Hoofdstuk 5 - Protozoa Flashcards
Inleiding
= kleine, meestal ééncellige organismen.
- soms in kolonies
- vrij levend/commensaal/symbiotisch/parasitair
- voeden zich heterotroof:
- osmotroof - zonder fagocytose; opgeloste substanties
- fagotroof - fagocytose van solide voedselpartikels, plantaardig of dierlijk
- autotroof/osmotroof (chloroplasten verloren)
- ongeslachtelijke voortplanting; binair, veelvuldig of knopvorming
- geslachtelijke voortplanting
Morfologie
- ééncellig eukaryoot
- kolonievormend; weinig of geen celdifferentiatie
- één of meer kernen per cel
- meestal zonder endo- of exoskelet
- sommige groepen beschermende schaal
Fysiologie
- alle functies uitgevoerd door organellen
- verschillende soorten voeding, soms fotosynthese
Voortbeweging
- flagellen
- cilia
- pseudopodia
- cytoplasmatische stromign
Voortplanting
- aseksueel door splitsing
- seksueel door kernversmelting binnen individu, tussen individuen of gameten
Ontwikkeling
Geen embryonale ontwikkeling
Habitat
- vrijlevend (marien, zoetwater, vochtige grond)
- endoparasitair
Grootte
- meestal microscopisch klein
- soms enkele cm groot
Diversiteit
31.000 beschreven soorten
Kloppende vacuole
- verscheidene kloppende vacuolen of slechts één
- zeer dicht onder plasmamembraan
- diastole en systole
- vooral een osmoregulatorische funtie
Schaaltje of Lorica
Schaaltje = lichaamsomhulling nauwsluitend Lorica = lichaamsomhulling met bewegingsruimte
Omhulsels zijn vaak opgebouwd uit proteïne-achtige of mucopolysacharide-achtige secretie
Voortbeweging
- velen via glijmechanisme
- sommigen flagellen of ciliën
- sommigen pseudopodia (tijdelijk)
Psuedopodia
- lobopodium > breed, stomp
- filopodium > fijn, naaldvormig, vertakt, geen reticulum
- axopodium > fijn naaldvormig, onvertakt
- reticulopodium > zeer fijn vertakt, netwerk met andere pseudopodia
Celdeling
- voortplanting: eenvoudige celdeling
- dochtercellen kunnen gelijk of ongelijk delen
- tweedeling of veeldeling
- meeste flagellata: deling lengteas
- meeste ciliophora: dwarsdeling
- veeldeling: eerst kernvermeerdering
- veeldeling vaak bij rhizopoda en sporozoa
Gamogonie
> de gameten ontstaan in gamont, maar zullen als vrij zwemmende cellen copuleren
- zowel bij vrijlevende als symbiotische en parasitaire protozoa
Autogamie
> enkele gameten of gameetkernen, afkomstig van zelfde gamont, versmelten
- bij enkele Heliozoa en Foraminifera
- sporadisch bij ciliophora
Gamontogamie
> bij inzet geslachtelijk proces verenigen twee gamontcellen, twee of meer gamonten gaan met elkaar copuleren.
Flagellata
- een tot vele flagellen
- verliezen af en toe hun flagellen; dan omhuld met gelei-omhulling
- voortplanting door lengtedeling
- geslachtelijke voortplanting alleen bij enkele groepen
- heterotroof/autotroof/parasitair (enkelen)
Rhizopoda
- geen blijvende voortbewegingsorganellen
- pseudopodia; voortbeweging en voedselopname
- voortplanting door twee- of meerdeling
- geslachtelijke voortplanting alleen bij enkele groepen
- heterotroof/parasitait (enkelen)
Sporozoa
- voortbewegingsorganellen alleen bij microgameten me flagellen
- generatiewisseling; geslachtelijke veeldeling afwisselend met ongeslachtelijke veeldeling (sporogonie) en bijkomend schizogenie.
- allemaal parasitair - heterotroof
Ciliophora
- ciliën > bewegen geordend
- twee soorten celkernen
- ongeslachtelijk > tweedeling of veeldeling
- geslachtelijke conjugatie en autogamie
- heterotroof, sommigen parasitair, meestal vrijlevend