Hoofdstuk 6 Flashcards

1
Q

Wanneer is de gemiddelde eisprong?

A

14e dag van een gemiddelde menstruatiecyclus

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Waar wordt het eitje opgevangen

A

Fimbriae

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Puntje van zaadcel

A

Acrosoom

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Hoe wordt het laagje van de eicel genoemd waar zaadcel doorheen gaat

A

Zona pellucida

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Stappen van bevruchting (7 stappen)

A
  1. Eisprong
  2. Eitje opgevangen door fimbriae
  3. Baarmoederhals scheidt slijm af om gangen voor te bereiden op komst sperma
  4. Acrosoom kan door zona pellucida door enzym genaamd hyaluronidase
  5. Zona pellucida lost op
  6. Spermacel penetreert
  7. Eicel blokkeert weg voor andere spermacellen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Waar vindt meestal bevruchting plaats

A

Infundibulum

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Kansen bevruchting vergroten

A
  • Foliumzuur
  • Gezond gewicht
  • Vaccinaties bijhouden
  • Bloedsuikerspiegel onder controle
  • Stop drugs, alcohol en tabak
  • Getimede gemeenschap
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Hoelang overleeft sperma in vrouwelijke lichaam

A

5 dagen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Zygote

A

Bevruchte eitje

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Embryonale fase

A

Eerste 8 weken van zwangerschap, cellen differentiëren in lagen, die vervolgens de verschillende organen van het lichaam vormen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Embryonale schijf

A

Ectoderm = centraal zenuwstelsel en huid
Endoderm = organen, spijsverteringssysteem en het ademhalingssysteem
Mesoderm = spieren, skelet, verbindingsweefsel, voortplantingssysteem en bloedsomloop

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Cefalo caudale volgorde

A

Eerst ontwikkelt het hoofd daarna pas het lichaam

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Foetus

A

Vanaf 9 weken

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Support systeem embryo

A
  • Placenta
  • Navelstreng
  • Vruchtwater (amniotic fluid)
  • Uitscheiding human chorionic gonadotropin (hCG)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Placenta

A

Zorgt voor de voeding voor de groei

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Navelstreng

A

Wordt gevormd in de 5e week, zorgt dat voedingstoffen bij de foetus terecht komen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
17
Q

Vruchtwater

A

Amniotic fluid, onderhoudt foetus met een constante temperatuur en dient als stootkussen

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
18
Q

Human chorionic gonadotropin (hCG)

A

Hormoon dat gemeten wordt bij zwangerschapstesten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
19
Q

Eerste trimester

A
  • Massa cellen ingenesteld in de baarmoeder ontwikkelt zich tot een foetus
  • Ontwikkeling hoofd, zenuwstelsel en ruggengraat
  • Vorming navelstreng
  • Ontwikkeling uitwendige lichaamsdelen en organen
  • Ochtendmisselijkheid
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
20
Q

Tweede trimester

A
  • Moeder kan de baby voelen bewegen
  • Arts kan foetale hartslag waarnemen (week 18)
  • Foetus is gevoelig voor licht en geluid
  • Vocht vasthouden
  • Colostrum
21
Q

Derde trimester

A
  • Foetus draait in de baarmoeder als het goed is in een hoofd-naar-beneden ligging
  • Vetafzettingen worden gevormd, baby ziet er mollig uit
  • Braxton-Hicks weeën
22
Q

Colostrum

A

Dun, melkachtig gekleurde vloeistof afgescheiden door de borsten

23
Q

Braxton-Hicks weeën

A

Pijnloze samentrekkingen van de baarmoeder ter voorbereiding op de bevalling

24
Q

Couvade syndroom

A

Vader ervaart zwangerschapssymptomen als slechte spijsvertering, gastritis, misselijkheid, veranderingen in eetlust en hoofdpijn (vooral in Zuid-Amerika)

25
Q

Risico’s moeder met overgewicht

A
  • Hypertensie (hoge bloeddruk)
  • Gestational diabetes
  • Keizersnee
26
Q

Risico’s baby met moeder met overgewicht

A
  • Spina bifida (open ruggetje)
  • Hydrocephalus (waterhoofd)
  • Gespleten gehemelte
27
Q

FAS

A
  • Foetaal alcohol syndroom
  • Komt door alcohol tijdens zwangerschap, lever van kind is nog onderontwikkeld.
  • Uiterlijke kenmerken, laag IQ
28
Q

Ectopic pregnancy

A

Buitenbaarmoederlijke zwangerschap (eileider). Embryo en placenta kunnen blijven groeien waardoor de eileider scheurt, kan leien tot dodelijke bloedingen.
Kan nooit doorgroeien tot baby.

29
Q

Pseudocyesis

A

Schijnzwangerschap

30
Q

Zwangerschaps-geïnduceerde hypertensie

A
  • Hypertension = verhoogde bloeddruk
  • Pre-eclampsia = zwangerschapsvergiftiging
  • Eclampsia = verhoogde bloeddruk, stuiptrekkingen, mogelijke coma en dood
31
Q

Vroeggeboorte

A

Vroegtijdig bevallen is de belangrijkste complicatie die de ontwikkeling van het kind kan beïnvloeden.
Grens tussen vroeggeboorte en risicovolle zwangerschap doorlaten gaan is moeilijk.

32
Q

Virale infectie

A

Bepaalde virussen kunnen door de placenta barrière heen komen en schade aanbrengen

33
Q

Aangeboren afwijkingen

A

Kan komen door middelengebruik, genetische of chromosomale afwijkingen.

34
Q

Vruchtwaterpunctie

A

Haalt wat water uit het vruchtwater om afwijkingen te onderzoeken. 1% kans dat dit abortus veroorzaakt, daarom alleen aangeraden voor vrouwen met hoog risico.

35
Q

Hoe werkt Rh+/Rh-

A

Als baby Rh + is en moeder Rh- maakt de moeder tijdens de 1e zwangerschap antistoffen aan tegen Rh+. Bij de 2e zwangerschap kunnen de Rh+ antistoffen de foetus in gevaar brengen.

36
Q

Effacement

A

Uitstrekken + dunner worden van baarmoederhals

1e zwangerschap –> eerst effacement dan dilation
2e zwangerschap –> tegelijk

37
Q

Dilation

A

Openen/ontsluiting van de baarmoederhals

38
Q

Episiotomy

A

Inknippen in het perineum

39
Q

Verschillende liggingen van baby

A
  • Stuitligging = met kont naar beneden
  • Dwarsligging = hoofd links, kont rechts
  • Normale ligging = hoofd naar beneden
40
Q

Lamaze methode

A

Bestaand uit ontspanning en gecontroleerd ademen. De partner zorgt voor mentale en fysieke ondersteuning en het timen van de weeën.

41
Q

Oorzaken van onvruchtbaarheid vrouwen

A
  • Eileiderontsteking (komt door SOA komen)
  • Ovulatieproblemen
  • Blokkade van de eileiders
  • Vijandig slijm (baarmoederslijmvlies wat doorgang van sperma blokkeert)
42
Q

Oorzaken van onvruchtbaarheid mannen

A
  • Infectie van voortplantingssysteem door SOA
  • Laag aantal zaadcellen
  • Obesitas
  • Omgevingsoestrogenen
43
Q

Kunstmatige inseminatie

A

Sperma kunstmatig in vagina, baarmoeder of eileiders.
- AIH = inseminatie door de man
- AID = inseminatie door donor

44
Q

Spermabank

A

Bevroren sperma, voor mannen die kanker krijgen en daardoor onvruchtbaar zijn.

45
Q

Reageerbuisbaby’s (IVF)

A

Sperma en een eitje worden samengevoegd in een petrischaaltje tot meerdere embryo’s die daarna in baarmoeder worden geplaatst.

46
Q

Intra-cytoplasmische sperma injectie (ISCI)

A

Verbeterde versie van IVF

47
Q

Embryo transfer

A

Een embryo van de baarmoeder van de ene vrouw overgezet naar de baarmoeder van de andere vrouw (draagmoeder)

48
Q

GIFT

A

Sperma en eitjes verzameld en samen in eileider gestopt, waardoor natuurlijke bevruchting plaats kan vinden