Hoofdstuk 6: Down the road. (Trimester 3) Flashcards
een bocht
a bend
een bushalte
a bus stop
een hoek
a corner
een kruispunt
a crossroads
een routebeschrijving
directions
een afslag, een afrit
an exit
een kruising
a junction
een rotonde
a roundabout
een verkeersdrempel
a speed bump
verkeerslichten
traffic lights
een zebrapad
a zebra crossing
voortzetten, vervolgen
to continue
oversteken
to cross
volgen
to follow
navigeren, de weg vinden
to navigate
links
left
rechts
right
rechtdoor
straight on
een fiets
a bicycle
een bus
a bus
autodelen
car share
een reisbus
a coach
een rijbewijs
a driving licence
een elektrische fiets
an e-bike
een elektrische step
an e-scooter
paard en kar
horse and cart
een vrachtwagen
a lorry
een vervoermiddel
a means of transport
een minibusje
a minivan
een brommer
a moped
een motor
a motorcycle
een passagier
a passenger
benzine
petrol
openbaar vervoer
public transport
een scooter / een step
a scooter
een speedpedelec
a speed pedelec
een vrachtwagen
a truck
een bestelwagen
a van
een voertuig
a vehicle
parkeren
to park
beperken
to reduce
in één richting
one-way
zelfrijdend
self-driving
op zonne-energie
solar-powered
gedeeld
shared
een bel
a bell
een fietspad, een fietsstrook
a bike lane
een rem
a brake
een busstrook
a bus lane
een botsing
a collision
een botsing
a crash
een fietser
a cyclist
een chauffeur
a driver
een boete
a fine
een frame
a frame
een voorlicht
a front light
een stuur
handlebars
een slot
a lock
een pedaal, een trapper
a pedal
een kettingbotsing
a pile-up
een achterlicht
a rear light
een reflector
a reflector
een zadel
a saddle
een band
a tyre
een wiel
a wheel
remmen
to brake
opzijgaan
to move over
inhalen
to overtake
te snel rijden
to speed
onbestuurbaar
out-of-control
door het rood rijden
to jump the lights
door het rood rijden
to run a red light