Hoofdstuk 11 Flashcards
Vier formele vragen moeten beantwoord worden; deze staan in een dwingende volgorde in artikel 348 Sv
- Geldigheid van de dagvaarding
- Bevoegdheid van de rechtbank
- Ontvankelijkheid van de officier van justitie
- Zijn er redenen voor schorsing van de vervolging?
- Geldigheid van de dagvaarding
Geldigheid van de dagvaarding: rechtsgeldige betekening, (artikel 588 Sv)
Voldoet de dagvaarding aan de eisen? Artikel 261Sv
- Bevoegdheid van de rechtbank
Is de rechtbank bevoegd om van het ten laste gelegde feit kennis te nemen? Uitleg absolute competentie en relatieve competentie. Rechtbanken nemen in eerste aanleg kennis van alle strafzaken, er zijn uitzonderingsgevallen.
- Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Territorialiteitsbeginsel: de Nederlandse strafwet is toepasselijk op iedereen die zich in Nederland aan enig ten laste gelegde feit schuldig maakt. (Artikelen 2 tot en met 8 Sr) De officier van justitie kan echter ook niet-ontvankelijk worden verklaard voor gevallen die niet in de wet zijn geregeld. De officier heeft zich bijvoorbeeld niet gehouden aan bepaalde ongeschreven beginselen zoals het vertrouwensbeginsel of het gelijkheidsbeginsel. Dit komt in de praktijk echter zeer weinig voor. Artikel 359a SV noemt twee minder zware sancties die de rechter kan toepassen. Niet-ontvankelijkheid: einduitspraak.
- Zijn er redenen voor schorsing van de vervolging?
De redenen staan in de artikelen 14, 15 en 16 Sv, bijvoorbeeld een verdachte met een gebrekkige ontwikkeling die niet in staat is om de vervolging te begrijpen.
Alle vragen van artikel 348 Sv en 350Sv, worden beantwoord in de raadkamer.
Absolute competentie
Welk type rechter is bevoegd?
Relatieve competentie
In welk arrondissement wordt de zaak bij de rechter aanhangig gemaakt?
Hoofdregel artikel 2 Sv: de rechtbank in het rechtsgebied waar het feit is gepleegd en/of waar de verdachte woont of verblijft, is bevoegd. Is aan de regels van de absolute- en relatieve competentie voldaan, dan is de rechtbank bevoegd. Is dit niet het geval dan is de rechtbank onbevoegd.
Geen recht op strafvervolging als:
- Minderjarigen <12 jaar (artikel 486 Sv)
- Verdachte is overleden (artikel 69 Sr)
- Als het feit is verjaard (artikel 70 Sr)
- Als er geen klacht is ingediend terwijl dat wel vereist is (artikel 269 Sr)
- Ne bis in idem – beginsel; je mag voor hetzelfde feit niet twee keer vervolgen.
Materiële vragen:
- Bewezenverklaring
- Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
- Strafbaarheid van de dader
- Oplegging van straf of maatregel
- Bewezenverklaring
Grondslag is de tenlastelegging. Feit is niet wettig en overtuigend bewezen: rechter spreekt vrij, dit is een materiële einduitspraak. Van belang is het verschil te weten tussen bestanddelen van de delictsomschrijving en elementen.
- Kwalificatie en strafbaarheid van het feit
Levert het bewezenverklaarde uit vraag 1 een strafbaar feit op?
Twee deelvragen:
a) Valt het bewezenverklaarde onder een delictsomschrijving?
b) Is het bewezenverklaarde feit ook strafbaar?
Staat wederrechtelijkheid als bestanddeel in de tenlastelegging: verdachte wordt vrijgesproken
- Strafbaarheid van de dader
Denk aan de schulduitsluitingsgronden, artikel 39 Sr en artikel 40 Sr. Bij een geslaagd beroep: ontslag van alle rechtsvervolging (artikel 352 lid 2Sv)