Hoofdstuk 5 - Genetische diagnostiek in de praktijk Flashcards

1
Q

Wat is de oorzaak van Duchenne?

A

Het is een X-gebonden recessieve aandoening t.g.v. pathogene varianten in het DMD gen.
75% van de mutaties zijn grote deleties of duplicaties. 25% zijn missense, nonsense, splice site mutaties of kleine deleties/inserties.
Wanneer het leesraam behouden wordt, ontwikkelt zich de ziekte van Becker, dit is een mildere vorm.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Hoe gaat de genetische diagnostiek naar mucoviscidose in zijn werk?

A

Er zijn meer dan 1700 mutaties beschreven bij muco. Daardoor start de genetische analyse met het testen van de 50 meest voorkomende varianten. Full sequencing volgt enkel als geen, of maar 1 mutatie gevonden wordt.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Wat zijn de belangrijkste genen geassocieerd met het long-QT syndroom?

A

KCNQ1, KCNH2, SCN5A.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is het belangrijkste gen geassocieerd met het Brugada syndroom?

A

SCN5A.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is het belangrijkste gen geassocieerd aan het catecholaminerge polymorfe ventrikel tachycardie?

A

RYR2.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat is allelische heterogeniteit?

A

De aanwezigheid van verschillende varianten in één enkele genlocus die eenzelfde of gelijkaardig fenotype veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is locus heterogeniteit?

A

Pathogene varianten in verschillende genen (verschillende loci) die eenzelfde fenotype veroorzaken.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly