Hoofdstuk 6 Flashcards
Concept
Mentale representatie van een categorie van items of ideeën, gebaseerd op ervaring.
Natuurlijk concept
Mentale representatie van een voorwerp of gebeurtenis gebaseerd op onze directe ervaring.
Prototype
Het ideale of meest typische voorbeeld van een conceptuele categorie.
Artificieel concept
Concept dat gedefinieerd wordt door regels, zoals de betekenis van een woord of de inhoud van een wiskundige formule.
Conceptuele hiërarchie
Niveaus van concepten, van zeer algemeen tot zeer specifiek, waarin een concept op een algemeen niveau specifiekere concepten omvat.
Schema
Een algemeen conceptueel raamwerk dat verwachtingen genereert van thema’s, gebeurtenissen, voorwerpen, mensen en situaties in iemands leven.
Script
Informatie over reeksen gebeurtenissen en handelingen die je verwacht in een specifieke situatie.
Confirmation bias
De neiging om informatie die niet bij je opvattingen aansluit te negeren of te bekritiseren en om in plaat daarvan informatie te zoeken waar je het wel mee eens bent.
Hindsight bias
De neiging om na afloop van een gebeurtenis te twijfelen aan andermans beslissingen en te denken dat jij die van tevoren hebt zien aankomen.
Anchoring bias
Foutieve heuristiek waarbij je een schatting baseert op informatie die niets met het probleem te maken heeft.
Representativeness bias
Foutieve heuristiek waarbij je ervan uitgaat dat een persoon of gebeurtenis die tot een bepaalde categorie behoort alle eigenschappen van die categorie bezit.
Availability bias
Foutieve heuristiek waarbij je mogelijkheden inschat op basis van informatie uit eigen ervaring, informatie die beschikbaar is.
Tirannie van de keuze
De verstoring van effectieve besluitvorming wanneer je wordt geconfronteerd met een overweldigende hoeveelheid mogelijkheden. Keuze stres.
Mentale leeftijd
De gemiddelde leeftijd waarop normale gemiddelde individuen een bepaalde score bereiken.
Kalenderleeftijd
Het aantal jaren dat is verstreken sinds de geboorte van het individu.
Intelligentiequotiënt (IQ)
Getalsmatige score op een intelligentietest, berekend door de mentale leeftijd van de proefpersoon te delen door zijn kalenderleeftijd x 100.
Algemene of g-factor
Een algemene aangeboren eigenschap, volgens Spearman de hoofdfactor die de basis vormt van alle psychische activiteiten, dus ook intelligentie.
Gekristalliseerde intelligentie
De kennis die een persoon heeft verworven plus de vaardigheid om toegang te krijgen tot die kennis. (Cattell)
Vloeibare intelligentie
De vaardigheid om complexe relaties te zien en problemen op te lossen. (Cattell)
Praktische intelligentie
Volgens Sternberg de vaardigheid om met de omgeving om te gaan. Ook wel contextuele intelligentie genoemd.
Logisch redeneren
Volgens Sternberg het vermogen om problemen te analyseren en de juiste antwoorden te vinden. Ook wel Analytische of componentiële intelligentie genoemd.
Experimentele intelligentie
Volgens Sternberg het soort intelligentie dat mensen helpt om nieuwe relaties tussen concepten te zien. Heeft te maken met inzicht en creativiteit.
Triarchische theorie
Sternbergs theorie over intelligentie waarin hij drie soorten intelligentie onderscheidt: praktische intelligentie, logisch redeneren en experimentele intelligentie.
Meervoudige intelligentie
Gardners theorie die stelt dat er acht (of meer) vormen van intelligentie bestaan.