Hoofdstuk 2: The festive season. (Trimester 1) Flashcards
Allerheiligen
All Saints’ Day
Wapenstilstand
Armistice Day
Hemelvaartsdag
Ascension Day
O.L.V.-Hemelvaart
Assumption of Mary
een wettelijke feestdag
a bank holiday
tweede kerstdag
Boxing Day
een kalender
a calender
een kaars
a candle
chocolade
chocolate
een kerstlied
a Christmas carol
eerste kerstdag
Christmas Day
aftellen
a countdown
een narcis
a daffodil
Pasen
Easter
eieren zoeken
egg hunting
vuurwerk
firework
peperkoek
gingerbread
Goede Vrijdag
Good Friday
een kus
a kiss
Dag van de Arbeid
Labour Day / May Day
maretak
mistletoe
Nationale Feestdag
National Day
Nieuwjaar
New Year’s Day
oudejaarsavond
New Year’s Eve
een officiële feestdag
a public holiday
een rendier
a reindeer
een voornemen
a resolution
een kous
a stocking
Pinksteren
Whit Sunday
vieren
to celebrate
daarmee vergeleken
in comparison
een schouw
a chimney
kerstavond
Christmas Eve
een uitvinding
an invention
een advocaat
a lawyer
een politicus
a politician
aanslaan
to catch on
vrijgevig, gul
generous
eerlijk
honest
schitterend
splendid
een onderschrift
a caption
een woordenlijst
a glossary
een titel, een kop
a heading
cursiefschrift
italics
een heilige
a saint
een klavertje
a shamrock
bekeren
to convert
knijpen
to pinch
smaragdgroen
emerald
vet(gedrukt)
bold