Hoofdstuk 4 en 5 Flashcards
Klassieke conditionering
Een elementaire vorm van leren waarbij een stimulus die een aangeboren reflex oproept, wordt geassocieerd met een voorheen neutrale stimulus, die daarop het vermogen verwerft om dezelfde respons op te roepen.
Ongeconditioneerde stimulus (UCS)
Een stimulus die zonder conditionering een reflexieve respons oproept.
Ongeconditioneerde respons (UCR)
De respons die wordt opgeroepen door een ongeconditioneerde stimulus.
Verwervingsfase
Het eerste leerstadium in de klassieke conditionering, waarin de geconditioneerde stimulus steeds vaker de geconditioneerde respons oproept.
Geconditioneerde stimulus (CS)
Een oorspronkelijk neutrale stimulus die na een leerproces de geconditioneerde respons oproept.
Geconditioneerde respons (CR)
Een respons die wordt opgeroepen door een oorspronkelijk neutrale stimulus die na een leerproces geassocieerd wordt met de ongeconditioneerde stimulus.
Extinctie
De afname van een geconditioneerde associatie als gevolg van de afwezigheid van een ongeconditioneerde stimulus of bekrachtiger.
Spontaan herstel
Het terugkeren van een uitgedoofde geconditioneerde respons na een rustperiode.
Stimulusgeneralisatie
De uitbreiding van een aangeleerde respons naar stimuli die lijken op de geconditioneerde stimulus.
Operante conditionering
In operante conditionering volgen op gedrag consequenties in de vorm van beloningen en straffen die de kans op herhaling van dat gedrag beïnvloeden.
Bekrachtiger
Een situatie (het aanbieden of verwijderen van een stimulus) die op een respons volgt en die versterkt.
Operante ruimte (Skinner-box)
Een doos die zo geprogrammeerd was dat na bepaald gedrag van het proefdier, specifieke bekrachtigende of straffende consequenties kunnen volgen.
Habituatie
Leren niet te reageren op de herhaalde aanbieding van een stimulus.
Sensibilisatie
Leren wel te reageren op de herhaalde aanbieding van de stimulus.
Geheugen
Elk systeem van een mens, dier of apparaat, dat informatie codeert, opslaat en terughaalt.