Hoofdstuk 7 Flashcards
Voorwaarden voor poging
- Het moet altijd gaan om een misdrijf.
- Er moet een voornemen van de dader zijn.
- Het voornemen moet zich hebben geopenbaard.
- Er moet een begin van uitvoering zijn.
Het voornemen van de dader
Voornemen moet zich openbaren door begin van uitvoering. Voornemen = opzet. De dader moet opzet hebben om de delictsomschrijving te voltooien. Van een voornemen is sprake als de dader voorwaardelijke opzet heeft op het gronddelict. De dader is zich bewust van de aanmerkelijke kans dat hij een bepaald delict gaat plegen.
Begin van uitvoering
Het voornemen van de dader moet zich hebben geopenbaard door een begin van uitvoering. De dader moet zijn begonnen om zijn misdrijf te plegen.
Twee criteria:
1. Een objectief criterium: begin van uitvoering als er daadwerkelijk een begin is gemaakt met het voltooien van het delict.
2. Een subjectief criterium: wat is de bedoeling van de dader?
Ondeugdelijke poging
Van een ondeugdelijke poging is sprake als een misdrijf mislukt. Onderscheid: de absoluut ondeugdelijke poging en de relatief ondeugdelijke poging.
Absoluut ondeugdelijk:
Gebruikte middel is op voorhand al ondeugdelijk: is niet strafbaar!
Relatief ondeugdelijk
Poging is mislukt door een min of meer toevallige omstandigheid: is wel strafbaar.
Relatief ondeugdelijk
Poging is mislukt door een min of meer toevallige omstandigheid: is wel strafbaar.
Vrijwillige terugtred
Wanneer een dader zijn poging vrijwillig opgeeft, dan is hij niet strafbaar. Artikel 46 b WvSr. De dader besluit te stoppen met de uitvoering van het misdrijf terwijl het misdrijf nog niet is voltooid, dader is niet strafbaar.
Voorwaarden:
1. De dader maakt een nieuwe afweging van dezelfde omstandigheden en vanwege die afweging besluit de dader om van het plan af te zien.
2. De dader is gestopt omdat hij dat zelf wilde; dus geen buitenkomende factor.