Hoofdstuk 2 - Chromosomale afwijkingen Flashcards

1
Q

Juist of fout?

Euploïden zullen meestal tot een miskraam leiden.

A

Juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
2
Q

Juist of fout?

Een autosomale monosomie zal altijd tot een miskraam leiden.

A

Juist.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
3
Q

Welke aneuploïden zullen tot een levensvatbaar kind leiden?

A
  • Trisomie 13: Patau syndroom
  • Trisomie 18: Edwards syndroom
  • Trisomie 21: Down syndroom
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
4
Q

Wat is de meest voorkomende oorzaak van trisomie 21?

A

Een losse trisomie 21, in 95% van de gevallen afkomstig van de moeder. De ouders hebben geen chromosomale afwijkingen. Het herhalingsrisico is 1%.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
5
Q

Wat is een reciproke translocatie?

A

Wanneer twee chromosomen niet-homologe regio’s inruilen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
6
Q

Wat zijn minder voorkomende oorzaken van Down syndroom?

A
  • 4% Robertsoniaanse translocatie: verhoogd herhalingsrisico
  • 1% mozaïcisme door postzygotische non-disjunctie
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
7
Q

Wat is de kleinst detecteerbare afwijking bij karyotypering?

A

5 megabasen of 5.000.000 nucleotiden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
8
Q

Wat zijn indicaties voor karyotypering?

A
  • Constitutionele aandoeningen: miskraam, mors in utero, perinataal overlijden, sub- of infertiliteit, vermoeden trisomie, congenitale anomalieën, verstandelijke beperking of vertraagde neuromotore ontwikkeling
  • Familiale anamnese: eerste-graadsverwant met gekende of vermoede chromosomale afwijking
  • Prenataal: afwijkende NIPT, echografische afwijkingen
  • Neoplasie: vaste tumoren, hematologische tumoren
How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
9
Q

Wat is meestal de oorzaak van het Turner syndroom?

A

Een anafase lag, waardoor 1 van de geslachtschromosomen te traag migreert naar de celpool tijdens de celdivisie en buiten de nucleus belandt en wordt afgebroken. Dit kan zowel optreden bij de gametogenese (constitutioneel) of post-zygotisch bij vroege mitose (mozaïcisme). Veel Turner patiënten zijn mozaïek.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
10
Q

Is er bij hogere maternele leeftijd een hoger risico op Turner?

A

Neen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
11
Q

Waar moet je additioneel mee opletten wanneer een mannelijke patiënt met Turner mozaïek is (45X/46XY)?

A

Wanneer er XY weefsel in de gonaden aanwezig is, gaat het gepaard met een verhoogd risico op maligniteit. Daarom wordt een preventieve gonadectomie aangeboden.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
12
Q

Wat is hybridisatie?

A

Wanneer twee enkele, complementaire DNA-ketens samengebracht worden in een oplossing bij matige temperatuur en pH om zo terug een dubbele helix te vormen. De match hoeft hiervoor geen 100% te zijn.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
13
Q

Waarvoor wordt FISH gebruikt?

A

Om aan- of afwezigheid, copy number en/of chromosomale locatie van een DNA sequentie te bestuderen.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
14
Q

Waarvoor wordt arrayCGH gebruikt?

A

Voor genoomwijde detectie van winst of verlies van genetisch materiaal (bv. deleties of duplicaties). Ongebalanceerde translocaties kunnen dus gedetecteerd worden, maar gebalanceerde translocaties niet!

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
15
Q

Wat zijn CNV’s?

A

Copy number variaties zijn structurele variaties die een verandering teweegbrengen in het aantal kopijen van specifieke regio’s in het DNA. Ze kunnen een deletie of een duplicatie betreffen. Deze deleties of duplicaties overspannen een vrij groot deel van het DNA en kunnen dus meerdere genen bevatten.

How well did you know this?
1
Not at all
2
3
4
5
Perfectly
16
Q

Welke impact kunnen CNV’s hebben?

A

Ze kunnen benigne polymorfe varianten zijn, maar kunnen ook complexe aandoeningen, Mendeliaanse aandoeningen of sporadische aandoeningen veroorzaken.

17
Q

Bij welke (niet-genetische) aandoeningen zijn CNVs zoals betrokken?

A

Schizofrenie, bipolaire stoornis, autisme, Alzheimer, idiopathische epilepsie, Parkinson, mentale retardatie, pancreatitis, ziekte van Cröhn, psoriasis, lupus, obesitas,…

18
Q

Geef enkele voorbeelden van autosomaal dominante aandoeningen die veroorzaakt worden door CNVs.

A
  • Williams-Beuren syndroom (deletie)
  • Velocardiofaciaal syndroom (deletie)
  • Charcot-Marie Tooth type 1A (duplicatie)
  • Smith-Magenis syndroom (deletie)
  • Spinocerebellaire ataxie-20 (duplicatie)
19
Q

Geef enkele voorbeelden van autosomaal recessieve aandoeningen die veroorzaakt worden door CNVs.

A
  • Ziekte van Gaucher (deletie)
  • Spinale musculaire atrofie (deletie)
  • Familiale juveniele nefronophtysis (deletie)
  • Thalassemie (deletie)
20
Q

Geef enkele voorbeelden van X-gebonden aandoeningen die veroorzaakt worden door CNVs.

A
  • Rood-groen kleurenblindheid (deletie)
  • Hemofilie A (inversie/deletie)
  • Ichtyosis (deletie)
21
Q

Wat is imprinting?

A

Het proces waarbij materneel en paterneel afkomstige chromosomen op een unieke manier chemisch gemodificeerd worden, resulterend in een verschillende expressie van gen(en) afhankelijk van hun parentale origine.

22
Q

Juist of fout?

Prader-Willi syndroom wordt veroorzaakt door een deletie van de PWS regio op het materneel allel.

A

Fout, het wordt veroorzaakt door een deletie van de PWS-regio op het paterneel allel.