Hoofdstuk 10 Flashcards
Persoonlijkheid
Psychologische kenmerken die een zekere continuïteit verlenen aan het gedrag van een individu in verschillende situaties en op verschillende momenten.
Dispositie
Een psychische en fysieke kwaliteit of eigenschap van een persoon.
Dispositionele theorieën
Een verzamelnaam voor benaderingen van de persoonlijkheid op basis van temperament, karaktertrekken en persoonlijkheidstypen (binnenuit). Vallen drie theorieën onder: psychoanalyse, humanistische psychologie en trektheorieën.
Vijf-factorentheorie
Vijf fundamentele persoonlijkheidsdimensies:
- Extraversie
- Vriendelijkheid
- Zorgvuldigheid
- Stabiliteit
- Openheid voor ervaringen
Kwaliteitscriteria van tests
- Betrouwbaarheid
- Validiteit
- Empirisch-theoretische onderbouwing
- Uitvoering
- Normering
Psychoanalyse
Freuds theorie dat onbewuste processen de gehele persoonlijkheid bepalen. Driften als seks en de dood.
Humanistische persoonlijkheidstheorie
Theorie dat het accent legt op menselijke groei en potentieel in plaats van psychische stoornissen.
Sociaal-cognitieve theorie
Dit type theorie accentueert het belang van het leren, de perceptie en de sociale interactie voor de persoonlijkheid.
Psychodynamische persoonlijkheidstheorie
Groep theorieën van Freud die zich richten op onze aandacht op motivatie en op de invloed van de vroege jeugd op onze geestelijke gezondheid.
Cognitieve benadering
Gedrag vloeit niet voort uit de persoon OF de omgeving, maar uit de wijze waarop een persoon betekenis verleent aan zijn omgeving.
Thematische Apperceptietest (TAT)
Projectieve test waarbij respondenten verhaaltjes moeten verzinnen bij ambigue afbeeldingen.
Rorschachtest
Projectieve test waarbij respondenten moeten beschrijven wat ze in tien inktvlekken zien.
2 dimensies van Eysenck
Neurotisch - evenwichtig
Introvert - extravert
OCEAN
- Openheid voor ervaringen
- Conscieuntieusheid
- Extraversie
- Altruïsme
- Neuroticisme/emotionele instabiliteit