Hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

Wat is consumptiepatroon?

A

De samenstelling van het consumptiepakket ter bevrediging van de behoften

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Wie publiceert het consumptiepatroon van verschillende inkomenscategorieën van de Nederlands bevolking?

A

Het CBS

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn basisgoederen?

A

noodzakelijke goederen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat zijn luxegoederen?

A

Goederen die niet noodzakelijk deze worden pas aangeschaft als de consument in de basisgoederen bevredigd is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is vraagschaal?

A

het verband tussen de prijs en de gevraagde hoeveelheid

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de vraagcurve

A

De vraagfunctie in een grafiek de hoeveelheid op de horizontale as en prijs op de verticale as

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is het substitutie-effect?

A

Als de prijs stijgt zullen ze een alternatief product gaan zoeken die dezelfde functie vervult maar goedkoper is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat is het inkomenseffect van de prijsverandering?

A

een prijsdaling van een product met gelijk inkomen verhoogt de koopkracht door prijsdaling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Hoe kan de vraagcurve van ligging veranderen

A

veranderingen in de voorkeuren van consumenten
toe- of afname van het inkomen van consumenten
verandering van marktomvang

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

wat is de prijselasticiteit van de vraag

A

De mate waarin de vraag op prijsveranderingen reageert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is elastische vraag

A

als de daling van de curve groter is dan -1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Inelastische vraag

A

daling van de curve tussen 0 en -1

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat is het relevante deel van de curve?

A

Het deel van de curve waar prijzen en hoeveelheden tot stand komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Wat is prijselasticiteit van de omzet

A

De invloed van prijsveranderingen op de omzet

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat is kruislingse elasticiteit

A

Het vergelijken van 2 substitutieproducten om te kijken wat het substitutie-effect is

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Wat is inkomenselasticteit

A

De invloed van de hoogte van de inkomen op het kopen van luxe goederen

17
Q

Wat zijn inferieure goederen?

A

Goederen met een negatieve inkomenselasticteit

18
Q

Wat is marktevenwicht?

A

De markt is in evenwicht als de vraag en aanbod aan elkaar gelijk zijn

19
Q

Hoe kan de aanbodcurve verschuiven?

A

door verandering van grondstofprijzen

door technologische ontwikkelingen