Hoofdstuk 1: Bottoms up! (Trimester 1) Flashcards
een uiterlijk
an appearance
een barman
a barkeeper
rundvlees
beef
een rekening
a bill
het wisselgeld
the change
een cocktail
a cocktail
een nagerecht
a dessert
een gerecht
a dish
pils
lager
lamsvlees
lamb
een hoofdgerecht
a main course
een maat
a measurement
een menukaart
a menu
varkensvlees
pork
een bijgerecht
a side dish
een voorgerecht
a starter
bier van het vat
tap beer
btw
VAT
een veganist
a vegan
een vegetariër
a vegetarian
een ober
a waiter
een serveerster
a waitress
wijn
wine
spek
bacon
een broccoli
a broccoli
een kool
a cabbage
een wortel
a carrot
een bloemkool
a cauliflower
saus
gravy
een groene boon
a green bean
sla
lettuce
een champignon
a mushroom
een ui
an onion
een erwt
a pea
een aardappel
a potato
een worst
a sausage
een tomaat
a tomato
bakken
to bake
koken
to boil
frituren
to deep-fry
ontdekken
to explore
bakken
to fry
invriezen
to freeze
grillen
to grill
blijven
to remain
sociale contacten onderhouden
to socialise
opvallen
to stand out
ontspannen
to unwind
gelijk
equal
half doorbakken
medium rare
kort gebakken
rare
gelijkaardig
similair
goed doorbakken
well done
iets drinken
to have a drink
een dagjestoerist
a day tourist
openingstijden
opening hours
een portie
a portion
een recensie
a review
een bezienswaardigheid
a sight
bijkomend
additional
fascinerend
fascinating
beeldschoon
stunning
piepklein
tiny
onvergetelijk
unforgettable
dorst hebben
to be thirsty
een zoutvaatje
a salt cellar
een pepervaatje
a pepper mill
een melkkan
a milk jug
een suikerpotje
a sugar bowl
een theelepeltje
a teaspoon
een serviette
a napkin
een kopje
a cup
een mes
a knife
bestek
cutlery
een bord
a plate
een vork
a fork
een lepel
a spoon
een schoteltje
a saucer
een mok
a mug
een wijnglas
a wine glass
een kom
a bowl
een bakker
a baker
een schoonheidsspecialist
a beautician
een buschauffeur
a bus driver
een slager
a butcher
een schrijnwerker
a carpenter
een tandarts
a dentist
een arts / huisarts
a doctor / GP
een elektricien
an electrician
een fabrieksarbeider
a factory worker
een landbouwer
a farmer
een groenteboer
a greengrocer
een kapper
a hairdresser
een mecanicien
a mechanic
een verpleegster
a nurse
een apotheker
a pharmacist
een loodgieter
a plumber
een politieagente
a policewoman
een postbode
a postman
een secretaresse
a secretary
een winkelier
a shopkeeper
stroom
current
vlees
meat
broodje
bun
stuur
wheel
postzegel
stamp
koorts
fever
stal
stable
moersleutel
spanner
boete
fine
spuit
syringe