Hoofdstuk 3: Your money or your life. (Trimester 2) Flashcards
1
Q
een rekeningnummer
A
an account number
2
Q
nieuwsgierigheid
A
curiosity
3
Q
een bankkaart
A
a debit card
4
Q
een verlangen
A
a desire
5
Q
een vergoeding
A
a fee
6
Q
hebzucht
A
greed
7
Q
een loterij
A
a lottery
8
Q
een prijs
A
a prize
9
Q
een oplichting
A
a scam
10
Q
een overschrijving
A
a transfer
11
Q
een dringende noodzaak
A
an urgency
12
Q
oplichten
A
to scam
13
Q
een schat aan
A
a wealth of
14
Q
vanuit het niets
A
out of the blue
15
Q
te mooi om waar te zijn
A
too good to be true
16
Q
liefdadigheid
A
charity
17
Q
schuld
A
debt
18
Q
een lening
A
a loan
19
Q
stoppen
A
to drop out
20
Q
afbetalen
A
to pay off
21
Q
met pensioen gaan
A
to retire
22
Q
armoede
A
poverty
23
Q
afval
A
trash
24
Q
vreselijk
A
awful
25
teleurstellend
disappointing
26
saai
dull
27
opwindend
exciting
28
pakkend
gripping
29
onvergetelijk
memorable
30
voorspelbaar
predictable
31
verbluffend, meeslepend
stunning
32
zich veroorloven
to afford
33
zich gedragen
to behave
34
zich concentreren
to concentrate
35
zich aankleden
to dress
36
zich verkleden
to dress up
37
zich voelen
to feel
38
zich verbergen
to hide
39
zich haasten
to hurry
40
zich voorstellen
to imagine
41
zich aansluiten bij
to join
42
zich realiseren
to realise
43
zich herinneren
to remember
44
zich scheren
to shave
45
zich wassen
to wash
46
zich zorgen maken
to worry