Hoofdstuk 6: Down the road. (Trimester 3) Flashcards
1
Q
een bocht
A
a bend
2
Q
een bushalte
A
a bus stop
3
Q
een hoek
A
a corner
4
Q
een kruispunt
A
a crossroads
5
Q
een routebeschrijving
A
directions
6
Q
een afslag, een afrit
A
an exit
7
Q
een kruising
A
a junction
8
Q
een rotonde
A
a roundabout
9
Q
een verkeersdrempel
A
a speed bump
10
Q
verkeerslichten
A
traffic lights
11
Q
een zebrapad
A
a zebra crossing
12
Q
voortzetten, vervolgen
A
to continue
13
Q
oversteken
A
to cross
14
Q
volgen
A
to follow
15
Q
navigeren, de weg vinden
A
to navigate
16
Q
links
A
left
17
Q
rechts
A
right
18
Q
rechtdoor
A
straight on
19
Q
een fiets
A
a bicycle
20
Q
een bus
A
a bus
21
Q
autodelen
A
car share
22
Q
een reisbus
A
a coach
23
Q
een rijbewijs
A
a driving licence
24
Q
een elektrische fiets
A
an e-bike
25
Q
een elektrische step
A
an e-scooter
26
Q
paard en kar
A
horse and cart
27
Q
een vrachtwagen
A
a lorry
28
Q
een vervoermiddel
A
a means of transport