hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

Wat is opkomende volwassenheid?

A

Definitie: Fase van multidimensionele en multidirectionele ontwikkeling.

Kenmerken: Exploratie van studiekeuze, werk, waarden, en relaties; weinig sociale verwachtingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Welke criteria zijn relevant voor volwassenheid?

A

Meest relevant: Verantwoordelijkheid voor eigen daden, financiële onafhankelijkheid, eigen overtuigingen ontwikkelen.

Minst relevant: Objectieve roltransities zoals trouwen en kinderen krijgen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat is het twee-cyclus model van identiteit?

A

Exploratie van opties en binding aangaan.
Reflectie: “Is dit passend bij mijn waarden en voorkeuren?”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is Erikson’s conflict in vroege volwassenheid?

A

Intimiteit vs. Isolement
Intimiteit: Liefde, opgeven van onafhankelijkheid.
Isolement: Eenzaamheid, zelf-absorptie.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat zijn de stadia in Levinson’s “Seasons of Life”?

A

Overgangen (5 jaar) en stabiele perioden (5-7 jaar).
Quote: “Young adulthood is the era of greatest energy and stress.”

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is de sociale klok?

A

Definitie: Leeftijdsgebonden verwachtingen voor levensgebeurtenissen.
Effect: Volgen geeft vertrouwen, niet volgen kan ‘distress’ veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Welke factoren beïnvloeden partnerkeuze?

A

Vrouwen: Ambitie, financiële situatie.
Mannen: Uiterlijk, huishoudelijke vaardigheden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn de drie componenten van liefde volgens Sternberg?

A

Passie: Fysiek.
Intimiteit: Emotioneel.
Engagement: Cognitief.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat bepaalt de duurzaamheid van een relatie?

A

Factoren: Engagement, communicatie, constructieve probleemoplossing.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Wat zijn kenmerken van vriendschap in vroege volwassenheid?

A

Zelfde geslacht: Intiemer bij vrouwen.
Andere geslacht: Leren over verschillende stijlen van intimiteit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Wat is generativiteit volgens Erikson?

A

Definitie: Zorgen voor de volgende generatie en bijdragen aan de maatschappij.
Contrast: Stagnatie: Op jezelf gericht zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Welke taken komen voor in de overgang naar middelbare volwassenheid?

A

Jong-Oud.
Vernietigen-Scheppen.
Mannelijk-Vrouwelijk.
Binding-Afzondering.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is een midlife crisis?

A

Definitie: Zelftwijfel en stress, vaak in de 40er jaren.
Onderzoek: Maar 25% ervaart dit.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Wat zijn “mogelijke zelven”?

A

Definitie: Wat men hoopt of vreest te worden.
Belang: Aangepast blijven voor mentaal welzijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Hoe verandert persoonlijkheid in middelbare volwassenheid?

A

Stijging: Vriendelijkheid, gewetensvolheid.
Daling: Neuroticisme, extraversie, openheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn de 5 Big Five persoonlijkheidstrekken?

A

Neuroticisme.
Extraversie.
Openheid.
Vriendelijkheid.
Gewetensvolheid.

16
Q

Wat is ego-integriteit vs. wanhoop?

A

Ego-integriteit: Sereniteit en acceptatie van het leven.
Wanhoop: Verbittering, spijt, en angst voor de dood.

17
Q

Wat is de socio-emotionele selectiviteitstheorie?

A

Definitie: Selectie van sociale relaties met emotioneel evenwicht als doel.

18
Q

Wat is reminiscentie en life review?

A

Reminiscentie: Verhalen over het verleden.
Life review: Evaluatie van betekenis van ervaringen.

19
Q

Wat zijn veranderingen in sociale netwerken bij ouderen?

A

Kenmerk: Kleinere maar bevredigende netwerken.
Effect: Meer emotioneel evenwicht ondanks minder contacten.