noemen we het gebied van Wernicke.

111
Q

Wat is het belang van Wernicke’s gebied en waar bevindt zich dit?

A

Dit gebied is betrokken bij het vertalen van de klank van woorden naar een betekenis en bij het zoeken van de woorden, via verbindingen naar associatiegebieden, die nodig zijn om hetgeen dat iemand wil zeggen ook echt te kunnen zeggen.

De linker temporale kwab in de buurt van het primaire gehoorgebied

112
Q

Wat is het verschil tussen afasie van Wernicke en afasie van Broca? Benoem in je antwoord waar het gebied ligt dat verantwoordelijk is voor de afasie en hoe je mensen met deze afasie kunt herkennen.

A

Gebieden:
* Bij afasie van Wernicke is er een beschadiging in de temporaalkwab van de linkerhemisfeer, vlakbij de primaire auditieve cortex.
* Bij afasie van Broca is er een beschadiging in de frontaalkwab van de linkerhemisfeer, net voor de primaire motorcortex.

Taalgebruik:
* Het taalgebruik van mensen met afasie van Wernicke is vaak vloeiend en de zinnen die ze maken zijn lang, maar grammaticaal kloppen de zinnen vaak niet. Mensen met deze vorm van afasie hebben moeite met het vinden van de juiste woorden om uit te drukken wat ze bedoelen.
* Het taalgebruik van mensen met afasie van Broca is niet vloeiend en in telegramstijl, zo min mogelijk woorden worden gebruikt om de boodschap over te brengen. De zinnen bestaan dan ook met name uit werkwoorden en zelfstandige naamwoorden en zijn vaak niet langer dan drie of vier woorden.

Bewustzijn:
* Mensen met afasie van Wernicke zijn zich vaak minder bewust van fouten die ze maken.
* Mensen met afasie van Broca zijn zich meestal erg bewust van hun afasie

113
Q

Hoe werden PET-scans gebruikt om gebieden in de hersenen te identificeren die betrokken zijn bij perceptie en productie van woorden? Zijn deze bevindingen consistent met het onderzoek naar Broca’s en Wernicke’s afasie?

A

Onderzoekers gebruikten PET-scans bij mensen die 4 verschillende taal-gerelateerde taken uitvoerden, die stapsgewijs moeilijker werden:
1. Kijken naar een plek op een scherm
2. Kijken naar dezelfde plek terwijl ze woorden hoorden of zagen (hoge activiteit in de zintuigelijke gebieden)
3. Zelfde als het tweede niveau alleen nu moesten ze de woorden nazeggen (hoge activiteit in de primaire motorische cortex)
4. Zelfde als het derde niveau, alleen nu moesten ze in plaats van nazeggen, een werkwoord bedenken dat bij het woord hoorde (hoge activteit in de frontaal kwab, inclusief Broca’s gebied en een deel van temporaal kwab iets achter het gebied van Wernicke)

Deze bevindingen zijn dus niet helemaal consistent met de theorieën over de gebieden van Broca en Wernicke. Neuroimaging studies leiden naar nieuwe theorieën die vele regio’s van de hersenen betrekken bij taalbegrip en taalproductie.

114
Q

Welke veranderingen zijn geobserveerd in de hersenen van ratten en muizen die in een verrijkte omgeving opgesloten zitten?

A

Deze veranderingen in het brein zijn onder andere een dikkere hersenschors, grotere corticale neuronen, meer van een prominente neurotransmitter, meer synapsen per neuron, en dikkere verder ontwikkelde synapsen. Onderzoek toont aan dat er ook een correlatie is met verbeteringen in de leercapaciteiten van de ratten. Uit later onderzoek blijkt dat er zich, zeker in de hippocampus, nieuwe neuronen ontstaan zodra ratten zich in een verrijkte omgeving bevinden.

115
Q

Wat werd lange tijd gedacht over het ontstaan van neuronen en hoe is die visie nu verandert?

A

Lange tijd werd gedacht dat er na de geboorte geen nieuwe neuronen meer vormen. Dit blijkt echter wel het geval, met name in de Hippocampus, en daarnaast blijkt dat ook in andere gebieden van de hersenen nieuwe neuronen ontstaan in reactie op hersenschade.

116
Q

Welk bewijs is er dat het oefenen van een vaardigheid de neurale verbindingen verandert zodat er meer neuronen toegewijd worden aan die vaardigheid?

A

In onderzoek met apen, die getraind werden om een bepaalde mate van vibratie te herkennen door stimulatie van een deel van een vinger, werd gevonden dat het deel van de hersenen, dat input ontving van het gestimuleerde deel van de vinger, sterk vergroot was.

Er is ook onderzoek gedaan bij mensen die snaarinstrumenten spelen. Hieruit blijkt dat bij stimulatie van vingers aan de linkerhand, zeer grote gebieden van de somatosensorische cortex reageerden.

Bij blinde mensen wordt het gemis van visuele input, die bij ziende mensen via de Occipitaal kwab loopt, gecompenseerd door de Occipitaal kwab in te zetten voor andere taken zoals het lezen van braille, het beter onthouden van verbale input en het lokaliseren van geluid.

117
Q

Welk bewijs bij vogels en mensen bevestigd dat ruimtelijk leren resulteert in het groeien van de hippocampus?

A

De Hippocampus is betrokken bij veel vormen van geheugen, waaronder ook het onthouden van ruimtelijke locaties. Bij dieren die dit vaak oefenen, bijv. door zaden te verstoppen en later weer terug te moeten vinden, is een bepaald deel van de hippocampus groter, dan wanneer ze dit niet oefenen. Ook bij mensen is dit aangetoond, denk bijv. aan taxichauffeurs in London. Taxichauffeurs in London.

118
Q

Wat is langetermijnpotentiëring (LTP)?

A

Een fenomeen waarbij synapsen sterker worden door herhaalde stimulatie.

119
Q

Hoe werkt Langetermijnpotentiëring (LTP) in ieder geval in sommige gebieden van het brein? Wat is het resultaat en hoe noem je zo’n synapse?

A
  1. Een zwakke synaps tussen 2 neuronen vuurt, waarbij bepaalde neurotransmitters in die synaps zich koppelen aan speciale LTP inducerende receptoren van het postsynaptische membraan.
  2. Als het postsynaptische neuron dan vuurt, ontstaan er een aantal biochemische veranderingen die de synaps versterken:
    * Vergroten van de presynaptische axon-uiteinden, waardoor deze meer neurotransmitter kunnen afscheiden
    * Ontwikkeling van meer conventionele receptoren in het postsynaptische membraan

Als resultaat van deze veranderingen zal in de toekomst bij het vuren van het presynaptische neuron meer depolarisatie plaatsvinden van het postsynaptische neuron, en daardoor een grotere rol spelen bij het activeren van actie potentialen in dat neuron. We noemen dit een Hebbiaanse synaps.

120
Q

Hoe heeft de ontdekking van LTP Hebb’s theorie over het versterken van synapsen bevestigd?

A

LTP lijkt de uitleg te zijn van een mogelijk mechanisme dat nodig is om Hebb’s theorie te laten werken.

121
Q

Welk bewijs is er dat LTP betrokken is bij leren?

A

Er zijn velen experimenten uitgevoerd die laten zien dat het stilleggen van LTP resulteert in een onvermogen om te leren. Onderzoek toont aan dat muizen waarbij LTP in de amygdala is stilgelegd, niet kon worden aangeleerd om een toon te vrezen die gepaard ging met een electrische schok.

De postsynaptische LTP receptoren komen in twee vormen voor: een zwakke en een sterke vorm. Uit onderzoek bij muizen blijkt ook dat bij muizen met meer sterke LTP receptoren verbeterde leerprocessen optreden bij het onthouden van een doolhof, klassieke conditionering van angst en object herkenning. Tijdens het leren zelf waren er geen verschillen te zien, maar een dag later bleek het geheugen van deze ‘aangepaste’ muizen beter.

122
Q

Wat is het encefalisatiequotiënt (EQ)? Wat is dit voor mensen?

A

De verhouding tussen het echte gewicht van hersenen van een mens of dier en het gewicht dat het zou moeten zijn op basis van het lichaamsgewicht.
Voor mensen is dit 7.6

123
Q

Welke theorie ontwikkelde Donald Hebb over synapsen?

A

Hij stelde dat sommige synapsen groeien wanneer het postsynaptische neuron vuurt direct nadat het presynaptische neuron vuurt. Dit zou klassieke conditionering en andere vormen van leren kunnen verklaren.

124
Q

Wat is cross-cueing?

A

De manier waarop beide hersenhelften indirect communiceren bij mensen met gespleten hersenen. Bijvoorbeeld als de rechter helft iets waarneemt wat onplezierig is en reageert met een frons, zal de linkerhersenhelft de frons voelen en zeggen: ‘ik ben niet blij.’

125
Q

Wat gebeurt er als muizen meer sterke LTP-receptoren hebben?

A

Verbeterde leerprocessen en beter geheugen.

126
Q

Wat is een belangrijk verschil tussen de hersenen van mensen en andere primaten?

A

De hoeveelheid associatieve gebieden in het brein. Hierdoor is het brein van mensen relatief gezien tov de rest van het lichaam veel groter dan van andere primaten.

127
Q

Hoe werkt Positron emission tomography (PET) in het bestuderen van de hersenen?

A

Positron emission tomography (PET): bestudeert de metabolische activiteit van glucose of zuurstof in de hersenen na het toedienen van een radioactieve stof

128
Q

Hoe werkt Electroencephalography (EEG) in het bestuderen van de hersenen?

A

Electroencephalography (EEG): meet de elektrische activiteit van de cortex door middel van het plaatsen van elektronen op de schedel

129
Q

Hoe werkt Functional magnetic resonance imaging (fMRI) in het bestuderen van de hersenen?

A

Functional magnetic resonance imaging (fMRI): bestudeert de metabolische activiteit in de hersenen door veranderingen in de bloedtoevoer naar actieve hersengebieden te meten

130
Q

Hoe werkt Transcranial magnetic simulation (TMS) in het bestuderen van de hersenen?

A

Transcranial magnetic simulation (TMS): lokaliseert hersenfuncties door het tijdelijk onderbreken van de elektrische activiteit in een bepaald gebied met behulp van een magnetisch veld

131
Q

Hoe werkt Magnetic resonance imaging (MRI) in het bestuderen van de hersenen?

A

Magnetic resonance imaging (MRI): zorgt voor beeldvorming van de anatomie van de hersenen via het gebruik van een sterk magnetisch veld en radiogolven