Hoofdstuk 7 Flashcards
1
Q
אַחֵר
A
ander, een andere
2
Q
גָּדוּל
A
groot, enorm
3
Q
זָקֵן
A
oud (oudste van een stad)
4
Q
חָזָק
A
sterk, krachtig
5
Q
חַי
A
levend
6
Q
תוֹב
A
good, mooi
7
Q
יָפֶה
A
schoon, mooi
8
Q
יָקָר
A
waardevol, zeldzaam
9
Q
יָשָׁר
A
rechtschapen
10
Q
כָּבֵד
A
heftig, juist, belangrijk
11
Q
קָטֹן
A
klein, onbelangrijk
12
Q
רַב
A
veel, overvloed, machtig
13
Q
רַע
A
slecht, kwaad, lelijk
14
Q
רָעֵב
A
hongerig
15
Q
רָשָׁע
A
waanzinnig, crimineel