Hoofdstuk 10 Flashcards

1
Q

Persoonlijkheid

A

Psychologische kenmerken die een zekere continuïteit verlenen aan het gedrag van een individu in verschillende situaties en op verschillende momenten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Dispositie

A

Een psychische en fysieke kwaliteit of eigenschap van een persoon.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Dispositionele theorieën

A

Een verzamelnaam voor benaderingen van de persoonlijkheid op basis van temperament, karaktertrekken en persoonlijkheidstypen (binnenuit). Vallen drie theorieën onder: psychoanalyse, humanistische psychologie en trektheorieën.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Vijf-factorentheorie

A

Vijf fundamentele persoonlijkheidsdimensies:

  1. Extraversie
  2. Vriendelijkheid
  3. Zorgvuldigheid
  4. Stabiliteit
  5. Openheid voor ervaringen
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Kwaliteitscriteria van tests

A
  1. Betrouwbaarheid
  2. Validiteit
  3. Empirisch-theoretische onderbouwing
  4. Uitvoering
  5. Normering
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Psychoanalyse

A

Freuds theorie dat onbewuste processen de gehele persoonlijkheid bepalen. Driften als seks en de dood.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Humanistische persoonlijkheidstheorie

A

Theorie dat het accent legt op menselijke groei en potentieel in plaats van psychische stoornissen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Sociaal-cognitieve theorie

A

Dit type theorie accentueert het belang van het leren, de perceptie en de sociale interactie voor de persoonlijkheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Psychodynamische persoonlijkheidstheorie

A

Groep theorieën van Freud die zich richten op onze aandacht op motivatie en op de invloed van de vroege jeugd op onze geestelijke gezondheid.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Cognitieve benadering

A

Gedrag vloeit niet voort uit de persoon OF de omgeving, maar uit de wijze waarop een persoon betekenis verleent aan zijn omgeving.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Thematische Apperceptietest (TAT)

A

Projectieve test waarbij respondenten verhaaltjes moeten verzinnen bij ambigue afbeeldingen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Rorschachtest

A

Projectieve test waarbij respondenten moeten beschrijven wat ze in tien inktvlekken zien.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

2 dimensies van Eysenck

A

Neurotisch - evenwichtig

Introvert - extravert

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

OCEAN

A
  • Openheid voor ervaringen
  • Conscieuntieusheid
  • Extraversie
  • Altruïsme
  • Neuroticisme/emotionele instabiliteit
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly