Hoofdstuk 5 - Protozoa Flashcards

1
Q

Inleiding

A

= kleine, meestal ééncellige organismen.

  • soms in kolonies
  • vrij levend/commensaal/symbiotisch/parasitair
  • voeden zich heterotroof:
  • osmotroof - zonder fagocytose; opgeloste substanties
  • fagotroof - fagocytose van solide voedselpartikels, plantaardig of dierlijk
  • autotroof/osmotroof (chloroplasten verloren)
  • ongeslachtelijke voortplanting; binair, veelvuldig of knopvorming
  • geslachtelijke voortplanting
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Morfologie

A
  • ééncellig eukaryoot
  • kolonievormend; weinig of geen celdifferentiatie
  • één of meer kernen per cel
  • meestal zonder endo- of exoskelet
  • sommige groepen beschermende schaal
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Fysiologie

A
  • alle functies uitgevoerd door organellen

- verschillende soorten voeding, soms fotosynthese

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Voortbeweging

A
  • flagellen
  • cilia
  • pseudopodia
  • cytoplasmatische stromign
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Voortplanting

A
  • aseksueel door splitsing

- seksueel door kernversmelting binnen individu, tussen individuen of gameten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Ontwikkeling

A

Geen embryonale ontwikkeling

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Habitat

A
  • vrijlevend (marien, zoetwater, vochtige grond)

- endoparasitair

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Grootte

A
  • meestal microscopisch klein

- soms enkele cm groot

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Diversiteit

A

31.000 beschreven soorten

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Kloppende vacuole

A
  • verscheidene kloppende vacuolen of slechts één
  • zeer dicht onder plasmamembraan
  • diastole en systole
  • vooral een osmoregulatorische funtie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Schaaltje of Lorica

A
Schaaltje = lichaamsomhulling nauwsluitend
Lorica = lichaamsomhulling met bewegingsruimte 

Omhulsels zijn vaak opgebouwd uit proteïne-achtige of mucopolysacharide-achtige secretie

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Voortbeweging

A
  • velen via glijmechanisme
  • sommigen flagellen of ciliën
  • sommigen pseudopodia (tijdelijk)
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Psuedopodia

A
  • lobopodium > breed, stomp
  • filopodium > fijn, naaldvormig, vertakt, geen reticulum
  • axopodium > fijn naaldvormig, onvertakt
  • reticulopodium > zeer fijn vertakt, netwerk met andere pseudopodia
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Celdeling

A
  • voortplanting: eenvoudige celdeling
  • dochtercellen kunnen gelijk of ongelijk delen
  • tweedeling of veeldeling
  • meeste flagellata: deling lengteas
  • meeste ciliophora: dwarsdeling
  • veeldeling: eerst kernvermeerdering
  • veeldeling vaak bij rhizopoda en sporozoa
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Gamogonie

A

> de gameten ontstaan in gamont, maar zullen als vrij zwemmende cellen copuleren
- zowel bij vrijlevende als symbiotische en parasitaire protozoa

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Autogamie

A

> enkele gameten of gameetkernen, afkomstig van zelfde gamont, versmelten

  • bij enkele Heliozoa en Foraminifera
  • sporadisch bij ciliophora
17
Q

Gamontogamie

A

> bij inzet geslachtelijk proces verenigen twee gamontcellen, twee of meer gamonten gaan met elkaar copuleren.

18
Q

Flagellata

A
  • een tot vele flagellen
  • verliezen af en toe hun flagellen; dan omhuld met gelei-omhulling
  • voortplanting door lengtedeling
  • geslachtelijke voortplanting alleen bij enkele groepen
  • heterotroof/autotroof/parasitair (enkelen)
19
Q

Rhizopoda

A
  • geen blijvende voortbewegingsorganellen
  • pseudopodia; voortbeweging en voedselopname
  • voortplanting door twee- of meerdeling
  • geslachtelijke voortplanting alleen bij enkele groepen
  • heterotroof/parasitait (enkelen)
20
Q

Sporozoa

A
  • voortbewegingsorganellen alleen bij microgameten me flagellen
  • generatiewisseling; geslachtelijke veeldeling afwisselend met ongeslachtelijke veeldeling (sporogonie) en bijkomend schizogenie.
  • allemaal parasitair - heterotroof
21
Q

Ciliophora

A
  • ciliën > bewegen geordend
  • twee soorten celkernen
  • ongeslachtelijk > tweedeling of veeldeling
  • geslachtelijke conjugatie en autogamie
  • heterotroof, sommigen parasitair, meestal vrijlevend